Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 164

meest recente bericht boven

Specials:
Kwartaal update Alliander Q3 + 245 MWp PV, maar blijvende vraagtekens verdeling 2019-2020
CBS - wederom aanpassing zonnestroom statistiek ("data discrepantie")
SDE 2020 ronde I - laatste SDE "+" regeling
1 Hoofdlijnen resultaten beschikkingen SDE 2020-I
2 Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen
3 Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken

1 oktober 2020 - 28 oktober 2020


 
^
TOP

25 oktober 2020: SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken. In twee eerdere berichten heb ik reeds gerapporteerd over de eerste resultaten uit de kamerbrief over de voorjaarsronde van SDE 2020, de laatste officiële "SDE +" regeling. In deel twee volgde een nadere analyse van de verhoudingen tussen de beschikkingen en aanvragen in die regeling, met de evolutie van enkele extra belangrijke parameters van alle regelingen sedert SDE 2008.

Dit derde deel behandelt, naar analogie van de analyse van de beschikkingen voor de najaarsronde van SDE 2019, en eerdere rondes, meer specifieke parameters van de zonnestroom beschikkingen in de RVO lijst, en in groter detail. Aandacht wordt hierbij gegeven aan indeling in grootte klasses, in type installatie (voor zover RVO daar kijk op heeft gekregen en er correcte meldingen zijn verstrekt), en in het beschikte potentieel aan de zonneparken en, ditmaal ook, enkele installaties "op water". Daarnaast worden er wat financiële details samengevat. Ook in deze ronde zijn weer behoorlijk veel (meer dan honderd) zonnepark beschikkingen uitgegeven, deels geanonimiseerd. Wat altijd een hoop uitzoek-werk kost om te achterhalen wat voor projecten dat precies betreft, waar ze liggen, en of er al meer informatie over beschikbaar is. Van alle beschikkingen voor door RVO als zodanig gemarkeerde grondgebonden installaties, en in deze ronde ook weer enkele projecten, als zodanig gemarkeerd, "op water", is wederom stuk voor stuk nagezocht wat voor (extra) informatie boven tafel gehaald kon worden. Al deze informatie is inmiddels toegevoegd aan het zeer belangrijke deel dossier "grondgebonden zonneparken" en "floating solar projecten" met SDE beschikking, bij Polder PV. Hierin is inmiddels een zeer groot volume aan potentiële PV capaciteit ondergebracht. Die zeer waarschijnlijk voor een aanzienlijk deel ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, i.t.t. een substantieel deel van de projecten uit de "pending" lijst die nog geen felbegeerde beschikking hebben, en waarvan verwacht mag worden dat er nog heel veel van af kan vallen, vanwege een scala aan redenen.


(1) Verdeling beschikkingen SDE 2020-I over grootte klasses

Ten eerste de verdeling van de in totaal 6.882 beschikkingen voor PV projecten onder SDE 2020-I. Met in totaal 3.440,1 MWp aan toegekende capaciteit, goed voor een maximaal uit te keren budget van MEUR 2.148 over een periode van 15 jaar (afgezien van mogelijkheid van extra jaar d.m.v. "banking"). Deze grafiek verschilt qua karakter en onderlinge verhoudingen aanzienlijk van die voor de najaarsronde van SDE 2019 (met slechts 986 toegekende, gemiddeld grote beschikkingen, resp. 1.954 MWp capaciteit en max. MEUR 1.734 budget toegewezen). Die ook al zeer sterk afweek, qua karakter, van de voorjaarsronde voor dat jaar (zie detail analyse van 8 juli 2020).


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2019-II regeling, in een apart tabblad.
U zult zien dat er nogal wat fundamentele verschillen zitten in de toekenningen onder deze twee regelingen.

In deze stapel grafiek staan wederom drie parameters getoond, aantallen beschikkingen voor PV projecten binnen SDE 2020-I (linker kolom), de daarmee gepaard gaande beschikte project capaciteit in MWp (middelste kolom), en het maximale te vergeven subsidiebedrag voor dat toegekende volume, over de "klassieke" subsidie periode van 15 jaar (rechter kolom). Per kolom is onderscheid gemaakt in de door mij al langer gebruikte 7 project grootte categorieën (zie bijvoorbeeld indeling van grondgebonden projecten, artikel van 19 februari 2019). Deze indeling houd ik standaard aan voor alle analyses van SDE projecten.

Bij de aantallen is, net als in de voorlaatste regelingen (SDE 2018-II, SDE 2019-I, SDE 2019-II) de "typische rooftop" categorie PV projecten vanaf 50 tot 500 kWp blijvend dominant, met 5.278 van de 6.882 beschikkingen (aandeel van 76,7%). Dat is een terugkeer naar het hoge niveau van SDE 2019-I (77,5%), na het relatief lage aandeel onder de byzondere voorganger regeling, SDE 2019-II, die gedomineerd werd door relatief weinig, maar gemiddeld wel grote projecten (63,2%). Ditmaal komt categorie 500 tot 1.000 kWp op de tweede plaats bij de aantallen beschikkingen (703 stuks, 10,2%), verrassend gevolgd door de populair geworden categorie met beschikkingen van 1 tot 5 MWp per stuk (467 exemplaren [6,8%], ruim 4 maal zoveel dan onder SDE 2019-II, met 112 stuks). De kleinste categorie 15 tot 50 kWp komt op de vierde plek, met 355 beschikkingen. Dan is er nog een klein restant van 79 beschikkingen van 5 MWp of groter, die echter wel bij de totale toegekende capaciteit relatief sterk scoren (zie verder).

Capaciteit - weer sterk gewijzigde verhoudingen t.o.v. situatie SDE 2019-II

Als we nu de beschikte capaciteiten nader onder de loep gaan nemen, blijken de oude verhoudingen weer min of meer te zijn terug gekeerd, die met de "byzondere" SDE 2019-II tijdelijk op de schop waren genomen. Onder die voorgaande SDE ronde waren het vooral de grotere projecten die de dienst uitmaakten, met een zeer hoog volume, 78% van de totale toegekende capaciteit, voor de drie grootste categorieën (vergelijk de situatie onder SDE 2019-II ook met het exemplaar voor SDE 2019-I - in separate tab-bladen). Bij de capaciteit blijkt de onder SDE 2019-II nog omvangrijkste categorie, beschikkingen per stuk van 30 MWp of groter (toen 705 MWp, 36% van totaal) nu weer op de een-na-laatste plaats te zijn beland, met 65 MWp (nog geen 2% van totaal, wat zelfs nog een stuk lager ligt dan de bijna 9% voor deze grootste categorie, t.o.v. het totaal volume toegekend onder SDE 2019-I). De grootste hoeveelheid toegekende capaciteit vinden we onder SDE 2020-I, net als bij de aantallen beschikkingen, weer in de populaire rooftop categorie met beschikkingen tussen 50 en 500 kWp. Met in totaal 1.269,1 MWp, bijna 37% van het totale beschikte volume van 3,44 GWp.

Daarmee is de verhouding tussen deze categorie en de zeer grote beschikkingen vanaf 30 MWp op een niveau gekomen van 19,5 staat tot 1. Onder de exceptionele SDE 2019-II was dat totaal anders (factor 0,2 staat tot 1). Onder SDE 2019-I was die verhouding 4,1 staat tot 1. Ergo: de populaire "rooftop categorie" met beschikkingen tussen de 50 en 500 kWp is in deze laatste SDE "+" ronde zelfs nog beter bedeeld dan onder de voorjaars-ronde van SDE 2019, in relatie tot de "typische" grote veldopstelling categorie met beschikkingen vanaf 30 MWp. De sterke verschuiving in schaalvergroting die plaatsvond onder SDE 2019-II is met de laatste ronde dus weer teruggedraaid naar "normalere" verhoudingen, in het voordeel van (veel meer) kleinere rooftops. Een "politiek gewilde" ontwikkeling.

Ditmaal volgt de grootte klasse 1-5 MWp onder SDE 2020-1 op enige afstand van categorie 50-500 kWp, met 907,4 MWp (ruim 26% van totaal). Onder deze categorie vallen de grote rooftop projecten op, onder anderen, distributiecentra, en de kleinere veld installaties. Dit is een duidelijke progressie t.o.v. de situatie onder de voorgaande SDE regelingen (572 MWp onder SDE 2019-I, en slechts 246 MWp onder SDE 2019-II, met aandelen van 23% resp. 13% op de totale volumes). Opvallend is, dat binnen deze categorie met grote projecten, weer het merendeel van de toegekende projecten dakgebonden is. Slechts 8% betreft beschikkingen voor veld projecten (bij de capaciteit is het marginaal meer, 9%).

Na deze categorie volgen twee klassen met ongeveer even grote volumes, 504,5 MWp (14,7% van totaal) voor de "typische veldopstelling categorie" met beschikkingen tussen de 5 en 15 MWp, resp. 484,3 MWp (14,1% van totaal) voor de "typische grotere rooftop categorie", met project beschikkingen tussen de 500 en 1.000 kWp. De categorie met grote beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp telt op tot 197,7 MWp (5,7% van totaal). Na de hierboven al genoemde grootste project categorie met beschikkingen vanaf 30 MWp (65 MWp), volgt nog het kleinste segment, beschikkingen tussen de 15 en 50 kWp, die slechts een volume van 12,1 MWp bij elkaar omvatten, een povere 0,4% van het totale volume. Veel ontwikkelaars van dergelijke kleine zonnestroom projecten zullen al lang niet meer de moeite nemen om SDE subsidie aan te vragen. Bij de sterk geslonken systeem prijzen, is zo'n project beslist al "betaalbaar uit de beschikbare kasmiddelen" te achten. Zoals hierboven geschetst, zijn er nog maar 355 beschikkingen in deze kleinste klasse afgegeven in de laatste SDE "+" ronde, wat wel een toename is t.o.v. SDE 2019-I.

Budget claims per categorie

Niet veel anders dan voor de beschikte capaciteiten, luidt het verhaal voor de totale (maximale) budget claim die deze volumes hebben veroorzaakt, met slechts geringe relatieve verschillen tussen de project categorieën onderling. Wel is opvallend, dat er forse relatieve verschillen zijn in de totale project subsidies, tussen de laatste drie SDE "+" regelingen. Voor de voorjaarsronde van SDE 2019 werd 2.514,6 MWp toegekend, met een maximale beschikking van 2.543,8 miljoen Euro, derhalve gemiddeld 1,01 Euro per Wattpiek maximale subsidie (uiteindelijk waarschijnlijk een stuk lager uitpakkend). In de najaarsronde voor dat jaar is die verhouding, met 1.954,4 MWp toegekend en max. 1.734 miljoen Euro subsidie over 15 jaar, nog maar maximaal 0,89 Euro per Wattpiek geworden. Onder SDE 2020-I, met 3.440,1 MWp, resp. 2.148 miljoen Euro, is dat verder gedaald naar nog maar 0,62 Euro per Wattpiek, maar liefst 30% minder dan onder de voorgaande regeling. De - geforceerde - kostenreductie voor de overgebleven beschikkingen is hard gegaan, de laatste tijd.

De meest succesvolle categorie bij zowel de aantallen als het toegekende vermogen, beschikkingen van 50-500 kWp, claimt maximaal 824,3 miljoen Euro exploitatie subsidie in 15 jaar tijd (ruim 38% van totaal - maximaal - beschikt voor PV, 2.148 miljoen Euro). De verhoudingen bij de overige categorieën zijn grofweg 26% (1-5 MWp), bijna 15% (500-1.000 kWp), bijna 14% (5-15 MWp), ruim 5% (15-30 MWp), en 1,7% (vanaf 30 MWp). De kleinste project categorie (15-50 kWp) claimt slechts max. 7,6 miljoen Euro over een periode van 15 jaar (0,4% van totale claim).


(2) Verdeling beschikkingen SDE 2020-I over type opstelling

Disclaimer.
RVO heeft in de laatste updates van haar overzichten een "typering" van de projecten opgenomen, en had aanvankelijk alleen een categorie "veldopstelling" ingevoerd. Die kwalificatie is beslist niet altijd voldoende, en soms zelfs fout. Polder PV kent meerdere SDE beschikte projecten die in zijn geheel of deels als grondgebonden project zijn uitgevoerd, maar die geen "ja vinkje" hebben gekregen van RVO voor de eerder gehanteerde typering "veldopstelling". En die zijn dus onterecht ondergebracht in de grootste categorie, "daksysteem". Bovendien zijn er behoorlijk wat - meestal kleinere - veldopstellingen gerealiseerd zonder SDE beschikking, die helemaal niet bij RVO zijn terug te vinden (voor een eerdere vergelijking tussen RVO en Polder PV data, zie deze analyse van begin 2019). Daaronder zitten onder andere Postcoderoos projecten, maar ook andere installaties die niet in publiek toegankelijke dossiers zijn terug te vinden. Polder PV kende eerder al ook enkele projecten met "ja" vinkje achter "veldopstelling" bij RVO die dat beslist niet zijn (rooftop installaties).

Later is ook een extra kwalificatie voor drijvende projecten (floating solar) ingevoerd, maar ook daarvoor gelden vergelijkbare waarschuwingen: zeker van oudere projecten is die kwalificatie helemaal niet meegenomen, soms is een floating solar installatie (slechts) een onderdeel van een groter project on-site (mengvormen met veldopstelling en/of rooftop op hetzelfde erf), etc. Ergo: we moeten blijven oppassen dat we projecten niet in de verkeerde categorieën (laten) belanden, en ons daar door laten leiden. Alleen exacte, individuele project kwalificaties, zoals Polder PV al jaren bijhoudt, kunnen de precieze toedeling garanderen. Het is de laatste jaren evident geworden, dat de RVO lijsten beslist niet 100% voldoen aan deze vereiste. Daar heeft ondergetekende in de loop der jaren meerdere voorbeelden van ontdekt. Van zeer veel projecten heb ik detail informatie, en vaak ook fotografische documentatie in archief. Dat is dus goed hard te maken.

Voor de grafieken in het huidige artikel is echter gebruik gemaakt van de kwalificaties zoals RVO die opgeeft. Die dus niet een compleet en helder beeld geeft van de werkelijke verdeling. Al blijft rooftop solar natuurlijk in alle opzichten bij de aantallen SDE projecten het grootste stempel drukken. In tegenstelling tot de SDE 2019-II regeling, zijn onder SDE 2020-I wederom enkele nieuwe drijvende zonnepark project beschikkingen als zodanig geïdentificeerd door RVO. Er zijn wel wat twijfels bij de 5 beschikkingen voor Waterschap Scheldestromen (Zeeland), omdat die allemaal rioolwaterzuiveringen betreffen. Gaat het waterschap zonnepanelen op het rioolwater in hun bezinkbassins aanleggen ? Ik heb hierover in ieder geval nog geen nadere info gevonden, wel dat het waterschap, net als diverse andere collega bedrijven, hun RWZI's o.a. middels toepassing van zonne-energie wil verduurzamen (dat betreft echter in de meeste gevallen veldopstellingen, en soms wat kleinere rooftops on-site).

Wel lijkt de kwalificatie bij RVO kennelijk steeds beter en gedisciplineerder gehanteerd voor nieuwe projecten, omdat daar ook naar wordt gevraagd in de aanvraag formulieren op de website. Zo ook onder de SDE 2019 en 2020 jaar rondes, waar nu naast "daksysteem" (nog steeds allergrootste hoeveelheid projecten) ook standaard "veldsysteem" is verschenen in de overzichten. Die rap in belang toegenomen categorie van grondgebonden installaties, was onder SDE 2019-II zelfs de belangrijkste van allemaal, wat capaciteit betreft. In SDE 2020-I is dat aandeel op het totaal echter een stuk minder, maar nog steeds significant.

Verder gaat de "uitsplitsing" van RVO nog steeds niet. Dus er is ook geen - zeer belangrijke, en dus nog node missende - uitsplitsing van byzondere projecten als geluidswallen met PV (een byzonder type "veld systeem"), carports, trackers, fassade systemen, en wat dies meer zij. Die Polder PV ook al jaren wel separaat in zijn overzichten opvoert. Het is dus een "grove indeling", die hier onder wordt getoond.


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2019-II regeling, in een apart tabblad. Ook daaruit blijkt, dat het
karakter van de SDE 2020-I wezenlijk anders is geweest m.bt.. de verdeling van de toekenningen, dan onder SDE 2019-II.

Uitsplitsing van de 6.882 PV beschikkingen over "type installatie", volgens de RVO toewijzingen aan 3 project categorieën (inclusief enkele drijvende installaties geoormerkt). Ook deze grafiek is qua karakter wederom "dramatisch verschillend" van die voor de najaarsronde van SDE 2019. Uiteraard het overgrote merendeel blijvend rooftop projecten, of "andere categorie niet zijnde veldopstelling of drijvend" betreffend, die niet als zodanig door RVO zijn geïdentificeerd. 6.772 van de 6.882 opgevoerde PV beschikkingen, dik 98% van het totaal aantal beschikkingen valt onder de categorie dakopstelling. Waarmee ook weer direct wordt aangetoond, dat het merendeel van het aantal project beschikkingen naar rooftop installaties blijft gaan. Dat was ook al zo onder SDE 2018-II en SDE 2019-I, alleen onder SDE 2019-II was het iets minder, 88%.

Ditmaal zijn 103 project beschikkingen (1,5% van totaal) naar zogenaamde "veldopstellingen" gegaan, wat minder dan de 121 onder SDE 2019-II, of de 105 exemplaren onder SDE 2018-II. Maar beduidend meer dan de 85 exemplaren onder SDE 2019-I. Wel blijft het bij de aantallen toekenningen veruit de minderheid t.o.v. de rooftop beschikkingen.

Er zijn ditmaal ook weer door RVO 7 beschikkingen afgegeven voor projecten "op water".

Kijken we naar de beschikte capaciteiten, is de realiteit weer sterk gewijzigd t.o.v. de voorgaande regeling, die werd gedomineerd door een zeer hoog volume voor veldopstellingen (77% van totaal capaciteit onder SDE 2019-II !). De situatie is weer genormaliseerd onder SDE 2020-I. De verhouding is wel beduidend groter dan bij de aantallen projecten, het volume aan capaciteit toegekend voor grondgebonden projecten, 531,1 MWp, is 15,4% t.o.v. het totaal toegekende volume (3.440,1 MWp). Maar het volume voor rooftop installaties, 2.890,9 MWp is ditmaal sterk dominant, 84% van totaal toegekend volume. En dus een factor 5,4 maal het volume toegekend aan grondgebonden installaties. Dit is compleet verschillend van de factor 3,3 in het voordeel van de veldopstellingen (t.o.v. rooftop), onder SDE 2019-II. Onder SDE 2019-I lag de verhouding rooftop projecten t.o.v. de veldopstellingen ongeveer op een factor 3 staat tot 1. Dat SDE 2019-II zo sterk afwijkt van de voorgaande en opvolgende SDE regeling, heeft met de enorme overschrijding van het aangevraagde budget te maken. Met name daardoor is het grootste deel van de omvangrijke stapel (kleine) rooftop projecten, met "te hoog gevraagde" basisbedragen t.o.v. de veel lager inzettende grote (veld) projecten kansloos geweest, en is dat afgewezen.

Big rooftops

De grootste beschikking voor een rooftop project valt, onder SDE 2020-I, toe aan het hoofdkantoor van Swinkels Family Brewers, bekend van Bavaria, in Lieshout (Laarbeek, NB), en heeft een beschikte capaciteit van maar liefst 15,5 MWp. Dit kan echter onmogelijk op het vrij bescheiden gebouw op deze lokatie (nog geen 2.500 m²), en is waarschijnlijk bedoeld voor een grote carport op de parkeerterreinen er omheen (en valt derhalve bij Polder PV beslist niet in de "klassieke rooftop" categorie). Bovendien wordt het te bouwen - vrij staande ? - PV dak kennelijk geleased van de beschikking houder, een van de vele dochters van Sunrock, welbekend om haar grote (plat dak) rooftop solar projecten. Wel is er eerder al een rooftop installatie met SDE beschikking van een kleine 1.300 panelen op het naburige pand met de Drankenhandel aangebracht, begin 2017.

De nummer twee bij de grote rooftop beschikkingen van SDE 2019-II is een nieuw te bouwen bedrijfspand naast het Action Distributie centrum in Echt (L.), wat zelf al 4 jaar een grote PV generator op het dak heeft liggen. Hier is de PV tak van de grote, in Oisterwijk zetel hebbende logistieke vastgoed bouwer Dokvast, Powerlinq, de beschikkinghouder. Er is voor deze nieuwbouw lokatie een beschikking verkregen van 13,8 MWp.

Nummer drie is alweer een Sunrock project, wederom op geplande nieuwbouw in het buitengebied (Klaver 5 plan) van DC centrum "hot-spot", Venlo Greenport, binnen de grenzen van Sevenum (gem. Horst aan de Maas, Limburg). Daarvoor is een 11,55 MWp grote rooftop beschikking afgegeven. Voor de portfolio van Sunrock in relatie met 2 andere grote project ontwikkelaars, zie ook het intermezzo hier onder.

Intermezzo - "Grote ontwikkelaars"

Sowieso heeft Sunrock een flinke slag geslagen binnen de SDE 2020-I ronde, bovenop de omvangrijke portfolio die al op hun naam stond (nog exclusief eventuele projecten die niet direct op de naam van een van hun dochter BV's is gesteld bij RVO, of die om wat voor reden dan ook zouden kunnen zijn geanonimiseerd). Onder deze laatste SDE "+" ronde zijn er weer direct 125 op naam gestelde beschikkingen afgegeven voor diverse Sunrock entiteiten, met een gezamenlijk beschikte capaciteit van 307 MWp (resulterend in een hoog gemiddelde van maar liefst 2,5 MWp per beschikking ...). Vanaf SDE 2014 tot en met de voorjaars-ronde van SDE 2020 zijn er nu direct op naam van Sunrock entiteiten al 352 SDE beschikkingen (exclusief vervallen exemplaren van oudere regelingen, en exclusief niet direct op naam gestelde of anonieme beschikkingen) terug te vinden in de groslijst van RVO. Met een beschikte capaciteit van maar liefst 834 MWp (en een gemiddelde van 2,4 MWp per beschikking). Disclaimer: goed moet hierbij beseft worden, dat voor verschillende grote distributiehallen er meerdere beschikkingen zijn verkregen, een fenomeen wat heel wat vaker voorkomt dan menigeen bevroedt in ons land. Ergo, het gaat in totaal om minder projecten voor deze grote ontwikkelaar, al compenseert een onbekend volume anonieme beschikkingen dat (deels) mogelijk weer.

Bekende Greenchoice dochter International Solar zit zo'n beetje op de helft van die capaciteit, met iets minder beschikkingen, die per stuk gemiddeld ook een stuk kleiner zijn (1,2 MWp). Een andere bekende, grote project ontwikkelaar, GroenLeven heeft in de groslijst tm. SDE 2020-I ongeveer evenveel beschikkingen direct op naam staan als Sunrock, met 674 MWp toegekende capaciteit (gemiddeld 1,9 MWp/beschikking), maar daarbij moet beseft worden dat ze ook heel veel projecten installeren voor derde partijen (die dus niet op hun naam staan). En ik heb al gezien dat veel beschikkingen die onder het grote Friesland Campina project, met honderden boerderij daken bij melkveehouders, vallen, na realisatie zijn geanonimiseerd. Ergo, er zullen heel wat meer beschikkingen bij GroenLeven ondergebracht moeten worden, met heel wat meer capaciteit, om een "eerlijke(r)" vergelijking mogelijk te maken.

Dit laatste wordt meteen duidelijk aan het opgegeven reeds gerealiseerde vermogen door GroenLeven (wat grotendeels, doch niet exclusief SDE beschikte projecten zal betreffen): het bedrijf claimt (status 22 okt. 2020) al 854 PV projecten te hebben opgeleverd, met een gezamenlijke capaciteit van maar liefst 1.742 MWp (!). Dat laat goed zien, dat we altijd met byzonder grote prudentie moeten omgaan met de informatie die het RVO toont !

Helemaal tegenover het hierboven genoemde "grote rooftop geweld" van de drie grootste beschikkingen onder SDE 2020-I, staan nog steeds een serie kleine project beschikkingen voor daken in de RVO lijst, in deze ronde zelfs 23 installaties kleiner dan 20 kWp (vorige ronde: 13 stuks). De kleinste twee exemplaren, voor een verzorgingshuis in Aalsmeer (NH), resp. een ingenieurs-bureau in Roermond (L.), zelfs op de laagst aan te vragen project grootte, exact 15 kWp. Ook al blijven de aantallen beschikte kleine projecten relatief bescheiden, er is wel een duidelijke toename in de kleinste project categorie te zien. Onder de huidige besproken laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, zijn er maar liefst 355 project beschikkingen per stuk tussen de 15 en 50 kWp, met zelfs twee kleine veldopstellingen daarbij (de rest is klassieke rooftop), in de RVO lijst terug te vinden. Met een gezamenlijk vermogen van ruim 12 MWp, wat slechts 0,4% bedraagt van het totaal beschikte volume. In voorgaande rondes lagen de aantallen bij de oorspronkelijke beschikkingen op heel wat lagere niveaus bij deze kleinste project categorie: 113 stuks onder SDE 2019-II, onder SDE 2019-I 288 stuks, bij SDE 2018-II 303 exemplaren.

De bandbreedte in beschikte rooftop projecten is onder SDE 2020-I dus een factor 1.033 tussen de grootste (15,5 MWp, weliswaar een byzondere, waarschijnlijk een grote carport) en de kleinste afgegeven beschikking (15 kWp). Onder SDE 2019-II was die verhouding nog een factor 1.084 : 1.

Ook grote bandbreedte project-beschikkingen veldopstellingen

De range van de project beschikkingen in de categorie grondgebonden PV installaties loopt onder SDE 2020-I weer over een enorme bandbreedte van minimaal 26 kWp, tot zelfs een beschikking van 35 MWp, een factor 1.346 maal zo groot. In de bandbreedte voor SDE 2019-II was die verhouding zelfs nog fors groter, omdat de grootste beschikking ooit onder die regeling is afgegeven (148 MWp voor Zonnepark Dorhout-Mees te Biddinghuizen, Fl.), een factor 1.642. Onder SDE 2019-I was het verschil ook groot, factor 1.231, maar dus wel een stuk kleiner dan bij de opvolgende 2 regelingen. Het verschil in brandbreedte t.o.v. dat bij de rooftop beschikkingen onder SDE 2020-I (factor 1.033 : 1), is echter nog steeds beduidend groter. Het geeft de enorme range weer, waar onder het fenomeen "veldopstelling" kan - en zal worden - gebouwd. Van zéér klein, tot grootschalig. Alles er tussenin is (ook) mogelijk.

De kleinste beschikking voor een veld-opstelling vinden we binnen de SDE 2020-I regeling terug in het Zuid-Hollandse Reeuwijk, en wel bij de lokatie van een nieuw te bouwen woning met kantoorfunctie, in het plassengebied. Waar kennelijk een kleine grondgebonden installatie is gepland, waarvoor subsidie is aangevraagd, en ook daadwerkelijk in de vorm van een beschikking voor 26 kWp van RVO is verkregen. Een tweede kleine beschikking, voor slechts 28 kWp, is afgegeven voor het erf bij de monumentale zorgboerderij Margaretha's Hoeve in Nieuw-Vennep (NH). Deze boerderij is in beheer bij Stadsherstel Amsterdam, die probeert om zoveel mogelijk monumenten in en buiten Amsterdam te redden van verval, en ze een "tweede leven" te geven. Daarbij wordt gepoogd de opstallen en het erf zo veel mogelijk intact te houden.

De grootste beschikking is in deze laatste SDE "+" regeling een geanonimiseerd exemplaar, voor maar liefst 35 MWp. Wat, gezien de omvang, hoogstwaarschijnlijk het reeds langer bij Polder PV bekende project plan voor zonnepark Sambeeksedijk van Profin (Sustainable Energy Solutions) in het Noord-Brabantse Sint-Anthonis betreft. De beschikking staat weliswaar voor Oploo gemeld, maar dat zijn vaak bij grotere veld installaties verwijzingen naar kadastrale percelen, die in eerdere jaren onder andere benamingen of zelfs (her-ingedeelde) gemeentes vielen. De perceel nummers in de omgevingsvergunning voor zonnepark Sambeeksedijk vallen dan ook onder "Oploo", een dorp wat (tegenwoordig) een stuk meer naar het zuid-westen ligt van de werkelijke project lokatie. Hier is wel vaker verwarring over bij de beschikkingen in de RVO lijsten. Overigens staat op de website van Profin, dat er een 28 MWp project met 95.000 zonnepanelen zou worden gerealiseerd. De realiteit is hierbij vaak, dat dergelijke getallen nog lang niet in beton zijn gegoten, en dat die in het verdere plannings-stadium, en zelfs nog tot ver in de bouwfase, fors kunnen worden aangepast. Zie ook de laatste grafiek voor verdere verfijning van deze project categorie.

Ik ben wederom, vanwege het volume aan beschikkingen voor door RVO toegewezen "veldopstellingen" (ditmaal 103 stuks), weer behoorlijk wat tijd kwijtgeraakt aan het uitzoeken van het karakter, en exacte lokatie van de talloze beschikkingen voor grondgebonden projecten onder SDE 2020-I, en heb dat, tussen diverse andere statistiek projecten door, stap voor stap afgerond. Er zaten weer een dertiental anonieme beschikkingen tussen, waarvan het altijd spannend is, of daar toch geen (reeds bekend) plan aan is te koppelen. Wederom heb ik van de meeste daarvan de werkelijke lokaties kunnen ontrafelen, aan de hand van eerder mij bekend geworden info uit de enorme "pending" lijst, aangevuld met nieuwe data, deels uit omgevingsvergunningen, etc. Net als voor de voorgaande ronde, is er weer een behoorlijke aantal beschikkingen voor uitbreidingen van bestaande projecten en/of van reeds geplande, eerder beschikte project lokaties.

Veldopstellingen - diverse detail zaken

Ik heb diverse zaken rond de afgegeven beschikkingen voor veldopstellingen nog even op een rijtje gezet, de resultaten leggend naast alle mij bekende reeds opgeleverde en geplande grondgebonden zonnepark projecten en lokaties. En kom daarbij tot de volgende bevindingen over deze blijvend belangrijke categorie binnen SDE 2020-I:

  • Totaal 103 (nieuwe) beschikkingen voor "veldsystemen" (terminologie: RVO).

  • De grootste drie project beschikkingen zijn (1) voor het reeds genoemde Sambeeksedijk project van Profin te St. Anthonis NB (beschikking: 35 MWp), (2) Zonnepark Branderwal op het voormalige terrein van de naar Barneveld verhuisde onderneming Bosch Beton, waarvan een satelliet de 30 MWp grote SDE beschikking in handen heeft voor realisatie van een zonnepark met 76.250 zonnepanelen op het voormalige erf aan de Wesselseweg te Kootwijkerbroek (Gld). Op haar nieuwe lokatie in Barneveld, heeft Bosch Beton eerder al een enorme fabriekshal laten bouwen met, door SolarToday / Energieplusdak.nl aangelegd, 18.500 zonnepanelen op het dak, en een BREEAM Outstanding label. Die ook is opgenomen in de "showcase site" Grotedaken.nl. Numero drie, tot slot, is een beschikking voor een zonnepark van 22 hectare, wat afval verwerker Attero op het "binnenterrein" van de afvalberg (ook wel "VAM-berg" genoemd) op het enorme perceel in Wijster (Dr.) wil laten aanleggen. Het is al een oud plan, uit 2012, wat destijds op verzoek van GroenLinks Midden-Drenthe werd voorgesteld. Als dat plan doorgaat, en daar ziet het bij dit soort projecten beslist naar uit, gaat Polder PV zeker een keer op de fiets die site met een bezoekje vereren. Want tweede byzonderheid van die lokatie is, dat daar, na de Pas van Wolfshaag (grens Limburg / België), een heuse "col" is te vinden, "Col du VAM". 56 meter hoog. Uniek voor ons platte land ... Ideale combinatie in ieder geval, solartoerist spelen op de fiets en nog klimmen ook ...

  • Vermoedelijk zijn van bovengenoemde 103 beschikkingen voor "veldsystemen", zo'n 31 (voor Polder PV) nieuwe zonnepark projecten / lokaties. Hiervan zijn enkele geanonimiseerd, dus het kan best zijn dat daarvan nog een klein deel mogelijk uitbreidingen van bestaande dan wel al langer geplande projecten betreft. Het geeft eens te meer aan, dat zelfs voor Polder PV, die zeer veel tijd besteedt aan het zo nauwkeurig mogelijk bijhouden van alle grondgebonden PV project realisaties en plannen in Nederland, er nog steeds verrassingen uit de goochelhoed tevoorschijn worden getoverd. En dat de activiteit in de markt voor grondgebonden PV projecten nóg groter is, dan ondergetekende al jaren signaleert.

  • De overige project lokaties betreft reeds eerder bij Polder PV bekend geworden zonnepark "sites", die al langer in het grote overzicht "pending" waren opgenomen. Soms zijn hierbij details aangevuld op basis van nieuw onderzoek naar die projecten. Veel van deze "oudere" sites zullen sowieso zelfs bij veel specialisten onbekend zijn geweest, omdat er tot nog toe nauwelijks over is gerapporteerd. Deze nieuw beschikte projecten zijn nu door Polder PV overgeheveld uit het overzicht "pending zonder", naar "pending met SDE beschikking(en)". Een van de belangrijkste sub-lijsten in de overzichten van Polder PV, omdat daar een zeer hoog volume aan capaciteit in zit, en grotendeels zal worden gerealiseerd.

  • Opvallend is, net als in de vorige SDE regeling, het substantiële aantal beschikkingen voor uitbreidingen. In SDE 2019-II waren er 20 van dergelijke beschikkingen, nu tel ik wederom 14 toewijzingen voor dergelijke extensies (hetzij van reeds opgeleverde projecten, hetzij voor al langer geplande, maar nog niet gerealiseerde project sites). De vermoedelijke reden van dat opvallende aantal beschikkingen voor uitbreidingen heb ik in de vorige analyse reeds uit de doeken gedaan, zie aldaar voor de mogelijke verklaring.

  • 1 "super" project heeft maar liefst 5 beschikkingen (in dezelfde ronde), "ZonXP Reimerswaal" in Rilland (Reimerswaal, Zld), maar daar moet wel een "maar" bij. Sowieso zijn enkele delen van dat project ver van elkaar verwijderd, en zijn ze bij de naamgeving onder 2 nummers ondergebracht. Het grootste deelproject ligt aan de Kreekrakweg oostelijk van de Schelde Rijn verbinding (Kreekrak), bezuiden de A58. Het ligt op 1 kilometer afstand van het volgende perceel, wat er 1 van vier is in het kassengebied westelijk van het Kreekrak, noordelijk van dezelfde snelweg. 3 van die vier "westelijke" percelen zijn aaneengesloten via een verbindende, smalle groenstrook, een vierde ligt weer 400 meter verwijderd van het meest westelijke van die 3. Je zou hier met wat fantasie "1 zonnepark" van kunnen maken, maar mede gezien de naamgeving, heb ik de vier laatste onder 1 noemer gebracht ("Bathpolderweg", totaal beschikt deze 4: 11,7 MWp). En het ver verwijderde "eenzame", grootste perceel aan de oostzijde van het Kreekrak onder een 2e noemer, Kreekrakweg, derhalve als een "separaat te beschouwen zonnepark entiteit" (in dat geval 23,9 MWp beschikt). Het totale volume van alle 5 de stukken komt dan neer op "een" zonnepark met een beschikte capaciteit van 35,6 MWp. Wat in totaal dus iets groter is dan de eenmalige beschikking voor het uit een groot veld bestaande zonnepark Sambeeksedijk hier boven genoemd. Maar dat is natuurlijk niet zomaar met elkaar te vergelijken.

    In ieder geval valt dit alles wel onder de al genoemde 2 "nummers", die beiden worden aangelegd op percelen van de bekende verzekeraar asr met hoofdkantoor in Utrecht, door ontwikkelaar ZONXP projecten uit Dordrecht. Bekend van, vooral, grotere rooftop installaties. Er is heel wat te doen geweest om de projectlokatie in het kassengebied, want dat zou eerder een biovergister worden, die Engie zou gaan bouwen. Na talloze protesten en bestuurlijk gedoe, is dat nota bene reeds met een 100 miljoen Euro grote (!) SDE beschikking voorziene plan ingetrokken, en toen is in vrij korte tijd het zonnepark project vlot getrokken.

  • Dergelijke "verknipte parken over meerdere percelen", die soms behoorlijk ver van elkaar kunnen liggen, zien we vaker in het buitenland, en ik zie al meerdere plannen voor dergelijke multi-perceel projecten in Nederland ontstaan. Het blijft lastig om dergelijke constellaties te vergelijken met op zichzelf staande zonnevelden, het is natuurlijk wel relevant als je "aantallen" zonneparken zou willen noemen, en/of "de gemiddelde omvang" van dergelijke projecten zou willen gebruiken voor analyses. Het hangt dan helemaal van je definitie van de "entiteiten" af, wat het resultaat van dergelijke berekeningen zal zijn. Een manco wat we wel vaker zien bij zonnestroom, wat immers zo'n ontzagwekkend groot toepassings-potentieel heeft, met talloze uitvoerings-mogelijkheden.

  • Aan de andere kant van de medaille: ook meerdere beschikkingen voor 1 en dezelfde project lokatie ben ik al vaak tegengekomen, zelfs bij grotere rooftop projecten. Ik heb daarover al regelmatig gerapporteerd. Zowel met beschikkingen uit verschillende jaar rondes, als met beschikkingen uit een en dezelfde SDE regeling. Een recent voorbeeld voor een groot grondgebonden project, was het Puttershoek project van de Suiker Unie in de Hoeksche Waard (ZH), wat maar liefst 7 separate beschikkingen onder SDE 2018-I kreeg toebedeeld (zie bespreking van de consequenties, en ook enkele voorbeelden genoemd in de vorige analyse). De 14 beschikkingen voor uitbreidingen van bestaande projecten / plannen in de SDE 2020-I ronde horen hier ook bij. Die heb ik toegevoegd aan de entries voor de onderhavige projecten in mijn overzichten. Waarmee voor de zoveelste maal duidelijk wordt gemaakt, dat "aantal beschikkingen" (fors) groter kan zijn dan "het aantal projecten" waarvoor die zijn toegekend. Een thema wat vrijwel doodgezwegen wordt in de sector.

  • Van 3 opgegeven namen onder "lokatie" klopt de naam van de betreffende veldopstelling beschikkingen niet in de RVO lijst voor SDE 2020-I. Het gaat om kadastrale perceel aanduidingen, de project lokaties liggen fysiek in een ander (meestal wel aanpalend) "dorp".

  • 1 project wordt geklassificeerd als een "veldopstelling", maar is waarschijnlijk bedoeld voor een carport ter plaatse. Dergelijke installaties houd ik apart van de "klassieke" grondgebonden zonneparken, omdat het om een wezenlijk ander type installatie gaat. RVO maakt hierin geen onderscheid.

  • Net zoals in de vorige 2 SDE regelingen, heeft de eerder al populair geworden categorie zonneparken / veldjes op rioolwaterzuiveringen weer een zetje in de rug gekregen. In totaal werden onder SDE 2020-I binnen deze categorie weer 10 beschikkingen toegevoegd aan de al forse portfolio voor dergelijke projecten. Het zijn ook nu weer niet zeer grote projecten, wegens de vaak relatief beperkte ruimte op de RWZI terreinen. De kleinste is ditmaal een project beschikking voor 156 kWp op RWZI Farmsum / Delfzijl van waterschap Noorderzijlvest (Gr.). De grootste, bijna 2 MWp, is een extensie voor de reeds eerder eerder dit jaar met ruim 600 zonnepanelen voorziene project lokatie van RWZI Broek / "Joure" (De Friese Meren, Fr.), van Wetterskip Fryslân. Net als bij voorgaande inventarisaties geldt, dat sommige van deze nieuw beschikte RWZI's rooftop installaties kunnen bevatten.

  • Naast deze 103 beschikkingen voor "veldsystemen", zijn er ook een 7-tal toekenningen geweest voor installaties die op water zouden komen te drijven ("watersystemen" in terminologie van RVO), een categorie die ontbrak in de voorgaande subsidie regeling. Daar zitten 2 grotere beschikkingen bij, voor 14,8 MWp, resp. 999 kWp. Alsmede 5 voor RWZI's in Zeeland, waarvan Polder PV zich afvraagt of daar wel een correcte toekenning voor is geformuleerd door het Agentschap (zie ook verder).

 

Wederom forse wijziging karakter SDE 2020-I t.o.v. voorgaande regeling

Het aandeel aan rooftop (dak) installaties is onder de laatste SDE "+" rondes ge-evolueerd van 67% van totaal bij de capaciteit onder SDE 2018-II, via 75% onder SDE 2019-I, naar nog maar 23% onder SDE 2019-II. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I, liet hier wederom een flinke trendbreuk zien, want het aandeel rooftops is wat capaciteit betreft terug op een zeer hoog aandeel van maar liefst 84% van het totale volume. Wat weer een substantiële verandering is t.o.v. de voorlaatste regeling, die bestond uit "relatief weinig", maar daarom ook "gemiddeld zeer grote", vaak grondgebonden projecten.

Bij de verdeling over de toe te kennen maximale budgetten exploitatie subsidies over een periode van 15 jaar voor deze projecten, exclusief optioneel "banking jaar", is een vergelijkbare verhouding terug te vinden: rooftop 1.830 miljoen Euro, op een totaal van (max.) 2.148 miljoen Euro budget onder SDE 2020-I. Waarbij minder dan 307 miljoen Euro (max.) is toegekend voor de veldopstelling projecten, en nog een klein contingent voor de paar floating solar projecten (nog geen 11,5 miljoen Euro). Dit resulteert in een verhouding van ruim 85% van het totaal budget voor rooftop t.o.v. ruim 14% voor grondgebonden projecten, en 0,5% voor de op water drijvende projecten, t.o.v. het totaal volume van 2,15 miljard Euro wat is toegekend voor solar. Dit is weer een enorme verschuiving in het voordeel van rooftop solar. Onder SDE 2019-II was de verhouding namelijk nog 24% rooftop t.o.v. 76% (uitsluitend) veld-opstellingen (geen floating solar projecten in die regeling). De omgekeerde wereld, dus.


(3) Verdeling beschikkingen SDE 2020-I bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)

Tot slot geef ik voor de blijvend belangrijke categorie grondgebonden projecten in de laatste grafiek een verdere uitsplitsing op basis van grootte categorie voor SDE 2020-I.


In deze grafiek wederom hetzelfde stramien als in de vorige twee, maar nu uitsluitend voor de categorie veldopstellingen. Zoals "afgevinkt" door RVO, waarbij er door Polder PV voorlopig vanuit wordt gegaan dat die 100 procent "de lading dekt" van alle projecten onder SDE 2020-I. Totdat het tegendeel bewezen is, maar dat vergt nader onderzoek, met name bij de "anonieme" installatie beschikkingen waarvan nog vrijwel niets bekend is (gemaakt).

In de linker kolom ziet u wederom, dat het bij dit soort grote projecten cq. beschikkingen altijd om zeer geringe aantallen gaat. In de reeks vanaf SDE2018-II waren dat achtereenvolgens 105, 85 en 121 stuks beschikt onder SDE 2019-II. En ook met de huidige 103 exemplaren voor SDE 2020-I blijvend beperkt in aantal. De relatieve aandelen bij de aantallen project beschikkingen waren voor de veldopstellingen nog 2,4% onder SDE 2018-II, 1,8% onder SDE 2019-I, en, zeer sterk afwijkend van de voorgaande regelingen, maar liefst 12,3% van het totaal onder SDE 2019-II. In SDE 2020-I is de oude verhouding weer hersteld, met slechts 1,5% van het totaal aantal van 6.882 beschikkingen.

De verdeling over de door Polder PV gehanteerde project grootteklassen is wel weer redelijk evenredig, de grootste contribuant is ditmaal bij de aantallen de 36 beschikkingen onder categorie 1-5 MWp. Onder de vorige regeling was de 1 stap grotere klasse (5-15 MWp) het talrijkst, deze staat nu op hetzelfde niveau, met 20 beschikkingen, als de kleinste klasse, 50-500 kWp. Onder SDE 2019-I waren er onder de grote, typisch grondgebonden installatie categorie van 5-15 MWp nog maar 13 beschikkingen, binnen SDE 2019-II 17 stuks, bij de huidige SDE 2020-I regeling zijn er dus alweer 3 meer dan onder SDE 2019-II. Ditmaal scoort categorie 500-1.000 kWp ook nog relatief goed, met 14 beschikkingen. De grootste 2 categorieën, beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp, resp. groter of gelijk aan 30 MWp, hebben slechts 9, resp. 2 toekenningen gekregen.

Bij de allerkleinste installaties, 15-50 kWp, zijn wederom weer geen veldopstellingen te vinden, deze zijn over het algemeen genomen "te duur" voor een ingewikkelde SDE aanvraag, en/of ze worden gewoon aangelegd zonder subsidie. Bijvoorbeeld naast een bedrijfshal, op een "vergeten veldje", o.i.d. (voor 50 kWp komt dat neer op zo'n 156 panelen van 320 Wp per stuk). Ze zijn wel in principe vergunningplichtig, al wordt er regelmatig een vrijstelling verkregen omdat het lokale vergunning beleid ruimte laat voor beperkte grondgebonden opstellingen.

Capaciteit - wederom: dominant naar grote projecten

In de tweede kolom de verdeling over de project categorieën voor veld-opstellingen bij de capaciteit. Hier blijven de grote project beschikkingen alles domineren, al is het in iets minder sterke mate dan bij de voorgaande SDE regeling, die een enorme schaalvergroting liet zien, omdat er relatief weinig kleine projecten werden toegekend in die ronde. We zien onder SDE 2020-I weer weinig volume in de kleinste project categorieën (7,1 MWp resp. 10,5 MWp), al een substantieel volume in de categorie 1-5 MWp (88,8 MWp, bijna evenveel volume als onder SDE 2019-II), en wederom hoge volumes in de grotere project categorieën. Daarbij is de verdeling wel sterk verschillend van die onder SDE 2019-II.

De grootste categorie, beschikkingen van 30 MWp of groter, heeft zelfs minder volume dan bovengenoemde categorie,1-5 MWp, namelijk, "slechts" 65 MWp. Onder de vorige SDE regeling was dit de absoluut dominante categorie, met bijna 705 MWp aan beschikte capaciteit. De twee andere grote zonnepark categorieën hebben ditmaal ongeveer gelijke volumes toegekend gekregen, 5-15 MWp, 177,5 MWp, en het segment 15-30 MWp (dat zijn al behoorlijk grote zonneparken), heeft net aan het grootste volume, 182,2 MWp. Dat is ruim 34% van de capaciteit claim voor alle grondgebonden installaties in deze SDE ronde, 531,1 MWp). Dat zijn maar 9 beschikkingen, met dus een hoge gemiddelde omvang van ruim 20 MWp per beschikking.

Bij de grootste categorie, beschikkingen vanaf 30 MWp, ligt de gemiddelde omvang bij de huidige 2 exemplaren inmiddels op bijna 33 MWp per stuk. Dat lag bij deze grootste project categorie nog hoger onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 (54 MWp gemiddelde, 4 beschikkingen). Onder SDE 2018-II was dat gemiddelde bijna 49 MWp (8 toekenningen), bij de byzondere SDE 2019-II regeling 46 MWp (maar liefst 15 beschikkingen). Ondanks het feit, dat de gemiddelde omvang per beschikking voor deze grootste categorie is gedaald, claimen deze zeer grote projecten nog steeds een fors deel van de toegekende subsidie miljoenen, als ze worden uitgevoerd. Wat zeer waarschijnlijk is, gezien de stevige belangen. Onder de huidige SDE 2020-I regeling is dat ruim 36 miljoen Euro (maximaal, 12% van het totale toegekende budget van 306,5 miljoen Euro voor grondgebonden installaties).

Van de 11 grootste beschikkingen vallend onder de 2 grootste klassen (vanaf 15 MWp per stuk), zijn de toewijzingen regionaal bezien redelijk verspreid over het land: 2 exemplaren voor zowel Noord-Brabant, Zeeland, als Utrecht. En telkens 1 in provincies Drenthe, Gelderland, Groningen, Limburg en Overijssel.

Kijken we naar de relatieve aandelen van de grootste project categorieën onder de veld-opstellingen bij de laatste vier SDE regelingen, komen we tot het volgende "impact lijstje" (berekeningen Polder PV):

In de 1e kolom staat de betreffende SDE "+" regeling vermeld, in de 2e kolom het totale beschikte vermogen voor de veldopstellingen voor zonnestroom in de onderhavige regelingen. De derde kolom is de optelling van alle beschikkingen voor veldopstellingen, per stuk groter of gelijk aan 1 MWp, en de procents-kolom ernaast het aandeel van die capaciteit t.o.v. de totale beschikte capaciteit voor grondgebonden zonneparken. Datzelfde wordt rechts, in kolommen 5 en 6 herhaald, voor de totale hoeveelheid beschikkingen, per stuk groter of gelijk aan 5 MWp (inclusief, helemaal rechts, het aandeel daarvan t.o.v. totaal beschikt voor veldopstellingen binnen de onderhavige regeling).

We zien aan de resultaten van de berekeningen, dat er een ongeveer even groot aandeel van 97-98% was voor alle beschikkingen voor veldopstellingen per stuk groter of gelijk aan 1 MWp in de SDE 2018-II en SDE 2019-I regelingen, dat dit dominant 99,5% werd onder SDE 2019-II, maar dat dit wat is terug gevallen naar 96,7% onder SDE 2020-I. Nog steeds "dominant", natuurlijk, t.o.v. de rest van de kleinere grondgebonden opstellingen.

Voor de grotere project beschikkingen, per stuk minimaal 5 MWp (laatste 2 kolommen), was het aandeel ruim 90% onder SDE 2018-II, zakte dat terug naar bijna 85% onder SDE 2019-I, nam het weer sterk toe naar een hoog aandeel van ruim 93% onder SDE 2019-II, maar is het inmiddels beduidend terug gezakt naar nog maar 80% onder SDE 2020-I. De impact blijft nog steeds zeer hoog, maar is wat minder geworden, zoals "toevallig gewild" in Den Haag.

Maximale subsidie beschikkingen

De maximale subsidie beschikking bij de grondgebonden installaties geeft een vergelijkbaar beeld als bij de toegekende capaciteiten. Er is onder SDE 2020-I voor maximaal 306,5 miljoen Euro voor veldopstellingen beschikt over 15 jaar (excl. "banking" jaar). Waarbij tussen de 4,7 miljoen Euro voor de kleinste categorie (beschikkingen van 50-500 kWp, 1,5% van totaal) en 104,3 miljoen Euro voor het op een na grootste segment (9 beschikkingen per stuk tussen de 15 en 30 MWp, 34%) beschikbaar is gesteld. Ook de opvolgende grote categorie, kreeg met 103,3 miljoen Euro voor 20 beschikkingen (33,7% van totaal budget voor veld opstellingen) een flink cadeau mee. De schaalvergroting heeft daarmee weliswaar pas op de plaats gemaakt, want onder SDE 2019-II was de grootste categorie de grootste slokop, met zelfs 47% van de totale budget claim voor veld installaties. Maar de grote projecten blijven een substantieel volume van het geheel claimen.


(4) Maximale subsidie bedragen SDE 2019-II

Ik heb net als vorige 2 keer, voor SDE 2019-I en -II, ook voor de voorjaars-regeling van dit jaar weer gekeken naar de maximaal haalbare (beschikte) subsidie bedragen voor alle projecten (rooftop, grondgebonden, resp. projecten op water). Zoals terug gerekend vanuit de toegekende budgetten en de maximale subsidies die over 15 jaar zullen worden toegekend. De "range" tussen die bedragen is binnen de competitieve markt omstandigheden duidelijk toegenomen. Met minima van (max.) 1,1 ct/kWh in de rooftop categorie voor de kleinste projecten. Tot maxima van 5,6 ct/kWh voor zowel rooftop- als grondgebonden opstellingen tot een omvang van 5 MWp. De "max" lag in de vorige regeling nog op 6,54 ct/kWh, dus daar is de kosten reductie verder neerwaarts geforceerd.

Overigens komt het ook voor dat er soms foute / onwaarschijnlijke bedragen voorkomen als je uit de RVO tabellen terug rekent. Dan is er bijvoorbeeld een maximum subsidie bedrag verkeerd ingevuld, waardoor je op onwaarschijnlijke waardes kunt komen. Ik heb in ieder geval in al langer lopende overzichten, bij meerdere beschikkingen, waarvoor de beschikte capaciteit neerwaarts is aangepast (omdat het betreffende project veel kleiner is uitgevoerd dan waarvoor was aangevraagd, bijvoorbeeld), af en toe vreemde waarden gezien, meestal omdat het oude maximale subsidiebedrag niet was aangepast.

Uit de berekeningen volgt voor de drie onder SDE 2020-I vallende project "types" het volgende. Tussen haakjes achteraan het gemiddelde onder de voorgaande subsdie ronde, SDE 2019-II, behalve voor drijvende opstellingen, die toen geen beschikkingen hebben gekregen:

  • Dakopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 4,51 ct/kWh, minimum 1,10 ct/kWh, maximum 5,60 ct/kWh (2019-II gem. 6,46)
  • Veldopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 4,25 ct/kWh, minimum 2,60 ct/kWh, maximum 5,60 ct/kWh (2019-II gem. 6,20)
  • Opstellingen drijvend op water gemiddeld (max. subsdie) 4,13 ct/kWh, minimum 4,00 ct/kWh, maximum 4,50 ct/kWh
  • Alle projecten gemiddeld 4,25 ct/kWh, minimum 2,60 ct/kWh, maximum 5,60 ct/kWh (2019-II gem. 6,43)
  • Voor detail cijfers onder SDE 2018-II zie hier, ditto onder SDE 2019-I zie hier, idem onder SDE 2019-II zie hier.

Aan de gemiddeldes voor de project categorieën is te zien dat de veldopstellingen weliswaar iets beter scoren ("goedkoper zijn") dan de rooftop installaties, wat niet vreemd is gezien de gemiddelde omvang ervan. Maar de verschillen blijven nog steeds relatief klein, en het gevonden minimum (2,6 ct/kWh) ligt weer duidelijk hoger dan het - zeer lage - minimum aangetroffen bij de rooftop installaties (1,1 ct/kWh). De drijvende projecten hebben, verrassend, gemiddeld genomen een iets lager niveau van 4,13 ct/kWh, maar het minimum ligt een stuk hoger (4 ct/kWh). Van de 7 toegekende beschikkingen zijn er 5 kleine (166 - 701 kWp) voor waterschap Scheldestromen in Zeeland, met dat lage subsidie bedrag. Die zijn uitgegeven voor 5 RWZI's, waarvan Polder PV betwijfelt of dat wel "drijvende" projecten gaan worden, gezien de functie van de bassins ter plekke. Er zijn slechts 2 grote beschikkingen voor floating solar projecten vergeven onder SDE 2020-I, 1 voor een waarschijnlijk door GroenLeven van Powerfield overgenomen project te Hattemerbroek in Gelderland (14,8 MWp, max. 4,5 ct/kWh subsidie), en een 999 kWp beschikking voor een drijvend (?) onderdeel van een zeer groot veld project van kwekerij Bernhard in Luttelgeest (NOP, Fl.; max. 4,4 ct/kWh subsidie). Deze laatstgenoemde drijvende projecten zitten wat het subsidiebedrag betreft dus slechts iets onder het gemiddelde bij de dakopstellingen.

Tussen de uitersten bij de gemiddelde waarden voor alle projecten is de spread zeer klein, 0,4 cent per kWh, die spreiding is beduidend afgenomen t.o.v. eerdere regelingen. Onder 2019-I lag dat namelijk op 2,4 cent/kWh, bij SDE 2019-II op bijna 1,1 cent/kWh. Hoe de uitvoering van de verschillende projecten zal zijn / worden blijft natuurlijk het geheim van de smid. Er kan en zal beslist opportunistisch zijn ingezet bij de aanvragen. En er kan beslist vaak veel goedkoper worden gerealiseerd dan dat er is "ingezet". Anders zou er beslist niet zoveel - blijvende - belangstelling voor zonneprojecten onder de diverse SDE regimes zijn.

Dit is deel 3 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2020 voorjaars-ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 1. Beschikkingen - record 3.440 MWp PV inclusief. 137 miljoen Euro meer beschikt dan gepland. Portfolio PV beschikt: 16,1 GWp (2 oktober 2020)

(2) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen (5 oktober 2020)

(3) huidige artikel

(4) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 4. Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 22 september 2020)

(5) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 5. Synthese alle SDE en SDE "+" regelingen incl. laatste ronde - gemiddelde omvang beschikkingen en evoluties per grootteklasse (10 november 2020)

(6) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 6. Grondgebonden & 'floating solar' installaties - cumulaties bij alle SDE "+" regelingen volgens RVO data (18 november 2020)

Bron:

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO)

Extern:

Analyse voorjaarsronde SDE+ 2020: de details van de 10 grootste zonnestroomprojecten (21 september 2020, en diverse andere overzichten uit de RVO lijst, er onder gelinkt. Bavaria te Lieshout staat daar als "klassiek" rooftop project genoemd, maar dat is fysiek onmogelijk gezien de zeer grote beschikking)


 
^
TOP

24 oktober 2020. Kwartaal update zonnestroom capaciteit Alliander tm. Q3 - historische correcties, accumulatie 3.222 MWp, hoge kwartaalgroei van 245 MWp. Zie ook vervolg onderaan (28 oktober 2020) !

Er is alweer een kwartaal afgesloten, eind september, en de grootste netbeheerder, Alliander, heeft haar website weer van een grafische update voorzien, voor de zonnestroomdata in het netgebied van dochter Liander. Daarin is nu ook formeel opgenomen, dat de eerder door Polder PV al gesignaleerde "onterecht hoge" groei in Q2 van 2020 is veroorzaakt door bijschrijvingen van capaciteit uit de laatste 2 kwartalen van kalenderjaar 2019 en de eerste 2 van 2020, die zijn toegevoegd aan de vorige update tm. juni. Daaruit wordt nog niet duidelijk wat de correcte (eind) cijfers zijn voor 2019, maar is wel de oorzaak van de discrepantie nu "officieel" bekend gemaakt. Met de forse toevoegingen van de capaciteit in het derde kwartaal van 2020, 245 MWp sedert de status medio dit jaar, is een - voorlopige - toename van 68% t.o.v. de groei in Q3 2019 gerealiseerd, resp. een ruime verdubbeling t.o.v. Q3 2018. De accumulatie van de PV capaciteit is hiermee bij Alliander opgelopen tot een volume van 3.222 MWp. Daarbij moet uiteraard de disclaimer, dat de groei in Q3 2019 beslist hoger geweest zal zijn, gezien de gesignaleerde bijschrijvingen van oudere volumes in het "verkeerde" kwartaal. Ook zijn er - vrij bescheiden - historische correcties van accumulaties in eerdere jaren gepubliceerd. Polder PV doet de details van de nieuwe cijfers voor u uit de doeken in de volgende, grafische analyse.

Introductie

Alliander kwam in oktober weer met een nieuwe accumulatie grafie van de cijfers van het in hun netgebied opgestelde volume aan PV capaciteit, met de geaccumuleerde vermogens in MWp aan het eind van elk kwartaal, en per deelregio. Zoals te doen gebruikelijk, heeft Polder PV aanvankelijk met steekproeven gecheckt of de oudere data niet zijn gewijzigd. Dat was de laatste jaren inderdaad het geval, maar voor het eerst in lange tijd zijn nu historische data, zij het vrij marginaal, toch gewijzigd. Het gaat om accumulatie cijfers vanaf Q2 2011 tot en met Q3 2016. Per regio zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd, meestal slechts 1-2 MWp verschil per kwartaal waarde, maar niet consistent, en ook per regio verschillend. In onderstaande figuur heb ik in geel de periodes gemarkeerd per regio, waar wijzigingen sedert de update van Q2 2020 zijn opgetreden:

U ziet, dat er in de periode 2011 tm. Q3 2012 relatief weinig is gewijzigd, maar dat daarna in de meeste deelgebieden wijzigingen zijn geweest t.o.v. de tm. Q2 2020 bekende historische waarden (gele vakjes). Met daarbij ook weer uitzonderingen (witte vakjes, ongewijzigd). In de grafieken in dit artikel zijn de nieuwe waarden opgenomen. Die beïnvloeden de historische accumulaties en toenames per periode marginaal. Sedert Q4 2016 zijn géén nieuwe historische correcties te vinden in de actuele cijfers van Alliander.

Wel is er weer wat nieuws te zien. Er is in deze laatste update een categorie "Overig" toegevoegd. Daar zit geen toelichting bij, maar heeft waarschijnlijk te maken met bijgeplaatste capaciteit in "grensregio" met andere netbeheerders. Het verloop van deze categorie is curieus: tm. Q3 2016 blijft de accumulatie ervan op een laag niveau van 2 MWp steken, schommelt vervolgens omhoog en omlaag, neemt toe tot 18 MWp eind 2017, valt dan weer terug naar 2 MWp, om eind Q3 2020 op 8 MWp te eindigen. Het vreemde "piekje" eind 2017 is te zien in de tweede grafiek.

In bovenstaande grafiek de totale accumulatie van PV capaciteit bij Alliander aan het eind van elk kwartaal, met hierbij opgenomen de licht gereviseerde historische cijfers tm. Q3 2016, in MWp (rechter Y-as, oranje kolommen). En de toename van de groei van kwartaal tot kwartaal in procent t.o.v. het volume aan het eind van het voorgaande kwartaal (linker Y-as). De laatste jaren schommelt de aanwas t.o.v. de eindstand van het voorgaande kwartaal tussen de 6 en 17%. De hoge piek van 26% in Q2 2020 is echter artificieel vanwege de "inhaalslag" die kennelijk met eerder opgeleverde capaciteit in die rapportage is gemaakt. Alliander formuleert dat nu voor het eerst ook officieel in een bijschrift bij hun grafiek:

"De grafiek toont een forse stijging in het tweede kwartaal van 2020. Oorzaak is een correctie in de brondata, waardoor de stijging in de periode van kwartaal 3 in 2019 tot en met kwartaal 2 in 2020 is opgenomen in de toename bij kwartaal 2 in 2020".

Dit houdt in, dat de volumes voor de tweede jaarhelft van 2019 "ondergewaardeerd" zullen zijn, en die voor de eerste jaarhelft 2020 "overgewaardeerd". Het is echter nog niet bekend, wat de "werkelijke" netgekoppelde volumes in (de tweede jaarhelft van) 2019, en (de eerste jaarhelft van) 2020 zijn. Want dit heeft natuurlijk forse consequenties voor de jaargroei cijfers, sowieso voor 2019 (zie grafiek verderop). De (voor 2019 voorlopige) eindejaars-accumulaties staan bovenaan de laatste kwartaal kolom per jaar vermeld. Het voorlopige, zeer waarschijnlijk fors omhoog bij te stellen EOY cijfer voor 2019 is nu 2.229 MWp. Aan het eind van Q3 2020 is in ieder geval nu volgens Alliander 3.222 MWp capaciteit geaccumuleerd. Collega netbeheerder Enexis zal, mede gezien de enorme volumes aan grote projecten die in hun netgebied worden gebouwd en al zijn gerealiseerd, beslist veel verder zijn. Eind 2019 had deze netbeheerder als 3.070 MWp staan, volgens de officiële cijfers van het CBS.

Het nieuw toegevoegde kwartaal volume in Q3 2020 is 245 MWp. Deze toename is t.o.v. de accumulatie eind Q2 van dit jaar terug gevallen naar 8%, maar is het dubbele van de kwartaalgroei in Q3 2018 (zie verderop).

Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze tweede grafiek ziet u de uitsplitising per regio, in MWp opgesteld vermogen aan het eind van elk kwartaal, vanaf Q1 2011 (en historische correcties meegenomen). Waarbij ik ook de evolutie van de kwartaal accumulatie cijfers voor Noord-Holland inclusief Amsterdam heb meegenomen (die staan niet als zodanig in het oorspronkelijke Alliander diagram), 914 MWp. Ook heb ik de "nieuwe categorie overig" meegenomen, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (8 MWp eind Q3 2020). Gelderland brak al in Q2 dit jaar door de "magische" grens van 1 GWp opgesteld vermogen heen, en zit reeds op 1.155 MWp. Maar zal Enexis provincie Noord-Brabant voor zich moeten blijven dulden, wat waarschijnlijk nog veel verder zal uitlopen. Noord-Brabant had eind 2019 (!) zelfs al 1.142 MWp aan PV capaciteit staan, volgens het CBS, en zal dit jaar beslist niet "stilgezeten" hebben. Integendeel ...

Aan de inclinatie van de laatste lijnstukjes is te zien, dat het tempo van de toenames bij alle regio is verhoogd, t.o.v. de richting van de lijnstukjes tussen Q4 2019 en Q1 2020. De relatief steil lopende lijnstukken die Q1 en Q2 2020 met elkaar verbinden moeten we hier buiten beschouwing houden, vanwege de bijschrijving van "oude volumes" in de Q2 2020 rapportage. Q3 heeft het bij alle Alliander regio prima gedaan, waar we in covid-crisis tijd alleen maar blij over kunnen zijn, al zijn er genoeg zorgen, zowel geuit bij de duurzame energie koepel NVDE, als bij de installatie branche, Techniek Nederland.

In ieder geval gaat een tweede provincie in het netgebied van Alliander over niet al te lange tijd ook de "magische" 1 GWp op haar grondgebied bereiken, Noord-Holland (incl. Amsterdam) is, met 914 MWp accumulatie, nog 86 MWp van dat doel verwijderd. Bij gecontinueerde groei, zoals in het derde kwartaal, zou zo'n beetje het eerste kwartaal van 2021 die piketpaal "genomen" moeten kunnen worden. Amsterdam zelf, nog net aan op 99 MWp staand, medio dit jaar, is zich inmiddels aan het voorbereiden op het "versneld op weg" gaan naar de 2e 100 MWp op haar grondgebied, met 108 MWp nu nog 92 MWp te gaan. Al moet ze daar wel flink haar best voor doen, bij gebrek aan grote (goedkope) landoppervlaktes voor grondgebonden zonneparken. Friesland heeft inmiddels 582 MWp geaccumuleerd, het kleine, maar trotse Flevoland 351 MWp. Mijn eigen regio, Zuid-Holland "noord", het kleinere deel van de dichtstbevolkte provincie van Nederland, zit inmiddels op een relatief bescheiden 212 MWp.

Eindejaars-accumulatie 2019: CBS versus Alliander per provincie en voor de hoofdstad

Met betrekking tot de hier gesignaleerde waarschijnlijk nog bij te stellen eindejaars-volumes voor 2019, kunnen we ook gaan kijken naar wat er inmiddels bekend is bij de meest recente regionale cijfers van het CBS. Die medio juni 2020 een compleet nieuwe set data introduceerde volgens de (gemeentelijke) indeling voor het kalenderjaar 2019. En die Polder PV uitvoerig tot in detail heeft genalyseerd, een unicum in Nederland. Hierbij zijn de onmiskenbaar identificeerbare entiteiten in beide data banken gebruikt, de regio "Zuid-Holland noord" is echter moeilijk te duiden, omdat de totale data voor het complete zuidelijke deel (Stedin) vooralsnog ontbreekt (alleen kleinverbruik data van die netbeheerder zijn tm. 2019 separaat bekend gemaakt, en door Polder PV geanalyseerd).

Eindejaars-accumulatie
2019 (MWp)
Status CBS
juni 2020 ¹
Status Alliander sep. 2020 ²
Verschil
(MWp)
Verschil
(% t.o.v. CBS)
Gelderland
850,9
777
74
8,7%
Noord-Holland (incl. A'dam)
738,4
656
82
11,2%
Friesland
430,1
429
1
0,3%
Flevoland
300,8
215
86
28,5%
Amsterdam
85,1
73
12
14,2%

¹ Uit laatste update Statline tabel "Zonnestroom; vermogen bedrijven en woningen, regio (indeling 2019)", dd. 19 juni 2020.

² Uit laatste cijfer update van Alliander incl. historische correcties (huidige analyse, afgeronde cijfers, bron: zie onderaan), eind september 2020.

Uit bovenstaande blijken forse verschillen tussen de (voorlopige) CBS cijfers voor eind 2019, en de (nog te corrigeren) data van Alliander, voor hun eigen netgebied. Oplopend van "bijna geen verschil" voor Friesland (0,3%), via reeds behoorlijk afwijkende percentages voor Gelderland (bijna 9%), geheel Noord-Holland (ruim 11%), en hoofdstad Amsterdam (ruim 14%), tot een zeer forse afwijking voor provincie Flevoland, van bijna 29% in het voordeel van de data gepubliceerd door het CBS. Tellen we de vier hierboven getoonde provincies op (CBS: 2.320,2 MWp; Alliander voorlopig 2.077 MWp), heeft Alliander gemiddeld genomen in dat grootste deel van hun netgebied reeds 243 MW minder in de annalen genoteerd, eind 2019, 10,5% minder dan het CBS tot nog toe heeft gerapporteerd voor dat gebied. Als die 10,5% representatief zou zijn voor het complete netgebied van Alliander (dus incl. Zuid-Holland "noord"), zou het eindejaars-volume in hun complete netgebied mogelijk niet 2.229 MWp zijn geweest (eerste grafiek), maar meer richting de 2.490 MWp.

Het grote verschil voor Flevoland kan deels veroorzaakt zijn doordat mogelijk bij de cijfers van Alliander 3 in 2019 opgeleverde grote zonneparken in Almere, bij Lelystad en in de Noordoostpolder (nog) niet zijn meegerekend in de cijfers van de netbeheerder voor dat jaar. Die tellen al op tot bijna 70 MWp. De absolute verschillen bij Gelderland en Noord-Holland zijn minder makkelijk te duiden, daar is het potentieel gemiste volume van in 2019 opgeleverde grote zonneparken veel kleiner. Of er moeten andere grote (eerder gerealiseerde ?) projecten ook bij de nog missende volumes hebben gezeten, maar dat is speculatie.

Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander - hoge groei Q3 2020

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Alliander zien, zoals berekend uit de accumulatie van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. De extreme piek in Q2 2020 (606 MWp "nieuw" vermogen) wordt veroorzaakt door de al gememoreerde bijschrijving van ook oude volumes uit de twee laatste kwartalen van 2019, en het eerste kwartaal van 2020, in die "rapportage". Het is dan ook niet vreemd, dat die drie kwartalen (Q3 2019 tm. Q1 2020) relatief lage groeicijfers laten zien t.o.v. de voorgaande drie kwartalen. De getoonde "dip" is dus kunstmatig, de kolommen horen in werkelijkheid hoger te zijn (en die van Q2 2002 natuurlijk veel lager). Wat ook opvalt, is de hoge kwartaalgroei van Q3 2020, die gezien bovenstaande echter nog niet goed vergeleken kan worden met het nog capaciteit missende Q3 2019 ("146 MWp"), maar wel met het waarschijnlijk correcte cijfer voor Q2 2018. Dat ligt met 114 MWp op minder dan de helft van de aanwas in Q3 2020, wat tale-telling is voor de vastgestelde groei dit jaar. Het enige kwartaal waarvan het groeicijfer betrouwbaar lijkt, en wat enigszins in de buurt komt van Q3 2020, is Q2 2019, met 230 MWp.

Nog onzeker is, hoe de verhouding gaat worden tussen Q2 en Q3 in 2020, als de onterecht onder Q2 ondergebrachte "oude volumes" naar de betreffende kwartalen in de tweede helft van 2019 overgeheveld zullen gaan worden. De groei in Q3 2020 is in ieder geval nu sowieso al de op een na beste tot nu toe. Mogelijk blijft dat zo, nadat de benodigde correcties bij Alliander zijn doorgevoerd, en Q2 van het huidige jaar nog steeds mogelijk de hoogste piek zal blijven vertonen. Maar dat is beslist nog niet zeker.

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q3 2020 is 102 MWp geweest. Sluiten we de "kunstmatig hoge" groei van Q2 2020 uit, is dat gemiddelde 85 MWp per kwartaal (zwarte stippellijn). Bij correctie van de groei in Q3 2019 tm. Q1 2020, zal dat opwaarts worden bijgesteld.

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q3 2020, ligt het gemiddelde op 212 MWp groei per kwartaal, maar onder uitsluiting van Q2 2020 op 173 MWp per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste drie jaargangen, zien we een stapsgewijze progressie: gemiddeld 157 MWp per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), 180 MWp per kwartaal in 2019 (groene stippellijn). En 331 MWp in de eerste drie kwartalen van 2020. Kijken we alleen naar Q1 en Q3, is het gemiddelde daarvan 194 MWp (grijze stippelijn), alweer hoger dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019, al moet dat later waarschijnlijk ook nog opwaarts worden bijgesteld.

Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander

Uit de accumulatie data van Alliander zijn natuurlijk ook mooi de jaarlijkse groei cijfers te destilleren. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2020 (Gelderland) onderop, en de nieuw toegevoegde categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).

Uiteraard is 2020 nog lang niet compleet, het vierde kwartaal moet er nog bij worden geteld, daarom zijn de kolomsegmenten ook gearceerd weergegeven voor dat jaar. En, heel belangrijk, het volume is niet "correct", omdat in Q2 ook data uit de 2 laatste kwartalen van 2019 zijn meegenomen (zie toelichting in roodomlijnd kader). Dat betekent, dat de kalenderjaar groei in 2019, voorlopig: 725 MWp, nog hoger moet worden, met hetzelfde volume waarmee de hoogte van de kolom tm. Q3 in 2020 af zal moeten nemen, om de boel eerlijker te verdelen (en de werkelijkheid zo goed mogelijk te benaderen). Dat heb ik grafisch met de dubbele rode pijl proberen weer te geven (kolom 2019 hoger bij te stellen, ten koste van hoogte kolom 2020).

Let in de kolom voor 2020 vooral op het t.o.v. eerdere jaren relatief zeer sterk gegroeide segment voor Flevoland. Een deel van dát forse nieuwe volume, zal waarschijnlijk toebehoren aan 2019, en niet aan 2020.

Separaat nieuwsbericht Alliander

Vrij ongebruikelijk, maar een goed initiatief, werd door de netbeheerder in een nieuwsbericht op 20 oktober ingegaan op de status van de energietransitie bij hen. Naast informatie over windenergie, de wenselijkheid om grofweg een 50/50 verhouding bij de nieuwbouw van capaciteit aan wind- en zonne-installaties na te streven vanwege de balans van de te verwachten producties, en de status bij publieke laadpalen voor elektrisch vervoer, en "groen gas", hierin ook, verrassend, enkele segmentatie details over zonnestroom.

Alliander meldt dat in het derde kwartaal het aantal "grote bedrijven, zoals zonneparken" met invoeding op het net met 482 stuks zou zijn gestegen, wat een groei van 9% zou zijn geweest (t.o.v. groei in Q2 2020), en resulterend in een accumulatie van 5.945 exemplaren. Vermoedelijk wordt hier het "grootverbruik segment", GVB, bedoeld. Eind 2019 zou het GVB segment, volgens detail statistieken die Polder PV in februari van dit jaar heeft uitgewerkt, 3.572 projecten hebben omvat. Daar zouden er dus alweer 2.373 zijn bijgekomen in de eerste 3 kwartalen. In 2019 kwamen er in het hele jaar slechts 738 installaties in dat segment bij, wat zou betekenen dat alleen al de groei in de eerste drie kwartalen van dit jaar, ruim het drievoudige is geweest t.o.v. het hele nieuwe volume in 2019 ! Dat de projecten markt hard groeit is al lang duidelijk uit de CertiQ data (grotendeels SDE beschikte projecten), maar dat het dit jaar zo hard zou gaan was nog niet goed duidelijk.

Dit vertaalt zich ook duidelijk in het zogenaamde gecontracteerde vermogen wat met die aanwas van GVB projecten gepaard gaat. Alliander stelt dat in Q3 er weer 136 MW (AC) is bijgekomen, wat t.o.v. de aanwas in Q2 alweer 11% toename zou zijn geweest (grotere groei dan bij de aantallen projecten, dus wederom toename van de omvang per installatie). De accumulatie, eind Q3 2020, zou voor die grote (vermoedelijk: GVB) projecten 1.385 MW zijn geweest. In de detail statistieken voor eind 2019 vind ik een status van 751 MW terug, voor het GVB segment. Dat betekent dat er sedertdien al in drie kwartalen 634 MW bijgekomen zou zijn. In geheel 2019 kwam er een volume bij van slechts 264 MW in het GVB segment, wat zou betekenen dat op dit punt er "maar" 2,4 maal zoveel aan capaciteit bij is gekomen dan in heel 2019. We hebben echter hier boven gezien, dat een forse hoeveelheid capaciteit in de laatste 2 kwartalen van 2019 moet ontbreken en in de cijfers van het eerste half jaar van 2002 is opgedoken, dus de verhoudingen zullen in werkelijkheid anders zijn dan hier geschetst.

Wel kunnen we uit de accumulaties herleiden, dat een gemiddeld GVB project eind Q3 2020 inmiddels een omvang heeft van 233 kWp (5.945 installaties, 1.385 MW), waar dat eind 2018 (momenteel betrouwbaar geachte cijfers van Alliander) nog maar 172 kWp was (2.834 installaties, 487 MW). Een zoveelste duidelijke vingerwijzing, dat de gemiddelde project grootte (grotendeels gestuwd door de gesubsidieerde SDE markt) flink is toegenomen de laatste tijd. Genoemde 233 kWp gemiddeld per GVB project bij Alliander is beduidend hoger dan het gemiddelde van de accumulatie van de bij CertiQ ingeschreven projecten (eind september: 172 kWp). Dit komt, omdat het CertiQ cijfer al jaren flink "gedrukt" wordt, omdat daar nog duizenden kleine residentiële installaties met oude SDE beschikkingen bij zitten.

Kleinverbruik segment
Tot slot, geeft Alliander aan, dat in de residentiële markt ("consumenten met zonnepanelen"), de kwartaal groei t.o.v. Q2 2020 bescheidener is geweest dan bij de projectenmarkt, wat in lijn is met de verwachtingen. Zowel bij de aantallen (6% groei, accumulatie 460.980 stuks), als bij de capaciteit (ook 6%, accumulatie 1.837 MW). Eind 2019 zouden er bij Alliander volgens de detail statistieken in het kleinverbruik segment (KVB) 376 duizend installaties zijn geaccumuleerd, met een vermogen van 1.471 MW. De jaargroei in 2019 was 107 duizend installaties, met 457 MW nieuwe capaciteit, wat gemiddeld per kwartaal ongeveer neerkwam op 27 duizend nieuwe installaties, met gemiddeld een aanwas van 114 MW per kwartaal in het KVB segment. In 2020 is dat grofweg gestabiliseerd, op een niveau van gemiddeld 28 duizend nieuwe installaties, resp. 122 MW nieuwe installaties per kwartaal in dat residentieel gedomineerde segment. Anders gezegd: gemiddeld genomen een lichte groei t.o.v de situatie in 2019. De gemiddelde systeem omvang in het KVB segment ligt eind Q3 2020 op een niveau van 3,98 kWp per installatie. Vergeet daarbij niet, dat hier ook kleinere installaties op scholen, kleine sportzalen, MKB bedrijven, e.a. KVB installaties kunnen zitten, dit is niet exclusief residentieel volume.

Alliander claimt, dat het totaal opgestelde vermogen in het netgebied van Liander "nu groter is dan er in 2017 in heel Nederland stond opgesteld", zonder dat te specificeren. Volgens de laatste CBS cijfers was dat voor Nederland 2.911 MWp (zie grafiek). Alleen Alliander zit daar eind Q3 2020 inmiddels 11% boven. 43% van dat volume is te vinden in het GVB segment, 57% in de KVB fractie. Als de groei in de SDE markt daar blijft doorzetten, zal, op termijn, het GVB segment de overhand gaan nemen. Een groeiend aandeel daarvan zal zeer grote projecten op distributie centra e.d., en, natuurlijk, de veelbesproken grondgebonden zonneparken betreffen, die enorme nieuwe volumes inbrengen en die de goedkoopste zonnestroom produceren.

Prognose voor 2020

Een nieuwe prognose voor het huidige kalenderjaar heb ik nog niet gemaakt, voor een eerder exemplaar zie die gemaakt in de vorige update tm. Q2 2020. Dit heeft met de onzekere factoren te maken van de "werk" omstandigheden onder de Corona pandemie, die natuurlijk verder zijn aangescherpt, én met de nog onduidelijke verdeling die gemaakt moet worden tussen de volumes in 2019 en 2020. Alliander heeft hiervoor nog niet gecorrigeerd, we hopen dat dit alsnog gaat geschieden. De hoge groei van het volume in Q3 is in ieder geval bemoedigend geweest. Laten we hopen dat die lijn aangehouden kan worden, en dat in dit netgebied beduidend meer volume afgezet zal blijken te worden dan in 2019. Ondanks de "benodigde correctie" die volume uit de kolom van 2020 zal halen, en bij de kolom voor 2019 zal gaan voegen. Dat de potentie van een hoog jaarvolume er ligt lijkt duidelijk, er moeten immers ontzagwekkende portfolio's aan PV capaciteit afgewikkeld worden, om te voorkomen dat deze hun kostbare SDE beschikkingen (met, tegenwoordig daar zelfs voorwaardelijk voor benodigd, de transportindicaties bij de netbeheerders) gaan verliezen.

Ergo: wordt vervolgd.

Vervolg (28 oktober 2020)

Solar Magazine had kennelijk weer data tm. QIII 2020 opgevraagd bij Liander, en resultaten voor klein- en grootverbruik cijfers gepubliceerd, zie links hier onder. Daarin valt op dat álle historische data blijken te zijn gecorrigeerd (allen afwijkend van de cijfers in het unieke, helaas door SM compleet verzwegen detail overzicht van Polder PV). De groei van de GVB installaties in 2019 is inmiddels, zoals al begin dit jaar expliciet de verwachting was, zeer fors gecorrigeerd. Er is niet 264 MW bijgekomen, maar 419 MW, maar liefst 59% meer volume dan eerst gemeld ! De totale jaargroei in 2019 was aanvankelijk 721 MW, dat is nu 875 MW geworden, dik 21% meer. Daarbij was er ook nog een correctie voor de totale jaargroei in 2018 (628 werd 634 MW), bijna 1% hoger. Daarmee wordt, met het in het hoofdartikel van Polder PV reeds benoemde 3.229 MW totale accumulatie bij Alliander status eind sep. 2020, de groei in de eerste drie kwartalen in 2020 (afgerond) 762 MW, bij de nieuwe 2019 EOY accumulatie cijfers 1.481 MW KVB, en 987 MW GVB, "totaal*" 2.468 MW.

Met de nieuwste cijfers was de groei in QI-III 2019 nu 341 MWp voor het KVB segment, bij 346 MWp in dezelfde periode in 2020 volgt dan een bescheiden toename van de aanwas, van 1,5%. Voor het GVB segment is dit wezenlijk anders. De groei was in QI-QIII 2019 met de nieuwste cijfers 288 MW, in dezelfde periode in 2020 echter al 415 MW. Een toename van maar liefst 44% (van het gecontracteerde vermogen, zie ook * !).

Kijken we naar de toename van de gemiddelde systeem groottes, zijn deze in het KVB segment in de eerste drie kwartalen van 2020 nauwelijks gewijzigd bij de nieuwe installaties. Dit was 4,24 kWp gemiddeld per nieuwe installatie in QI-III 2019, en dat werd 4,25 kWp in QI-III 2020, een feitelijke stabilisatie van de gemiddelde project omvang, dus. Zoals de verwachting was, gezien de enorme SDE portfolio's die het afgelopen jaar worden afgewikkeld, ligt dit bij de GVB projecten compleet anders. In QI-III 2019 was de gemiddelde gecontracteerde AC aansluiting* voor dergelijke projecten ongeveer 226 kilowatt bij de nieuwkomers. In dezelfde periode in 2020 lag dat gemiddeld genomen echter alweer op een niveau van bijna 309 kW. Dat is bij deze zeer belangrijke parameter, een stijging van 37% in een jaar tijd, wat de zoveelste duidelijke aanwijzing is van de toenemende schaalvergroting in de PV projectenmarkt...

* Goed nota moet worden genomen van het feit dat, wat ik destijds tot mijn grote ongenoegen al van mijn contactpersoon bij Liander had vernomen (die dat toen nog moest verifiëren), er van twee verschillende statistiek parameters gebruik wordt gemaakt. Voor KVB wordt namelijk standaard met het DC generator vermogen (in kWp) gerekend, de optelling van de nominale vermogens van alle zonnepanelen in de installatie. Bij GVB echter, wordt uitsluitend het gecontracteerde AC vermogen genoteerd! We mogen dus eigenlijk helemaal geen optelling doen van KVB + GVB omdat het wezenlijke verschillende typen capaciteiten (zo u wilt: appels en peren) zijn ! Het GVB generator vermogen in MWp zal altijd behoorlijk veel groter zijn dan de gecontracteerde AC waarde (tussen omvormers en aansluitpunt). M.a.w.: de cijfers van Alliander zijn zelfs met deze update nog steeds behoorlijk "geflatteerd". Als je zoals in internationale statistieken naar het (totale) opgestelde DC generator vermogen zou willen kijken, moeten de "totaal" cijfers van Alliander dus fors naar boven worden afgerond. Hoe fors dat zou moeten zijn, zal onderzoek naar de gemiddelde ratio tussen gecontracteerd AC vermogen en opgestelde DC capaciteit van de zonnestroom generator van een omvangrijke populatie GVB projecten moeten uitwijzen. Dit wordt belangrijk, want de ontwikkelingen van de capaciteiten van de hoge vermogens inbrengende zonneparken, verloopt byzonder chaotisch, en kan ook strategische gedrag met de aansluitingen opleveren bij de project ontwikkelaars. Zeker als het installaties in congestiegebieden betreft. Daarbij komen er ook mogelijkheden om een deel van de middagpiek op te slaan in accu systemen of er zelfs iets heel anders mee te gaan doen (zoals in de Alliander / GroenLeven "Sinnewetterstof" / waterstof generator pilot bij het 50 MWp grote zonnepark Venekoten in het Friese Oosterwolde). Dit kan behoorlijke implicaties hebben voor de te kiezen "verhouding" tussen de met de netbeheerder te contracteren (AC) aansluitcapaciteit van het zonnepark, en de nominale capaciteit van de primaire generator zelf. Het kan daarbij om forse verschil volumes gaan, en een behoorlijke invloed hebben op de statistieken, waarbij van kWp / MWp DC generator vermogen wordt uitgegaan.

Voor de 2 artikelen met de nieuwe data, zie:

Liander: grootverbruikers contracteren in 2020 recordhoeveelheid transportvermogen voor zonnepanelen (Solar Magazine, 28 oktober 2020)

Liander: ruim 80.000 huishoudens installeerden in 2020 al zonnepanelen (Solar Magazine, 28 oktober 2020)

Statistieken Liander en PV op Polder PV (intern):

"Zeer opvallende" groei PV vermogen in Liander netgebied ... maar niets is wat het lijkt (19 juli 2020)

Eerste kwartaal cijfers PV capaciteit Liander 2020 - voortgaande groei, maar stabilisering van kwartaal toenames (15 apr. 2020)

Polder PV presenteert unieke historische PV data netbeheerder Liander en voorlopige resultaten voor 2019 incl. segmentaties klein- en grootverbruik (19 feb. 2020, met gelinkte uitgebreide detail analyse tm. 2019)

Evolutie zonnestroom capaciteit netgebied Alliander - 721 MWp groei, EOY 2019 2.222 MWp accumulatie (15 jan. 2020)

Alliander update PV capaciteit groei van 579 MWp 1e 9 maanden 2019 / accumulatie > 2 GWp (15 okt. 2019)

Alliander update PV capaciteit groei van 434 MWp 1e half jaar 2019 (13 juli 2019)

Polder PV presenteert - unieke historische PV data netbeheerder Liander en eerste resultaten voor Q1 2019 (nieuw record volume) (11 apr. 2019, met gelinkte uitgebreide detail analyse tm. Q1 2019)

Jaargroei cijfers zonnestroom bij grootste netbeheerder, Alliander, 2018 (21 jan. 2019)

Extern:

Zonne-energie en publieke laadpalen stijgen flink in 3e kwartaal (nieuwsbericht Alliander, 22 oktober 2020)

Ontwikkeling energietransitie - Ontwikkeling zonne-energie (website moederbedrijf van Liander, Alliander, monitoring portal. Update oktober 2020, met resultaten tm. Q3 2020)


16 oktober 2020. Wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 CBS in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 blijkt onterecht > herstel status medio juni. Eind september presenteerde ik u de laatste statistiek data van het CBS, op basis van hun autoriteit, en hun jaarlijkse rapportage over de status van energie uit hernieuwbare bronnen. Daarin heb ik gesignaleerd, dat het eindejaars-cijfer voor kalenderjaar 2018 behoorlijk was gewijzigd t.o.v. de eerdere detail rapportage met de status update op 19 juni 2020. Deze wijziging blijkt echter, bij navraag, incorrect te zijn. In dit artikel doe ik uit de doeken hoe dat komt, en geef ik de "nu actuele" status, met de oorspronkelijke, t.o.v. juni 2020 ongewijzigde grafiek, weer. Een status, die echter nog steeds niet, in ieder geval voor 2019, de laatste stand van zaken weergeeft, en mogelijk pas eind dit jaar bekend wordt.

Ik kwam op het spoor van de discrepantie vanwege een grafiek die werd gepubliceerd in een compleet andere bron, namelijk in een artikel met de (berekende) "Nationale zonne-energie productie", op de site van het recent geopende "PV Portal" van TU Delft. In dat artikel stond een grafiek met "installed solar energy capacity in the Netherlands". Omdat er wel vaker van dat soort overzichtjes worden gepresenteerd, en daar, helaas, nogal vaak het nodige niet aan klopt, heb ik voor de zoveelste maal de data daar in de getoonde grafiek vergeleken met de "officiële" cijfers van het CBS. Die zijn en blijven voor mij "leidend", ook omdat díe cijfers in internationale rapportages over zonnestroom, zoals bij EurObserv'ER, IEA, IRENA, worden overgenomen.

Discrepantie officiële nationale statistiek tabellen - reactie CBS

En toen kwam ik op het spoor van een verontrustende discrepantie in de officiële nationale CBS tabellen. In de tabel met totaal cijfers voor Nederland, "Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen", met als wijzigings-datum 29 juni 2019, staan exact dezelfde capaciteits-cijfers voor zonnestroom, zoals die in het genoemde jaar rapport zijn weergegeven (incl. 4.522 MWp EOY 2018, en 6.874 MWp, EOY 2019; tabel 5.1.2), en die ik in mijn update van 30 september jl. heb opgenomen. Met daarbij ook de in de CBS tabel genoemde, van de EOY accumulaties afgeleide jaargroei cijfers (2018: 1.611 MWp; 2019: 2.352 MWp). Kennelijk zijn de jaarrapport cijfers uit die tabel gehaald. Maar, ik kwam ook (weer) op de publiek toegankelijke tabel met regionale data uit, die 19 juni 2020 is gepubliceerd, 10 dagen eerder, "Zonnestroom; vermogen bedrijven en woningen, regio (indeling 2019)". Een tabel die - nog steeds - een ander EOY cijfer voor 2018 laat zien, afgerond 4.609 MWp, wat resulteert in duidelijk afwijkende jaargroei cijfers, zowel voor 2018 als voor 2019 (2018: 1.698 MWp; 2019: 2.265 MWp).

Omdat het eind september gepubliceerde jaar rapport de cijfers citeert die van een latere (update) datum zijn, heb ik die ook in mijn laatste revisie opgenomen. Dit blijkt echter onterecht te zijn geweest, zoals ik vernam uit het antwoord wat ik van het CBS kreeg in reactie op vragen over de door mij vastgestelde discrepantie tussen de waarden van dezelfde parameter in twee van hun publieke tabellen. De reactie was aldus, vetdruk is van Polder PV:

"De cijfers per regio zijn het meest actueel. Dit jaar is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De cijfers in de andere tabel (Hernieuwbare elektriciteit) zijn niet bijgewerkt, omdat die verbonden zijn met de centrale database waarin ook de productie wordt berekend en daarin was in het voorjaar geen update gepland. Dit pakt dus in dit geval ongelukkig uit."

Het CBS stelt ook, dat n.a.v. de opgetreden discrepantie tussen "gelijke data in verschillende tabellen", dat ze er over nadenken, "om de publicatiestrategie in de toekomst aan te passen, om meer rekening te houden met verlate registerinformatie over zonnestroom".

Jammer, dat het statistiek instituut hier dus inconsequent blijkt te zijn geweest, terwijl al langer duidelijk is, dat ze juist "Eenduidige data voor de energietransitie" wil genereren. Een eerste aanzet over sectoraal energieverbruik is in dat licht gisteren gepubliceerd bij het CBS.

Dit betekent in ieder geval, dat ik weer de "oude" data van juni 2020 als uitgangspunt moet nemen, en ook de destijds gehanteerde grafiek als "in oktober 2020 geldende status quo" voor de nationale CBS statistieken moet opvoeren. Ik doe dit hier onder in de vorm van een bijgestelde tabel met de nu "officiële" data, die ik ook weer vergelijk met de data uit het laatste Nationale Solar Trendrapport, én, extra, een vergelijking met de data die TU Delft in de hier boven genoemde grafiek op hun PV Portal website liet zien.

In vergelijking met jaargroei cijfers gepubliceerd in het Nationaal Solar Trendrapport 2020 van DNE Research (grotendeels gebaseerd op uitvraag van leveringen door montage / BOS partijen) zijn nu de volgende verschillen vast te stellen. Hierbij zijn de data voor de laatste vier jaar weergegeven (en een eerste cijfer voor 2020 van TUD):


^^^
KLIK op plaatje voor tabel in separaat venster

De verschillen tussen de eindejaars-accumulaties bij de meest actuele CBS data en die in het NSTR 2020, weergegeven in twee aparte regels onderaan de tabel, zijn het meest opvallend in 2016, waarbij NSTR 2020 4% minder capaciteit heeft ingeschat voor het eindejaars-volume, dan het CBS (2.061 t.o.v. 2.135 MWp). 2017 is later door NSTR exact op het CBS volume bijgesteld, 2018 ligt 87 MWp lager dan het CBS (2%), maar het verschil is in 2019 juist 1% hoger dan het - actuele - CBS cijfer. Met nog wel een update van het CBS te verwachten, die meestal opwaarts wordt uitgevoerd, dus het verschil zou wel eens nog kleiner kunnen worden.

Bij de jaargroei cijfers zijn de verschillen beslist groter. In 2016 lag het door NSTR 2020 opgegeven nieuwe jaarvolume maar liefst 16% lager dan de actuele stand van zaken bij het CBS. In 2017 had NSTR 2020 juist 9% méér nieuw jaarvolume staan, dan het CBS rapporteert. In 2018 is het negatieve verschil t.o.v. het CBS weer tijdelijk terug gekeerd, op een lager niveau: NSTR 2020 rapporteert 6% minder jaargroei, dan in de laatst bekende CBS cijfers. In 2019 is dat precies andersom, 6% méér jaargroei bij NSTR 2020 (voor 2019: 2.409 MWp nieuwbouw in NSTR 2020, 2.265 MWp bij het CBS).

In het derde kolommen blok staan de relatieve jaargroei cijfers in verhouding tot die in het voorgaande jaar getoond. Met, volgens het CBS, 27% groei in 2017 t.o.v. de aanwas in 2016, een spectaculaire 119% (ruime verdubbeling) in 2018 t.o.v. de aanwas in 2017. En nog steeds een hoge jaargroei van 33% t.o.v. de aanwas in 2018, in 2019. Let op dat de afgeleide NSTR 2020 percentages fors van die van het CBS afwijken (en de PV Portal data nog in extremere mate, zie ook hier onder).

PV Portal data TUD sterk afwijkend - en onlogisch

De onder de NSTR 2020 weergegeven data van het PV Portal van de Technische Universiteit Delft wijken soms zéér sterk af van de voorgaande twee cijfer reeksen, waarvan ik het CBS als het meest betrouwbaar acht (oranje regel). Onderaan staat vermeld hoe dat portal aan die data is gekomen, waarbij o.a. gerefereerd wordt aan volstrekt verouderde data van het NSTR 2018 rapport. Hoogst merkwaardig is, dat een Universiteit van naam, zulke slordige data bij elkaar raapt, gezien het verbazingwekkende resultaat. En nota bene, die capaciteits-data kennelijk gebruikt, om "de zonnestroom productie in Nederland" te berekenen. Heel vreemd, als we weten, dat Hanzehogeschool Groningen dat via En-Tran-Ce al jaren doet voor, aanvankelijk, de Energieakkoord organisatie, en dat nu ook al een tijdje doet voor de Klimaatakkoord statistici. Middels het al enkele jaren welbekende Energieopwek.nl portal.

De verschillen met de overige 2 cijfer reeksen zijn beslist opmerkelijk te noemen, en de gerapporteerde, bizar lage 4.734 MWp voor de eindejaars-accumulatie van 2019, is alleen maar als "rabiaat fout" te kwalificeren. Evenals het absurd lage nieuwe vermogen wat in hun data afgebeeld wordt voor de jaargroei in 2019, slechts 980 MWp (terwijl het CBS een aanwas opgeeft die een factor 2,3 maal zo hoog is voor dat jaar!).

Wel lijken de nog zéér voorlopige TUD cijfers voor 2020 meer in het gareel te lopen van wat "mogelijk" is. Met in oktober zo'n 8,4 GWp accumulatie. Polder PV presenteerde op 1 oktober een "bierviltje", met al 8,5 GWp, maar stelde dat alweer rap opwaarts bij naar 8,7 GWp eind september, op basis van het net verschenen CertiQ rapport, met opvallend hoge groei in die maand. PV Portal stelt bovendien tot (?) oktober een voorlopig "jaar" volume van zo'n anderhalve GWp vast voor 2020, al moeten we daarbij prudentie blijven betrachten omdat het extrapolaties blijven. In ieder geval kloppen er daar enkele zaken in de historische data in het geheel niet, en moeten daar uit berekende "mogelijke zonnestroom opbrengsten" in die eerdere jaren dan ook met een flinke korrel zout worden "genoten".

Tot slot - de correcte CBS grafiek opnieuw in beeld

Hieronder geef ik wederom de grafiek met de correcte CBS status update van 19 juni 2020 weer. Daarmee worden dus de nog niet aangepaste data in het CBS rapport "Hernieuwbare energie in Nederland 2019" over-ruled. De verwachting is, en blijft, dat de cijfers voor 2019 eind van het huidige jaar (2020) nogmaals kunnen worden aangepast.

Officiële CBS cijfers zonnestroom, status medio oktober 2020 (= status 19 juni 2020). Blauwe kolommen: eindejaars-accumulaties in MWp; oranje kolommen: jaarlijkse groei in MWp (beiden referentie: rechter Y-as). Grijze stippellijn: relatieve groei van het nieuwe jaarvolume in jaar "n" t.o.v. jaargroei in jaar "n-1", in procent (referentie: linker Y-as). De jaargroei in 2019 was, met het laatst bekende CBS cijfer, 33% hoger dan het nieuwe volume in 2018 (2.265 MWp t.o.v. 1.698 MWp).

Bronnen

Intern:

Wederom wijziging oude jaargroei cijfers PV capaciteit 2018 en 2019 bij CBS - in "Hernieuwbare Energie" rapport 2019 (30 september 2020, wijzigingen daar gemeld, zijn in huidige artikel weer hersteld)

CBS & zonnestroom NL - nieuwe statistieken (26 augustus 2020; Polder PV, gedetailleerde regionale statistieken zonnestroom volgens CBS tm. 2019, grafisch uitgewerkt

Extern:

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (laatste wijzigingen: 29 juni 2020; CBS tabel met de "oude" - 2018 - cijfers voor zonnestroom)
Zonnestroom; vermogen bedrijven en woningen, regio (indeling 2019) (nieuwe tabel, 19 juni 2020, met naar nu bekend is, de "meest recente, aangepaste" cijfers voor 2018, opgestelde capaciteit "in kW")

Het Nationaal Solar Trendrapport 2020 (Dutch New Energy Research)

Nationale zonne-energie productie ("PV Portal" van TU Delft)

Antwoord e-mail van het CBS op vragen van Polder PV n.a.v. ontdekte "data discrepantie" (ontvangen 14 oktober 2020)

Nota bene: "CBS cijfers" zoals medio oktober 2020 getoond door branche organisatie Holland Solar zijn compleet achterhaald. De recentste, soms flink afwijkende cijfers, staan in bovenstaande grafiek !


8 oktober 2020: Gecertificeerde zonnestroom cijfers CertiQ, september 2020 - weer record nieuwe capaciteit per maand in 2020, beperkt aantal installaties, accumulatie ruim 4,2 GWp*.

Vrij snel na het vorige rapport (over de maand augustus) volgt nu de analyse van de CertiQ cijfers over zonnestroom uit het maandrapport van september (vakantiemaand voor Polder PV). Waarmee het derde kwartaal van dit jaar wordt afgesloten.

De groei van nieuwe aantallen en capaciteit bij de PV projecten in de rapportage over september was weer beduidend hoger dan in het voorgaande, tegenvallende augustus rapport. Er werd een record maandelijks volume aan nieuwe gecertificeerde capaciteit voor dit jaar toegevoegd, 257 MWp (ruim een factor 2,7 maal het lage niveau van nog geen 94 MWp in augustus). Wat afkomstig was van een relatief beperkt volume qua aantallen nieuwe projecten per maand, 343 stuks (op 2 na laagste niveau in 2020). De gemiddelde maandelijkse capaciteits-toename in de eerste 9 maanden van 2020 ligt hiermee opeens nog maar 2,4% onder de gemiddelde maandgroei in dezelfde periode in 2019, wat beduidend lager is dan het verschil in de voorgaande drie maand rapportages (22-24%). Er lijkt tot nog toe dus een duidelijk inhaalslag te zijn gemaakt, ondanks de beperkingen van de Corona pandemie. De - voorlopig bekende - hoeveelheid garanties van oorsprong (GvO's), uitgegeven voor in Nederland opgewekte, gecertificeerde zonnestroom in augustus, is na de opvallende "dip" in juli, weer flink omhoog gegaan, naar 435 GWh (juli 392 GWh, na het maandrecord van 509 GWh in juni 2020).

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van de PPV website niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Het overzicht met de cijfers over september (en voor de GvO's tm. augustus) 2020 verscheen bij CertiQ op 7 oktober 2020.

In de detail analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld. Voor uitgebreide toelichting ter referentie, gebruik s.v.p. daarvoor het eerder gepubliceerde artikel met analyse van het augustus 2019 rapport van de TenneT dochter.

1. Ontwikkeling van aantallen gecertificeerde zonnestroom installaties

Nieuwe aantallen installaties in bovenstaande grafiek, rode curve, met als referentie de linker Y-as. In september 2020 werd een relatief bescheiden aantal netto bijschrijvingen bij CertiQ gerapporteerd, iets meer dan in augustus (281), maar met netto 343 nieuwe exemplaren nog steeds ver verwijderd van het record volume, in juli dit jaar (589 stuks).

De accumulatie is te zien aan de blauwe kolommen curve in bovenstaande grafiek. In de september 2019 rapportage is de piketpaal van twintigduizend gecertificeerde zonnestroom projecten gepasseerd. Het totaal is eind september 2020 gekomen op, voorlopig, 24.775 exemplaren (gemarkeerd datapunt rechtsboven, eind augustus was dit nog 24.432). Daarmee lijkt het waarschijnlijk, zoals in de vorige analyse voorspeld, dat in oktober, bij het huidige tempo, een hoeveelheid van 25 duizend PV projecten in het register van CertiQ zal worden overschreden. Dit is weliswaar nog steeds een zeer gering aandeel op het totaal aantal PV systemen in Nederland, wat eind 2019 al een omvang had van meer meer dan 1 miljoen installaties volgens de meest recente CBS cijfers (dominant residentieel). Maar bij de capaciteit heeft de projecten markt al in 2019 de residentiële sector stevig ingehaald, gezien dezelfde CBS data, in diverse artikelen besproken door Polder PV. En recent in een uitgebreide detail analyse nogmaals getoond (paragraaf 0(e) in analyse).

Voor alle CertiQ data geldt: Netto effect = aantal bijschrijvingen minus het aantal uit de CertiQ databank verwijderde PV-projecten per maand. Bovendien geldt ook, dat alle huidige "eerste cijfers" voor 2020, en ook die voor 2019, later nog zullen worden bijgesteld, zoals ook voor voorgaande jaren is geschied (wijzigingen voor 2018 zijn in de revisie van het CertiQ rapport over dat jaar besproken, zie ook de daar gelinkte detail analyse). Voor de eerste jaar resultaten van 2019, zie het voorlopige rapport, waarvan we later waarschijnlijk nog een forse revisie kunnen gaan verwachten.


Grafiek met de variatie in de (netto) groei van de aantallen installaties per maand (rapport) bij CertiQ. De nieuwe volumes gerealiseerde projecten per maand zijn vanwege de enorme stapel aan SDE beschikkingen die wordt uitgevoerd in 2020 t.o.v. 2019 al weer sterk toegenomen. In augustus was er een tijdelijke terugval te zien, waarna het volume in september weer wat is toegenomen. In 2019 (gele kolommen, met max., in juli, 443 nieuwe projecten) was er op dit punt al duidelijk een versnelling zichtbaar.

Na een relatief rustige start in januari 2020, zijn de groei volumes in de daar op volgende vier maanden bovengemiddeld hoog geweest, aanvankelijk culminerend in een hoge melding van 433 nieuwe projecten in april, gevolgd door 399 stuks in mei. In juni werd een record gevestigd van 465 nieuwe installaties, maar dat is in juli direct alweer gesneuveld, met 124 installaties meer (27%), leidend tot het nieuwste record van 589 nieuwe projecten in 1 maand tijd. In augustus werd een forse terugval naar netto 281 nieuwe projecten gerapporteerd. Met augustus, is september in 2020 nu de tweede maand, waarbij er (iets) mínder nieuwe projecten werden gescoord, dan in september van het voorgaande jaar (368 nieuw in sep. 2019, 343 in sep. 2020).

Mede door deze laatste twee maandresultaten voor de nieuwe aantallen projecten, is het nieuw vastgestelde maandgemiddelde voor 2020 weer wat verder afgenomen, van 411 naar een niveau van gemiddeld 404 nieuwe installaties per maand (horizontale blauwe stippellijn). Het is echter nog steeds het hoogste niveau tot nog toe, bijna 16% hoger dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019 (horizontale gele stippellijn). Tot 2018 was er een verwarrende periode van 4 jaar waarbij ook tijdelijk negatieve groei optrad, vanwege een combinatie van langdurende her-registratie verplichtingen, en mogelijk "natuurlijke uitval" bij CertiQ.

Het maand gemiddelde in de eerste 9 maanden van 2020 is nog steeds bijna het dubbele van het kalenderjaar gemiddelde in 2018 (210 stuks/mnd), 2,6 maal dat van 2017 (158 stuks/mnd), resp. 3,9 maal dat van 2016 (105 stuks/mnd). Die kalenderjaar gemiddeldes zijn met de eigen "jaar kleur" ook in gestippelde horizontale lijnen weergegeven.

Ook deze volumes (evenals die voor de capaciteiten) zullen achteraf nog worden bijgesteld door wijzigingen in de primaire database van CertiQ. De revisie voor 2017 gaf, bijvoorbeeld, gemiddeld 143 nieuwe installaties per maand (1.717 nieuwe installaties in 2017). 9,5% lager dan uit de oorspronkelijke maand rapportages afgeleid kon worden. In de revisie voor 2018 zijn de meest recente EOY cijfers in de revisie tabel 14.706 (EOY 2017) resp. 17.399 (EOY 2018), waaruit een jaargroei resulteert van 2.693 nieuwe PV projecten (afgerond gemiddeld 224 per maand). Vergelijken we die met de cijfers volgend uit de veel eerder gepubliceerde oorspronkelijke maand rapportages (14.430 resp. 16.946), was die groei aanvankelijk 2.516 exemplaren (gemiddeld 210 per maand). Met de gecorrigeerde EOY cijfers bij CertiQ zijn er dus netto 177 nieuwe projecten bijgekomen in 2018, 7% méér (ditto bij het daar van afgeleide maandgemiddelde).

Het nieuwe jaarvolume voor 2017 kwam volgens de maandrapporten uit op 1.898 installaties. In 2018 was dat 2.516 stuks. 2019 zit inmiddels op 4.195 exemplaren netto, 67% meer volume dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. In jan. - sep. 2020 zijn al 3.634 nieuwe projecten opgetekend door CertiQ. Als de groei in de rest van 2020 op een vergelijkbaar niveau ligt als in de eerste negen maanden, zou het totaal dit jaar al richting de 4.800-4.900 nieuwe projecten kunnen gaan. Op het vlak van aantallen is er dus ook een zeer duidelijke groei. Wederom hierbij het voorbehoud, dat totale volumes per jaar achteraf kunnen - en zullen - worden bijgesteld door CertiQ. Ook wordt er hierbij van uitgegaan, dat de "dip" in augustus een tijdelijke is geweest (mogelijk vakantieperiode effect), gezien de grote portfolio aan SDE beschikkingen voor projecten die nog moeten worden gebouwd.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties


Voetnoot bij grafiek: de cijfers voor september 2017 zijn na vragen van Polder PV door CertiQ aangepast.
Voor de reden, zie analyse herziening september 2017 rapportage ! Ook voor juli 2019 is het aanvankelijk op 1 augustus 2019
verschenen maandrapport na interventie door Polder PV fors neerwaarts gecorrigeerd in een later gereviseerde versie.
Als klap op de vuurpijl resulteerde uit het april 2020 rapport een bizarre negatieve maandgroei van -108,5 MWp,
a.g.v. een "drie-nullen correctie" van een eerder (?) foutief ingegeven installatie door een netbeheerder.

In vergelijking met de groei van de aantallen nieuw geregistreerde gecertificeerde PV projecten (vorige grafiek), gaat het bij de netto toegevoegde capaciteit al langer om opvallende, gemiddeld substantieel grotere volumes dan wat we in eerdere jaren hebben gezien. Met name in 2018 en 2019, en voor 2020 (met name vanaf mei, maar met uitzondering van augustus). Na de heftige revisie van het nieuwe netto volume voor juli 2019 volgde een nieuw, met nog wel wat vraagtekens omgeven historisch record van 270,9 MWp in augustus, wat het vorige record in februari van dat jaar (165,0 MWp) naar de annalen verwees. In november van 2019 werd wederom een verpletterend nieuwe record toevoeging van maar liefst 409,9 MWp geregistreerd. Ook december pakte hoog uit, met 156,2 MWp.

2020 Begon met name in februari voortvarend, met het hoogste historische maandvolume in het eerste kwartaal, 204 MWp. Daarna kwam er zeer fors de klad in. Met een zwaar tegenvallende groei van 43,4 MWp in maart 2020, wat zelfs onder de toename lag in maart 2018 (70,9 MWp), en minder dan de helft van het volume in maart 2019 (97,6 MWp), is daarmee voor het eerst het kwartaalgemiddelde voor QI nu een stuk ónder dat van het voorgaande jaar komen te liggen: 101,4 MWp in 2020, t.o.v. 104,6 MWp in 2019. De bizarre negatieve maand "groei" in april kwam daar overheen (verkeerd doorgegeven project door een netbeheerder, met verregaande consequenties). Daar kon de redelijk groei van 120,1 MWp in mei, en de opvolgende nog hogere toename van 149,4 MWp in juni nog wel wat aan "corrigeren", maar duidelijk is, dat in het eerste half jaar de toename op een fors lager niveau is komen te liggen dan in 2019 (zie grafiek verderop).

Na het tussentijdse maand record van 207,6 MWp nieuwe capaciteit in juli kwam er in augustus flink de klad in, met slechts 93,7 MWp aan nieuw volume, een schijntje t.o.v. de 270,9 MWp in dezelfde maand een jaar eerder. Gelukkig werd dit in september weer goedgemaakt met het nieuwe maandrecord voor 2020, 256,9 MWp. Wat een factor 3,6 maal van het volume in september 2019 (bijna 72 MWp) is. De trend in de afgelopen twee maanden is dus precies andersom geweest, tussen 2019 en 2020.

Het maandgemiddelde is in 2020, ondanks de weer zeer hoge groei in september, nog steeds een stuk lager dan het kalenderjaar gemiddelde in 2019, te zien aan de blauwe t.o.v. gele stippellijn. Al is het t.o.v. de situatie tm. augustus (gemiddeld bijna 96 MWp) wel weer flink aangetrokken, naar 114 MWp in de eerste 9 maanden. In het hele kalenderjaar van 2019 was het maandgemiddelde 142 MWp, dus er moet flink wat volume in het laatste kwartaal van 2020 bijkomen, om enigszins in die richting te komen dit jaar. Waarbij natuurlijk ook het zeer hoge maandvolume in november 2019 in ogenschouw genomen moet worden: gaan we dit jaar ook een vergelijkbare piek krijgen ? In het februari rapport lag het maandgemiddelde in 2020 nog marginaal onder dat van 2019. Het gemiddelde in 2020 ligt wel al beduidend hoger dan het maandgemiddelde in het hele kalenderjaar 2018 (paarse stippellijn). De verwachting is nog steeds dat dit de komende maanden verder kan gaan bijtrekken, maar dan moeten de volumes in de laatste drie maanden (zeer) hoog blijven.

3. Gemiddelde capaciteit & absolute volumes PV projecten (tot en met) september 2020

Voor bespreking tot en met 2019 verwijs ik naar een vorige rapportage met november en december 2019. Als we uitgaan van de CertiQ cijfers zoals nu gepubliceerd, en "relatief weinig uitstroom" van verwijderde projecten in de data bestanden, en de maandelijkse netto toevoegingen in september 2020 combineren met de toegevoegde capaciteit in die maand, resulteert dit weer in een zeer hoog gemiddeld systeem vermogen van 749 kWp per stuk bij de nieuwkomers, in deze negende maand van 2020. Dat ligt natuurlijk aan de combinatie van "relatief weinig" nieuwe projecten, maar wel een hoge toegevoegde totale capaciteit, afgelopen maand. Het is bovendien het hoogste gemiddelde per maand in 2020, al haalt het nog niet het zeer hoge systeemgemiddelde vermogen bij de nieuwe projecten in november 2019 (1.073 kWp gemiddeld !). Er zullen ongetwijfeld enkele grotere zonneparken en/of grote rooftop projecten bij de toevoegingen in september hebben gezeten, die dat gemiddelde flink hebben opgekrikt.

Voor evoluerend systeemgemiddelde bij de totale accumulatie in het CertiQ dossier, zie paragraaf 8.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - QIII afgerond


Groeicijfers per kwartaal. De volumes voor alle vier de kwartalen in 2019 gaven allen nieuwe records t.o.v. de vergelijkbare periodes in 2018 te zien. Achtereenvolgens QI 314 MWp (89% meer volume dan in QI 2018), QII 295 MWp (43% meer dan in QII 2018), resp. QIII, aanvankelijk een nieuw record kwartaal volume, 440 MWp. Wat 115% hoger ligt dan in QIII 2018 (205 MWp). Het laatste kwartaal van 2019 sloeg wederom alle records, met 653 MWp nieuw toegevoegde capaciteit. Een spectaculaire factor 2,4 maal de 274 MWp in QIV van 2018. En ook nog eens anderhalf maal zoveel volume dan in het voorgaande record kwartaal, QIII 2019.

Het eerste kwartaal van 2020 laat meteen alweer een forse trendbreuk zien. Voor het eerst sedert het derde kwartaal van 2019 is er geen toename, maar meer dan een halvering t.o.v. het voorlaatste (weliswaar: record) kwartaal, QIV 2019, te zien. QI 2020 liet een groei in de maandrapporten zien van slechts 304 MWp. Dit is zelfs iets (ruim 3%) minder dan in QI 2019, toen 314 MWp nieuw verscheen in de eerste drie maand rapportages.

QII laat een zeer laag volume zien van slechts 161 MWp, wat natuurlijk ligt aan het feit dat april een bizarre negatieve capaciteit "toename" gaf te zien van -108,5 MWp. De merkwaardige negatieve groei in april is zelfs op nog hogere niveaus terug te zien, zie paragrafen 5 en 6. Derhalve, heb ik ook in deze grafieken een nieuwe disclaimer opgenomen (wit veld met rode rand), om op die bizarre, officiële april ingave te wijzen. QII haalde mede vanwege de curieuze negatieve groei in april slechts 55% van de groei in QII 2019 (295 MWp). Ook QII in 2018 kwam op een hoger niveau uit, 206 MWp.

De hoge toevoeging in september heeft veel goedgemaakt. Hiermee is het derde kwartaal van 2020 inmiddels recordhouder voor die periode geworden in de getoonde geschiedenis, met 558 MWp. Het is wel nog steeds bijna 15% lager dan absoluut recordhouder, QIV 2019 (653 MWp nieuw volume), maar het derde kwartaal van 2020 heeft inmiddels maar liefst 27% méér nieuwe capaciteit opgeleverd, dan hetzelfde kwartaal in 2019 (440 MWp). En het is een factor 1,8 maal het volume in het "normale" eerste kwartaal dit jaar (304 MWp). Dat lijkt dus de goede kant op te gaan.

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - tm. september 2020


Groeicijfers per half-jaar. De Y-as geeft de nieuw gerapporteerde capaciteiten in MWp, volgens de maandrapportages in de getoonde half-jaren. Op de X-as per kolom de resultaten van de 6 maand rapportages uit de half-jaren (HI = jan. tm. juni; HII = juli tm. december) sinds 2010, tot en met het tweede afgeronde half-jaar voor 2019. Met een voorlopig nieuwe, spectaculaire record capaciteit van 1.094 MWp. Die het voorgaande half jaar record, HI in 2019 608 MWp) alweer aan diggelen sloeg, met een factor 1,8 maal zo veel toegevoegde capaciteit in dat tweede half-jaar.

Daarnaast is het "afgeronde" resultaat voor HI 2020 getoond, met het totaal volume van de eerste 6 maand rapporten van dit jaar. Goed moet hierbij beseft worden, dat de hoge "negatieve groei" in het april rapport ook zit besloten in de getoonde 465 MWp groei voor 2020 HI. Daardoor komt die groei op slechts ruim 76% van het hoge volume in 2019 HI (608 MWp). Wel is de toename in 2020 HI inmiddels 25% hoger geworden dan de gerapporteerde aanwas in 2018 HI. Zelfs als er later eventueel voor april 2020 gecorrigeerd zou gaan worden, is de vraag is of het tot nog toe "record eerste half jaar" van 2019 ge-evenaard zal gaan worden, met de blijvende actuele problemen.

Achteraan de eerste resultaten voor het tweede half jaar van 2020, gearceerd weergegeven omdat alleen de volumes in juli tm. september nog bekend zijn, bij elkaar 558 MWp. Bij de bespreking van het vorige maandrapport dacht ik, dat het hoge volume van HII in 2019 niet behaald kon worden. Echter, als de hoge groei in september wordt gecontinueerd, kan dit beslist weer op tafel komen. Veel zal afhangen van eventuele "eindejaars-rally's" met diverse grote zonneparken, die een forse invloed op het laatste kwartaal kunnen hebben.

In ieder geval zal, bij de gemiddelde groei in juli-september in de laatste drie maanden, het eerste half jaar in 2020 zeer flink overtroefd gaan worden, het volume is nu al 20% hoger. Dit, nog afgezien van een eventuele correctie van de "negatieve groei" in april. Voor een prognose van de potentiële jaargroei in het CertiQ dossier, zie paragraaf 9.

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. september 2020


Deze grafiek heb ik in een eerdere analyse opgenomen om het verschil te laten zien tussen de nieuwe kalenderjaar volumes volgend uit de oorspronkelijke maand rapportages (lichtblauwe kolommen), en de volumes die volgen uit de later gereviseerde jaar rapportages (donkerblauwe kolommen). Laatstgenoemde bijgestelde "definitieve" jaargroei cijfers vindt u ook in de inset van de belangrijke verzamelgrafiek in het eerste jaaroverzicht van 2019, die ik begin dit jaar heb opgesteld. De eerste resultaten voor 2019 zijn gearceerd weergegeven, omdat de verwachting is, dat in de komende revisie (mogelijk pas laat in de herfst van 2020 ?), het EOY cijfer voor zowel dat, als voor het voorgaande jaar nog zal worden bijgesteld. En, voor 2019, mogelijk ook nog in een later rapport van CertiQ kan wijzigen. Dit naar aanleiding van vergelijkbare bijstellingen van de CertiQ cijfers in voorgaande jaren. De jaar volumes zijn de laatste jaren allemaal opwaarts bijgesteld, in 2018 ging het om maar liefst 7,5% meer jaargroei (915 i.p.v. 851 MWp), dan volgde uit de oorspronkelijke maand rapportages.

De cumulatie van de eerste 9 maandrapportages voor 2020 (inclusief "negatieve groei"-maand april) is rechts uiteraard weer gearceerd weergegeven, daar moet nog heel veel volume, voor het laatste kwartaal, bij worden geschreven. Getoonde 1.023 MWp is weliswaar relatief laag, maar wel al 20 procent méér dan het hele jaarvolume volgend uit de maandrapportages in het jaar 2018 (851 MWp). Als we van een te pessimistisch scenario "evenveel groei in de resterende maanden als in jan. tm. september" zouden uitgaan, zou je nu op 1.364 MWp groei komen in 2020. Wat al 60% hoger zou zijn dan de jaargroei volgens de maandrapportages in 2018. Maar nog steeds 20% lager dan de zeer hoge groei volgens de maandrapportages in 2019 (1.702 MWp). De verwachting blijft, dat de resterende maanden van 2020 een flinke volume groei kunnen laten zien. Hoe groot, dat moeten we nog afwachten.

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit


De trendlijn in de grafiek is sedert de mei update, als gevolg van de tegenvallende cijfers in 2020, aangepast t.o.v. het exemplaar in de voorgaande versies. De polynoom "best fit" curve is vervangen door een voortschrijdend gemiddelde trendlijn, waarbij het gemiddelde resultaat van de laatste drie maanden wordt weergegeven. Mede vanwege de bizarre "negatieve maandgroei in april 2020", vlakte deze curve tijdelijk wat af, rechts bovenaan in de grafiek. De groei is echter gecontinueerd door de relatief hoge volumes genererende maanden mei tm. juli, de "mindere" maand augustus en, vooral, door de zeer hoge groei in september. Vandaar dat de rode lijn weer een sterk positieve stijging laat zien. Vertikale blauwe stippellijnen geven het snijpunt van de bereikte 500 MWp piketpalen ("een halve GWp") met deze curve weer. De zevende piketpaal werd in de voorzomer van 2020 bereikt. De achtste (4 GWp), was al in de vorige analyse voor augustus 2020 aangekondigd door Polder PV, en is nu ruimschoots overschreden, met alweer bijna 250 MWp.

In 2018 vond er een duidelijke versnelling van de gerapporteerde capaciteiten plaats, culminerend in een record toevoeging in december. In 2019 ging het rap verder met de toevoegingen, van ruim 51 MWp in januari, tot nieuwe maand records van, achtereenvolgens, 165 MWp in februari, bijna 271 MWp in augustus, en, tot slot, de spectaculaire, goed zichtbare bijna 410 MWp nieuwe capaciteit in november. Januari en februari 2020 voegden ook weer voor die maanden record hoeveelheden toe, 57 resp. 204 MWp. Daarna kwam, o.a. door de gevolgen van de Corona crisis, én de merkwaardige negatieve groei in april 2020, de klad er tijdelijk in. Om in mei tot en met juli wederom een "inhaalrace" te beginnen, in augustus weer tijdelijk terug te vallen, en in september weer rap in de versnelling te gaan. De progressie hangt wederom van onzekere factoren af. Zelfs al zou er later dit jaar een verdere versnelling van de uitbouw van SDE projecten kunnen plaatsvinden, de enorme "klap" in het eerste half jaar zal hoogstwaarschijnlijk niet meer opgevangen kunnen gaan worden voor hoge, laat staan record volumes voor het gehele kalenderjaar. Maar we gaan wel weer "de goede kant op".

Eind september 2020 bereikte de zonnestroom databank van CertiQ in ieder geval een geaccumuleerde gecertificeerde capaciteit van 4.248,7 MWp. Het bereiken van de eerste "gecertificeerde" GWp kostte sinds eind 2009, toen er nog slechts 22 MWp PV capaciteit bij CertiQ bekend was (gecertificeerd), 8 een een half jaar. De tweede GWp heeft minder dan een jaar gekost. De derde GWp is al binnen een periode van 6 maanden toegevoegd (tussen mei en november 2019). De vierde GWp volgde, mede vanwege de curieuze "negatieve groei" in het april rapport, 8 maanden later. Het is een van de belangrijkste redenen, waarom de netbeheerders op talloze plekken in ons land in de problemen zijn gekomen met de beschikbare netcapaciteit: ze zijn compleet overvallen door het enorme tempo van de nieuwbouw van met name de grote PV projecten. En, wat de grote zonneparken betreft: vaak in dunbevolkte gebieden met een historisch verklaarbare "krappe netcapaciteit".

Het bereikte volume van bijna 4,25 GWp in het september rapport is een factor 193 maal het volume eind 2009 (22 MWp). En al bijna 33 maal het volume in juni 2015 (129,5 MWp), vlak voordat de hoge groei bij CertiQ manifest werd. De tussenpozen tussen het bereiken van de nieuwe "500 MWp" piketpalen bij de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteiten zijn de afgelopen drie jaar steeds korter geworden, al is die trend in het eerste half jaar van 2020 duidelijk weer gebroken, en in het tweede half jaar weer aangetrokken. Voor een nieuwe prognose voor eind 2020, gebaseerd op dit diagram, zie de grafiek in paragraaf 9.

CertiQ vs. RVO
Kort geleden heeft Polder PV in detail uit de doeken gedaan wat de resterende beschikte, resp. gerealiseerde volumes aan zonnestroom projecten onder de SDE - SDE"+" regimes zijn geweest, volgens de opgegeven of bijgestelde beschikte hoeveelheden, in de status update van 3 juli 2020. Daar is inmiddels een update van gekomen, voor september dit jaar, waar nog in detail op ingegaan zal worden. Het geaccumuleerde volume aan "ingevulde beschikte capaciteit" is 22 september bij RVO opgelopen tot 4.019,5 MWp, verdeeld over 21.829 beschikkingen.

CertiQ komt nu eind september met fysiek gerealiseerd (= niet gelijk aan beschikt volume !) 4.248,7 MWp PV capaciteit voor (gecerticificeerde) zonnestroom. Dat volume is inclusief een onbekend, waarschijnlijk gering volume "niet SDE gesubsidieerde" PV projecten*. De september update van RVO ligt dus alweer, ruim een week eerder, wat beschikte volumes betreft, 229 MWp achter op de harde realisatie cijfers van CertiQ tm. eind september dit jaar. Dit soort verschillen zal niet verdwijnen, het niveau van het gesignaleerde verschil verandert per status update van een van de beide instanties.

Fysieke realisaties (die wel bij CertiQ worden gemeld) kunnen sterk afwijken van de door RVO gehanteerde capaciteiten. Polder PV heeft daar vele honderden voorbeelden van in zijn overzichten staan ! RVO past daarnaast de laatste 2 jaar ook regelmatig het volume van de beschikte capaciteit van een toenemend aantal projecten aan in haar overzichten. Dat is altijd in neerwaartse richting. Polder PV kent daarnaast talloze projecten die (soms fors) groter zijn uitgevoerd dan dat er door RVO is beschikt bij de SDE toekenning. RVO past (vrijwel) nooit opwaarts aan, omdat hun taakstelling, vanwege de subsidie voorwaarden, slechts de "maximaal subsidiabele" capaciteit betreft. Wat daar bovenop komt, interesseert het agentschap derhalve niet, en wordt dan ook niet vermeld. Een nogal heikel thema, wat zéér slecht bekend is bij de solar community in Nederland, en waar nooit over lijkt te worden gediscussieerd.

Ook het aantal bij CertiQ ge-accumuleerde productie installaties voor zonnestroom (eind sep. 2020: 24.775 stuks) laat zich, ondanks pogingen daartoe, niet zomaar een op een vergelijken met het aantal door RVO bijgehouden, momenteel veel lager gelegen aantal beschikkingen met "ja-vinkje" (update 22 september: 21.829 stuks, niet zoals Solar Magazine claimt, 21.783). Er zijn namelijk, aan de ene kant, nogal wat projecten met meerdere beschikkingen voor dezelfde lokatie, die bij CertiQ beslist als "1 productie installatie" zullen kunnen zijn geregistreerd, afhankelijk van de opgetuigde bemetering bij complexe projecten. Aan de andere kant, loopt het register bij RVO altijd - soms zelfs zeer fors - achter op de status updates van CertiQ, zoals ik ook in mijn continu bijgehouden projecten sheet al jaren bemerk: ik heb alleen al honderden opgeleverde (netgekoppelde) grote projecten in sheet staan, die nog helemaal geen "ja" vinkje(s) bij RVO hebben gekregen (incl. nogal wat projecten met meer dan 1 beschikking per lokatie).

Hierbij komt óók nog, dat er ook niet-SDE gesubsidieerde projecten kunnen instromen bij CertiQ, waaronder talloze zeer kleine installaties die meedoen bij handel in groene stroom via platforms als Powerpeers van Vattenfall, en meer lokaal gerichte platforms zoals "Energie uit de Achterhoek" van de Gelderse energieleverancier AGEM. Al met al, is het dan ook beslist niet vreemd, dat CertiQ ver voor loopt op RVO wat aantal geregistreerde projecten t.o.v. aantal "beschikkingen met ja-vinkje" bij het Agentschap betreft. En inmiddels, met de september update, ook al weer een stuk verder is met de geregistreerde fysiek netgekoppelde capaciteit t.o.v. de verzameling voor "beschikte volumes" op 22 september jl. bij RVO.

* NB: Hardnekkige claims, dat de CertiQ databanken alleen maar projecten "met SDE+ subsidie" (beschikkingen) zouden bevatten kloppen absoluut niet. Een groot volume bij de aantallen betreft kleine projecten met oude SDE beschikkingen, zoals hier ook voor de zoveelste maal gemeld. Maar daarnaast zijn er ook projecten zónder SDE of SDE "+" subsidie, die via diverse groencertificaten platforms instromen. Het aantal of het volume daarvan (in MWp) is echter niet publiekelijk bekend, omdat dat onderscheid in de CertiQ data niet wordt gemaakt.

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier - een nieuw record


Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. Maar daar is eerder dit jaar duidelijk de klad in gekomen, sedert de historische piek in februari 2020 (159,5 kWp). Al in maart kregen we te maken met een "unicum", de gemiddelde systeemcapaciteit van het totale geaccumuleerde volume nam af. Door continue instroom van behoorlijk veel nieuwe projecten, maar beperkte hoeveelheden nieuwe capaciteit, én de daar op volgende "april anomalie" (negatieve capaciteits-groei), is het systeemgemiddelde voor het eerst in zeer lange tijd een korte periode achteruit gegaan. Vanaf mei is er weer een toename te zien, en belandde dit eind juni op 156,6 kWp per project. Eind juli hadden we een nieuw record te pakken, 161,4 kWp, ondanks ook een record bij het aantal nieuw geregistreerde projecten. Vanwege het relatief gering aantal nieuwe projecten in augustus, bij een "redelijk" groot nieuw volume, en de nog grotere discrepantie in de september rapportage, blijkt dat record inmiddels in de accumulatie cijfers wederom fors te zijn verbeterd. De gemiddelde systeem capaciteit van alle bij CertiQ aangemelde dan wel overgebleven gecertificeerde installaties is namelijk verder gestegen naar 171,5 kWp per project.

Het bereikte niveau eind september is een hoge factor 30 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor 11,4 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve). Na een korte neerwaartse buiging tm. juni, is deze weer omhoog gebogen a.g.v. de forse toevoeging aan capaciteit in juli, de beperktere aanwas in augustus, en de weer hoge toename in de september rapportage.

In het maand rapport van maart 2019 is de gemiddelde systeemgrootte bij de accumulatie aan gecertificeerde PV installaties bij CertiQ voor het eerst boven de 100 kWp gekomen. In het december rapport van 2019 is de 150 kWp piketpaal gepasseerd.

De gemiddelde systeemgrootte van de netto toevoeging in de september 2020 rapportage lag die maand fors hoger, 749 kWp (paragraaf 3), wat weer vergelijkbaar is met de situatie over een lange periode hier aan voorafgaand, en "brekend met de tijdelijke trendbreuk in maart".

Dat het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten normaliter een stuk lager ligt dan bij de maandelijkse toevoegingen, komt door het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk). De verwachting is, dat dit effect op het totale systeemgemiddelde nog lang zal aanhouden gezien hun volume. Pas als er continu véél, en ook zeer grote fysiek opgeleverde nieuwe SDE projecten gaan cq. blijven instromen bij CertiQ, zal dat effect (deels) worden opgeheven. Daarbij s.v.p. niet vergeten dat de duizenden kleine residentiële installaties ook voor 15 jaar een SDE (2008-2010) beschikking hebben (zie grafiek met de actuele [overgebleven] aantallen per grootte categorie in het eerste jaar overzicht van 2019). Dus het gros daarvan zal beslist nog tot en met 2023 in dienst zijn, en geregistreerd blijven bij CertiQ. Zonder registratie immers géén (voorschot-betalingen voor) SDE subsidie meer.

9. Totaal CertiQ volume - extrapolatie tm. eind 2020 inclusief versie "revisie jaar cijfers"

De verwachting, dat Nederland in 2019 weer een record jaar tegemoet zou gaan zien, is met de voorlopige cijfers voor de projecten markt - in casu CertiQ data - volledig uitgekomen. Een belangrijke vervolg vraag blijft luiden: hoe "groot" wordt het CertiQ volume in Corona pandemie jaar 2020 ?

Lange tijd werd er in 2019 - voor wie dat aandurfde - over mogelijk 2 GWp nieuwbouw voor heel Nederland gesproken, inclusief de gecertificeerde volumes (bijna uitsluitend SDE projecten), en de grote volumes aan residentiële en niet, of anderszins gesubsidieerde projecten. De groei is substantieel hoger geworden dan "slechts" 2 GWp", al moeten we tot eind dit jaar wachten voordat het CBS daar definitief duidelijkheid over kan verschaffen. Een laatste inschatting van het CBS ligt weer lager dan tijdens de eerste publicatie: 2.402 MWp is in het recent gepubliceerde "hernieuwbare energie rapport 2019" inmiddels 2.352 MWp groei geworden. Dit kan later beslist nog steeds worden aangepast. Voor 2020 deden aanvankelijk nog zeer grove speculaties van "mogelijk 3 GWp" de ronde. Dat was echter vóórdat een akkefietje als "de gevolgen van een Coronavirus pandemie" de ronde deed... En dat zien we nu alweer duidelijk terug in de cijfers voor dit jaar.

Hier onder ga ik daar wat alleen het CertiQ volume betreft (!) andermaal op in, met een nieuwe extrapolatie, voor eind 2020. Dit, n.a.v. de groei bij de accumulatie van de capaciteit, inclusief de wijzigingen in de laatste maandrapporten. Ook in deze versie tm. de september 2020 rapportage wederom een afschatting op basis van een extrapolatie van de gereviseerde EOY jaar cijfers van CertiQ.


Eerder maakte ik een dergelijke extrapolatie grafiek voor het eindejaars-volume van 2018 op basis van het november rapport dat jaar, waarbij ik destijds uitkwam op - zeer conservatief geschat - zo'n 1.470 MWp eind van het jaar. Het werd in het voorlopige (eerste) jaar rapport van CertiQ zelfs 1.523 MWp (weergegeven in de grafiek op basis van de maand rapportages, gele kolommen), dus ik was toen inderdaad "conservatief". In een recente versie heb ik ook de gereviseerde EOY jaarcijfers opgenomen in de vorm van een curve met groene diamantjes, waar doorheen een best fit curve (4e graads polynoom trendlijn) en prognose "de toekomst in" is getrokken (bijbehorende groene stippellijn). EOY 2018 is zelfs alweer opgewaardeerd naar 1.644 MWp door CertiQ, wat alweer 12% meer volume is dan ik aan de hand van de extrapolatie op basis van het november rapport voor dat jaar had afgeschat.

Dit, om aan te geven dat de wijzigingen van die cijfers behoorlijk kunnen oplopen. En dat daar altijd rekening mee gehouden dient te worden. Daar staat tegenover, dat er ook tegenslagen kunnen komen. Gezien de maand rapportages in met name het eerste halfjaar, is daar inmiddels in 2020 duidelijk sprake van, in de vorm van de impact van de Corona pandemie, én een curieuze negatieve maandgroei in het april rapport. Weliswaar is de groei daarna doorgegaan, maar de "klap" in het eerste halfjaar zal zeker impact gaan hebben op het jaar resultaat.

In een nieuwe, "conservatieve" lineaire extrapolatie (zwarte lijn), ben ik niet meer uitgegaan van medio 2015 als startpunt, omdat de groei daarna zeer sterk is toegenomen. Voor een vergelijkbare extrapolatie heb ik eind 2018 als begin referentie genomen (eerste vertikale blauwe stippellijn), en via het laatste maand resultaat (september 2020) lineair ge-extrapoleerd naar eind 2020 (2e vertikale blauwe stippellijn). Dit geeft een veel "logischer" conservatief scenario, dan op basis van de niet meer realistische extrapolatie over een veel langere periode, toen de "oude" groeicijfers op een véél lager niveau lagen. Met deze extrapolatie komen we inmiddels op een mogelijke accumulatie, eind 2020, van zo'n 4.600 MWp uit, weergegeven rechts van de rechter Y-as (een stuk hoger dan in de augustus update, toen kwam ik op 4.470 MWp). Daarbij natuurlijk de aanname, dat er niet nog meer nare verrassingen uit de goochelhoed worden getoverd, dit jaar.

Ten tweede. Gaan we uit van de best fit trendlijn door de maand resultaten, nog conservatiever dan voorheen, 3e graads polynoom (rode curve), en bepalen we daarvan het snijpunt met genoemde blauwe stippellijn, komen we ditmaal op hetzelfde niveau uit, 4.600 MWp (idem in de vorige update). Dit is een voorlopige "educated guess" voor het geaccumuleerde CertiQ volume, eind 2020 (een forse 130 MWp meer dan in de vorige update). Waarbij nog steeds het uitgangspunt is, dat in het laatste kwartaal een forse verdere inhaalslag "kan" worden gemaakt om het verlies in de eerste jaarhelft (deels) te kunnen compenseren. Ook, omdat er duizenden SDE beschikkingen een relatief korte realisatie periode hebben, en er weliswaar een jaar verlenging is toegezegd, a.g.v. een aangenomen motie van vd Lee / Sienot. Maar dat ene jaar nog steeds als (te) krap kan worden gezien door de ontwikkelaars, en men haast wil maken om zoveel mogelijk projecten toch nog "op tijd" gerealiseerd te krijgen.

Zouden we bovengenoemde ruim 4,6 GWp EOY 2020 voor haalbaar houden, zou dit t.o.v. het nog voorlopige EOY cijfer voor 2019 (3,2 GWp) een jaargroei kunnen opleveren van zo'n 1.375 MWp aan uitsluitend gecertificeerde PV capaciteit in 2020.

Gaan we, een stuk riskanter, gezien de veel langere prognose periode vanaf het laatst bepaalde, bekende "harde" datapunt (EOY 2018 - 1.644 MWp) van de trendlijn door de EOY cijfers voor de door CertiQ gereviseerde cijfers (groene punten, ditmaal een best-fit 4e graads polynoom curve), zouden we op basis van die prognose nog veel hoger uitkomen, rond de 5.150 MWp (groen cijfer rechts). Vanwege de grote onzekerheden rond de langer durende impact van de Corona virus pandemie, inclusief een tweede "golf" van de uitbraak, houden we voorlopig het conservatievere scenario (4.600 MWp EOY 2020) aan. Waarbij de realiteit uiteraard altijd nieuwe verrassingen, zowel in opwaartse, als in neerwaartse zin, zal kunnen tonen.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. augustus 2020 - na record juni terugval en curieuze opleving

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand. Na het laatste historisch record volume in juni 2019, vielen de productie cijfers stapsgewijs weer terug, in het ritme van de seizoenen. Met de later toegevoegde (eerste) resultaten tot en met juni 2020 hadden we wederom, na het record volume in mei, een nieuw productie record te pakken, van maar liefst 509 GWh. Wat, gezien de combinatie van zeer zonnig weer in juni (volgens het KNMI), én de capaciteits-toevoegingen in de maanden januari tm. mei, weer geen verrassing is. Echter, in juli, bij het KNMI ingeboekt als "vrij normaal" wat de instralings-duur betreft, is er een duidelijke, flink neerwaartse - voorlopige - productie vastgesteld door CertiQ, van slechts 392 GWh. Maar liefst 23% minder dan in record maand juni ! Hier lijkt het een en ander aan productie nog te moeten worden bijgeschreven, want het verschil met juli is beslist opmerkelijk, en slecht verklaarbaar.

Dit blijkt ook wel uit het laatst bekende cijfer. In het september rapport werd door CertiQ namelijk voor de maand augustus een flink hógere productie gemeld, dan voor de voorgaande maand, 435 GWh. Dat is maar liefst 11% méér (voorlopig) gemeten productie dan in juli ! M.b.t. augustus stelt het KNMI, dat het zeer zonnig is geweest, met gemiddeld over het land 229 zonuren t.o.v. het officiële langjarige gemiddelde van 195 zonuren, dus ruim 17% meer. Voor juli stelde het KNMI landelijk 217 zonuren vast ("vrijwel normaal" voor die maand). In augustus is de zonneschijn duur dus 5,5% langer geweest dan in juli.

Het aantal zonneuren is wel gerelateerd aan, maar beslist niet 100% rechtlijnig in verhouding tot de fysieke zoninstraling, die doorslaggevend is voor de productie van zonnestroom. Anton Boonstra houdt al enkele jaren de horizontale instraling cijfers van het KNMI nauwkeurig bij in maandelijkse tweets. Voor juli 2020 stelde hij een gemiddelde hoeveelheid instraling in het horizontale vlak voor heel Nederland vast van 154,7 kWh/m². In augustus dit jaar was dat echter niet meer, maar wat mínder dan in juli, 143,6 kWh/m², met als extra toevoeging, "sommige provincies hebben meer zon gezien dan vorig jaar, andere minder". Dus ondanks meer zonuren dan in juli, is de fysieke instraling toch minder geweest in augustus. Zelfs 7% minder. Dit is dus in tegenspraak met de trend bij de uitgegeven Garanties van Oorsprong bij CertiQ (zie grafiek hier onder), en ook met de al twintig jaar gemeten en gepubliceerde maandproducties bij het PV systeem van Polder PV. Wat al die jaren minder productie laat zien in augustus dan in juli. Zowel in absolute zin, als gemiddeld over alle jaren.

De conclusie van Polder PV luidt: kennelijk moeten er nog heel veel GvO's voor met name de maand juli achteraf worden toegevoegd door CertiQ, en is er voor die maand een behoorlijke achterstand ontstaan in de registraties (oorzaak: onbekend).


In bovenstaande grafiek in magenta de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank, cumulerend in, voorlopig, 4.248,7 MWp in het september 2020 rapport (geel omrand punt rechtsboven, 5 maanden na de bizarre, met signaal venstertje weergegeven "dip" in april, referentie: linker Y-as). Na het - voorlopige - productie record van 508,7 GWh in juni 2020 (rood omrande datapunt in de blauwe curve), is de nu bekende productie van gecertificeerde zonnestroom geregistreerd in juli, opvallend, flink lager, 391,7 GWh (referentie: rechter Y-as, in GWh garanties van oorsprong toegekend per maand). Juni 2020 had 83% meer GvO's toegekend gekregen dan in juni 2019 (record maand in dat jaar, met 278,1 GWh) ! Juli 2020 zit "slechts" 43% hoger dan de destijds gemeten voorlopige productie in juli 2019.

Zoals gemeld, ligt augustus 2020 onverwacht fors hoger dan juli, op 435,0 GWh, ruim 11% méér, wat niet in lijn is met de verwachtingen (zie discussie boven de grafiek). Wel is deze hoeveelheid al 63% hóger dan de uitgifte in het maandrapport van augustus 2019 (267,3 GWh), wat wel logisch is. Ondanks het feit dat augustus 2020 1% minder instraling op het horizontale vlak gaf te zien dan in dezelfde maand in 2019, is er in de tussentijd zoveel nieuw PV volume bijgebouwd, en bijgeschreven bij CertiQ, dat zo'n enorme stijging goed kan worden verklaard. Al die nieuwe producties komen namelijk bovenop de output van de reeds langer geregistreerde, grote hoeveelheid projecten bij deze TenneT dochter.

Ter vergelijking: in het augustus 2020 rapport van CertiQ, waarin ook de "grijze stroom" productie in aparte certificaten wordt weergegeven, werd voor elektriciteit productie uit steenkool én de productie van kerncentrale Borssele in die maand gecombineerd een beduidend minder grote hoeveelheid weergegeven, dan voor alleen zonnestroom (229 + 153,6 = 382,6 GWh t.o.v. zon, 435 GWh).

Zoals reeds opgemerkt, kunnen dergelijke GvO volumes in latere bijstellingen nog gaan toenemen, omdat er altijd vertraging zit in de verstrekking van deze groencertificaten, met name voor de kleinere installaties. Het is waarschijnlijk, dat de volumes aan GvO's uit te geven voor augustus 2020 (en, vooral, voor de maand juli) daar alweer flink overheen zullen gaan.

Rechts onderaan in de grafiek zijn de vier meest recente, herkenbare "winter-dips" zichtbaar (blauwe pijlen). Deze worden steeds "hoger", vanwege de continu toenemende capaciteiten, en de daarmee gepaard gaande - relatief geringe winterse - producties in die maanden, die bovenop de producties van de al langer bestaande installaties worden gestapeld. De logische verwachting is, dat december 2020 en januari 2021 weer op een veel hoger niveau zullen eindigen, dan de eerder gerapporteerde resultaten voor die wintermaanden in 2019 / 2020.

11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ

CertiQ geeft ook al jaren per maandrapport een cumulatie van alleen de gecertificeerde, van Garanties van Oorsprong (GvO's) voorziene producties van de laatste 12 maanden op. Daarvoor werd wederom een nieuw record, van 3.379 GWh zonnestroom in een jaar tijd genoteerd (bijna 3,4 terawattuur, 91% van de 3.701 GWh compleet gemeten in 2019, van kernsplijter Borssele). Ten opzichte van die cumulatie in het voorgaande maandrapport is het verschil weer opgelopen, tot bijna 276 GWh. In juni werd door CertiQ nog een historisch record verschil volume van maar liefst 300 GWh vastgesteld t.o.v. de voorgaande rapportage.

CertiQ publiceert ook import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Die waren in september dit jaar 22,2 GWh import (nog steeds flink lager dan het hoogste volume in 2020, 94,1 GWh in mei). Respectievelijk 63,0 GWh voor ge-exporteerde zonnestroom certificaten (februari zat dit jaar nog wat hoger, op 78,6 GWh). Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden waren de hoeveelheden 564,9 GWh (import) resp. 340,2 GWh (export). De langjarige maandgemiddeldes in de periode januari 2016 tm september 2020 waren als volgt: 75,2 GWh/mnd (import) resp. 11,1 GWh/mnd. Veel meer (netto) import dan export, waarmee een klein deel van de nog steeds sterk fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend".

De maand met de hoogste import van zonnestroom GvO's was, vanaf de eerste rapportages in 2014, juli 2016 (310,0 GWh), de hoogste export vond plaats in december 2019 (79,8 GWh). De voortschrijdende 12-maand accumulaties vonden hun hoogtepunten in oktober 2018 (import 1.830,7 GWh), resp. maart 2020 (export 372,7 GWh).

Bron:

Statistische overzichten CertiQ (per maand)


5 oktober 2020: SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen. Na onze vakantie was een van de eerste statistiek klussen het afhandelen van de data van de op 14 september door Wiebes / MinEZK gepubliceerde cijfers m.b.t. de voorjaars-ronde van de SDE 2020, de laatste officiële SDE "+" regeling. Het eerste deel met de algemene cijfers voor alle opties onder die regeling heb ik op 2 oktober gepubliceerd. In dit tweede artikel in de reeks duiken we weer wat dieper in de achterliggende trends. En gaan we weer kijken naar de evolutie van enkele hoofd parameters, vanaf de eerste SDE 2008, tot en met de SDE 2020-I regeling. Eerder deed ik dit al voor de status tot en met de najaarsronde van SDE 2019 (zie analyse in het artikel van 29 juni 2020).

Oorspronkelijke allocaties budgetten voor alle SDE regelingen

In bovenstaande grafiek het totaal aan daadwerkelijk toegewezen oorspronkelijke budgetten voor alle SDE regelingen, voor als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties, tot en met SDE 2020-I. SDE 2020-I is nu "definitief" toegewezen, weergegeven in het laatste blauwe "voorjaars"-segment, met een ge-alloceerd budget van 3.303 miljoen Euro. Er was 4 miljard Euro beschikbaar, en i.t.t. het vol beschikte hogere budget voor de zwaar overtekende najaars-regeling van SDE 2019, waarvoor het bestemde budget plafond van 5 miljard Euro wel compleet werd toegewezen, is dat in de laatste regeling dus lang niet gehaald, nadat de RVO ambtenaren hun stofkam door alle aanvragen hadden gehaald. De voorjaars-ronde van SDE 2019 haalde ook het beschikbare budget plafond niet, de toewijzing was destijds 3.906 miljoen Euro, bij een beschikbaar budget van 5 miljard Euro. In de voorjaars-ronde van SDE 2018 was het echter nog erger: toen werd van een beschikbaar budget van 6 miljard Euro maar 3.798 miljoen Euro toegekend. Gelukkig werd de najaars-ronde in dat jaar wel compleet "benut" (bij de beschikkingen), de daarvoor gereserveerde 6 miljard Euro werd ruimschoots toegekend (idem voor de najaars-ronde van SDE 2019, met budget van 5 miljard Euro).

Achteraan heb ik als gearceerd oranje kolom segment het budget voor de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, toegevoegd. Deze nieuwe, op CO2 reductie toegespitste regeling, zal zijn geopend op 24 november tm. 17 december 2020 (details op RVO website, en in de kamerbrief onderaan gelinkt). Met, ditmaal weer 5 miljard Euro als beschikbaar budget, waar, naar wordt vermoed, hard om gestreden zal gaan worden door een breed spectrum aan mogelijke techniek opties (inclusief "niet-energie-opwek" varianten zoals CCS, elektrische boilers, waterstof productie, etc.).

Met een indicator heb ik rechts aangegeven dat er binnen een kalenderjaar van een compleet nieuw type regeling gebruik wordt gemaakt (overstap van SDE "+" naar SDE "++"). De vorige "systeemwijziging" betrof de overstap van de oude SDE regeling naar de SDE "+", van 2010 naar 2011. SDE heeft het relatief kort, 3 jaren volgehouden, de SDE "+" 9 en een half jaar (met veel resultaat). Nog onduidelijk is of, en zo ja, hoe, de SDE "++" in de nieuwe vorm zal blijven bestaan. Aanvankelijk werd nog gedacht aan ondersteuning tot 2025, maar vanaf dat jaar zijn nieuwe subsidies onder een SDE-achtige regeling niet ondenkbaar, gezien de kamerbrief van Wiebes van een jaar geleden (1 oktober 2019).

In deze grafiek zijn ook (kleine) wijzigingen verwerkt van gealloceerde budgetten voor oudere regelingen, die in de kamerbrief van 24 juni 2019 in een historisch overzicht werden gegeven (figuur 1 in bijlage 1), en die ik in de vorige update voor SDE 2019-II reeds heb verwerkt (zie aldaar voor details van de wijzigingen).

Alle nieuwe en recente cijfers staan in deze ververste grafiek vermeld. Links van de rode stippellijn de "oude" 3 SDE regelingen (bij zonnestroom gedomineerd door residentiële aanvragen en kleine installaties bij MKB, instellingen e.d.). Rechts alle SDE "+" regelingen, waarbij voor PV de ondercap op 15 kWp werd ingesteld, en er geen bovenlimiet meer was. Vanaf SDE 2016 zijn er telkens twee jaar rondes geweest (voorjaar, blauw, en najaar, oranje), die de toegewezen kalenderjaar budgetten enorm hebben doen "springen". Waren de jaar volumes tm. 2012 nog relatief bescheiden, tussen de 1.401 miljoen Euro (SDE 2008) en ruim 2,5 miljard Euro (SDE 2009, na ophoging van het budget), lagen de beschikte volumes in de drie jaar vanaf 2013 tussen de 3 en ruim 3 en een half miljard Euro. Vanaf 2016 ging "het gas" er op (2020 en Europese verplichtingen bleken angstwekkend dichtbij te zijn gekomen), met 9 miljard onder SDE 2016 toegewezen, een spectaculaire, bijna 11,9 miljard Euro in de twee jaar rondes van SDE 2017, en een hoge toewijzing van 9,8 miljard Euro onder SDE 2018. SDE 2019 viel nog verder terug, maar had dan ook "slechts" 5 miljard Euro, gemaximeerd per ronde. Die werd wel ingevuld onder de najaarsronde, maar binnen SDE 2019-I werd slechts 78% toegekend van de beschikbare 5 miljard Euro: 3.906 miljoen Euro aan toewijzingen. Het totaal onder SDE 2019 werd daarmee 8.906 miljoen Euro. Een toekenning wat op 91% kwam te liggen van het niveau van de beschikkingen onder SDE 2018. En wat zelfs nog iets lager lag dan de oorspronkelijk beschikte 9.012 miljoen Euro onder de 2 SDE 2016 sub-regelingen.

SDE 2020-I, de laatste officiële SDE "+" ronde, voegde nog eens 3.303 miljoen Euro aan allocaties toe, waarmee sedert de eerste SDE regeling in 2008, er inmiddels een totaal (maximaal) budget is toegewezen van 62,1 miljard Euro. Een fors deel daarvan zal echter nooit besteed gaan worden, door een combinatie van grote hoeveelheden reeds uitgevallen (danwel alsnog af te voeren) beschikkingen, allerlei problemen met projecten zoals regionale netcapaciteit problemen, (tijdelijk) stil liggende energie producties door verschillende oorzaken, minder uit te keren subsidie hoeveelheden als de marktprijzen van energie stijgen, etc.

De eerste SDE "++" ronde (najaar 2020) kan, indien het complete budget van 5 miljard Euro wordt toegewezen, wat, gezien de grote veranderingen en meer spelers die kunnen participeren, beslist waarschijnlijk lijkt, het totaal ooit ge-alloceerd SDE budget tm. 2020 op 67,1 miljard Euro gaan brengen. Daarvan nemen de grotendeels zeer succesvolle, met name de latere SDE "+" regelingen, het grootste volume in (56,2 miljard Euro ooit gealloceerd, 84% van genoemde 67,1 miljard Euro).

Aandeel zonnestroom op totale budget toewijzingen

In deze grafiek worden, uitgesplitst per jaar ronde de totale toegewezen totaal budgetten voor alle SDE modaliteiten (inclusief zonnestroom) van links naar rechts weergegeven in blauwe kolommen, van SDE 2008 tm. SDE 2020-I, en voor de eerste SDE "++" ronde, gearceerd helemaal rechts, het inmiddels in de Staatscourant gepubliceerde budget plafond voor dat jaar. In gele kolommen zijn de tm. SDE 2020-I toegewezen budgetten voor uitsluitend zonnestroom projecten weergegeven (voor beide kolommen rechter Y-as raadplegen). Aangezien voor de zonnestroom allocaties geen eerdere correcties zijn gepubliceerd (i.t.t. voor de totaal budgetten), heb ik de volumes gepubliceerd in de desbetreffende kamerbrieven voor de aparte regelingen gebruikt in deze grafiek. In een lichtgroene stippellijn volgt het daar uit vastgestelde aandeel van die PV project allocaties t.o.v. de totale toekenningen in de betreffende jaar rondes. Dit, in procent, met als referentie de linker Y-as.

Zonnestroom kon lang, tot en met SDE 2012, nauwelijk een deuk in het pakje SDE boter slaan, met toewijzingen van maximaal 101 miljoen Euro onder SDE 2009, slechts 4% van de totale toewijzingen (voor dat jaar 2,55 miljard Euro). SDE 2013 gaf, met iets meer beschikt volume, de opmaat naar de uitzonderlijke SDE 2014 regeling, waarvoor het zeer lang duurde voordat de laatste fase in ging. En er massaal (voor die tijd) werd aangevraagd - en beschikt: Een volume van 1,3 miljard Euro, opeens 37% van het totaal aantal toegewezen budget van ruim 3,5 miljard Euro dat jaar. Toen was er weer een tijdelijke terugval vanwege enorme budget allocaties naar biomassa bijstook in steenkolen centrales, windenergie, en andere concurrerende opties. In de voorjaarsronde van SDE 2016 begon het tij weer definitief te keren voor zonnestroom. Aanvankelijk nog relatief bescheiden, met 172 miljoen Euro. Maar dat werd al 988 miljoen Euro onder de najaarsronde dat jaar (20% van totaal budget allocatie), veerde op naar bijna 2,9 miljard onder SDE 2017 I (49%), en viel daarna weer terug naar een nog steeds respectabel niveau van ruim 2 miljard Euro onder SDE 2018-I. Desondanks was het toen het hoogste aandeel op de totale allocatie (ruim 53%), vanwege de zeer bescheiden toekenning van (bijgesteld) "slechts" 3,8 miljard Euro voor alle projecten.

SDE 2018-II liet een absoluut record in toegekend zonnestroom budget zien (bijna 3,3 miljard Euro), en daardoor kwam die regeling t.o.v. de totaal beschikte hoeveelheid van ruim 6 miljard Euro relatief bezien iets boven het niveau van de voorjaarsronde van dat jaar uit (55% i.p.v. 53%). Vanwege de enorme terugval in het toegekende budget binnen de voorjaarsronde van SDE 2019, slechts 3,9 miljard Euro totaal beschikt (er was 5 miljard Euro beschikbaar), én de blijvend hoge toekenning voor zonnestroom (ruim 2,5 miljard Euro), is het relatieve aandeel daarvan vervolgens naar een record hoogte gestegen van ruim 65% van het totaal.

De zeer fors overtekende najaarsronde van SDE 2019 werd door het enorme enorme aanbod aan de goedkoopst "biedende", grootschalige project toewijzingen gekarakteriseerd, en liet daardoor een duidelijke "verslechtering" van het aandeel van de beschikkingen voor zonnestroom zien, resulterend in slechts 1.734 miljoen Euro op een gealloceerd totaal budget van 5 miljard Euro. Een forse "terugval" naar 35% van de totale budget claim. Gezien de enorme gegroeide stapel SDE beschikkingen die nog moeten wordt afgewerkt, was dat niet zo rampzalig, en resulteerde dat in wat (relatieve) "rust in de tent" bij installerend Nederland. De vele installateurs hadden met de enorme accumulaties al werk voor de nodige jaartjes, waarbij vakantie nemen eigenlijk een luxe was. Mede gezien de zeer krappe realisatie termijnen voor PV, tussen de anderhalf en drie jaar na ontvangst van de beschikkingen.

Maar "rust" krijgen de zo'n 1.700 installerende partijen in Nederland, met de nu bekende resultaten voor SDE 2020-I beslist niet. Wederom is er weer een spectaculair extra volume van MEUR 2.148 ge-alloceerd door RVO, op een zeer beperkte totale budget toewijzing van 3.303 miljoen Euro. Vanwege deze opvallende verhouding, is het aandeel van zonnestroom weer kort terug op het oude record niveau van de voorjaars-ronde van SDE 2019: op 65% van de totale budget allocatie.

Cumulatie

Als we alle oorspronkelijk beschikte volumes voor zonnestroom tussen SDE 2008 en SDE 2020-I optellen, komen we op een accumulatie van 19.784 miljoen Euro, wat maar liefst 32% is van de totale allocaties voor alle projecten onder die regimes. Inmiddels is hier echter al heel erg veel van afgevallen.

De verwachting is, dat onder het compleet nieuwe gesternte van de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, met hevige competitie van compleet nieuwe technologie platforms, die op het gebied van "goedkoopste reductie per ton bespaarde CO2 equivalenten" goed scoren, zonnestroom beslist niet meer zulke zeer hoge aandelen op de totale allocaties zal kunnen gaan halen. De zorgen over de potentie van PV in de komende regeling zijn zelfs zeer groot, zoals in het al eerder aangehaalde stuk van projectontwikkelaar Solarfields blijkt. Als die zorg (deels) terecht blijkt, zal het percentage aandeel van PV dramatisch omlaag gaan vallen.

Totaal aantal aanvragen SDE beschikkingen voor PV projecten, en overgebleven hoeveelheid

Voor het totaal aantal aanvragen die ooit zijn gedaan voor zonnestroom projecten, volgt hier onder een update t.o.v. het exemplaar in de analyse van juni 2020. Hierbij heb ik, rechts in het diagram, SDE 2020-I toegevoegd.

Het enorme aantal, grotendeels residentiële aanvragen voor SDE 2010 (de laatste officiële SDE regeling, voordat deze werd vervangen door de eerste SDE "+", SDE 2011), werd destijds grof door RVO afgeschat op "ruim 52.000", waarvan het allergrootste gedeelte toen direct in de virtuele papiershredders verdween wegens volstrekt ontoereikend budget. Om de cumulatie van de aanvragen verder te kunnen vervolgen in de tijd, heb ik die hoeveelheid destijds op 52.050 stuks gezet. Lange tijd bleef de curve zeer matig stijgen (relatief weinig toevoegingen per SDE regeling). Maar vanaf SDE 2016 is er een bijna rechtlijnige toename, en onder SDE 2019-II - SDE 2020-I zelfs weer een iets verhoogd tempo van aantallen aanvragen terug te zien. De accumulatie van ooit aangevraagde SDE beschikkingen voor zonnestroom, nam op het laatst toe van bijna 116 en een half duizend, naar bijna 124 duizend stuks. Die cumulatie werd bereikt met een nieuw record, van 7.395 aanvragen onder SDE 2020-I. Waarmee het pas gevestigde record van het aantal aanvragen onder SDE "+" 2019-II al direct naar de tweede plek werd verwezen. Van de enorme historisch toegekende volumes is ondertussen ook alweer heel erg veel afgevallen. In de update van 3 juli 2020 gaf RVO nog 31.403 overgebleven beschikkingen tm. SDE 2019-II op. De status medio september geeft, inclusief de toegevoegde 6.882 toekenningen onder SDE 2020-I, inmiddels een (overgebleven) hoeveelheid van 37.800 stuks. Dat is slechts 31% van het totaal volume aangevraagd tm. SDE 2020-I, wat de aantallen beschikkingen betreft.

ik ga later in op de aanwas, uitval, en andere data in de tijdens onze vakantie gepubliceerde SDE update van medio september van RVO.

Gemiddelde omvang per aanvraag en per beschikking

Voor SDE 2015 en SDE 2016 ronde I zijn, voor de oorspronkelijke aantallen aanvragen, geen bijbehorende capaciteiten in MWp bekend, wel van de overgebleven toegekende projecten. Van de wel bekende aantallen beschikkingen, en de bijbehorende capaciteiten, is de volgende grafiek gereconstrueerd, met de berekende gemiddelde capaciteit per aanvraag / beschikking, per jaar ronde, tot en met SDE 2020-I.

Links van de stippellijn wederom de 3 oude SDE regelingen, met zéér bescheiden gemiddelde project beschikkingen van maximaal 28 kWp bij de aanvragen (paars), en slechts 2 kWp (SDE 2008), tot 8 kWp (SDE 2009) bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen (groen). SDE 2011, de eerste "SDE+" regeling, waarbij de bovencap op de aan te vragen systeemgrootte was verwijderd, begon met een anomalie bij de gemiddeld aangevraagde project grootte (laatste fase bij voorganger van RVO), maar bij de oorspronkelijke toekenningen bleef daar maar weinig van over: gemiddeld 74 kWp per beschikking.

Zowel bij de aanvragen als bij de oorspronkelijke toekenningen klommen vervolgens de volumes, naar gemiddeld 363 kWp per aanvraag onder SDE 2014, en 297 kWp bij de oorspronkelijke beschikkingen. Voor de twee rondes daarna is geen informatie voorhanden voor de aanvragen, maar bij de oorspronkelijke beschikkingen daalde het gemiddelde naar 215 kWp onder de voorjaarsronde van SDE 2016. Daarna gingen de vlaggen in de mast, met de enorme budget allocaties van SDE 2017 tot en met SDE 2020-I. Grote projecten werden aangevraagd, resulterend in hoge volumes per aanvraag, culminerend in 658 kWp onder SDE 2018-II, wat ook met een record gepaard ging bij de uiteindelijke toekenningen (669 kWp gemiddeld per oorspronkelijke beschikking). Wel is de algemene trend geweest, op SDE 2018-II na, dat er veel minder grote beschikkingen overbleven dan werden aangevraagd, door uitval van kennelijk met name grotere project aanvragen. De discrepantie was onder SDE 2018-I het grootste (588 kWp aangevraagd, doch gemiddeld slechts 453 kWp beschikt, 23% minder).

Ook bij de voorjaarsronde van SDE 2019 is bovengenoemde trend zichtbaar, al is die minder uitgesproken: de gemiddelde aanvraag van 564 kWp werd een gemiddelde beschikking van 531 kWp, 6% minder. Er zijn minder zeer grote projecten aangevraagd en beschikt dan in de populaire en succesvolle najaarsronde van SDE 2018. Het niveau bij de beschikkingen daalde tussen die twee jaar rondes fors, met 21%.

Breekpunt SDE 2019-II m.b.t. toegekende gemiddelde capaciteit

Weer een compleet ander beeld zien we onder de (oorspronkelijke) beschikkingen van de najaarsronde van SDE 2019. Lag de gemiddelde omvang per beschikking bij de aanvragen, 641 kWp, nog tussen de "normale" niveaus van SDE 2018-II (658 kWp) en SDE 2019-I (564 kWp) in, is het verschil extreem in positieve zin omgeslagen bij de uiteindelijke beschikkingen, zichtbaar in de groene kolom. Nooit eerder is er zo'n hoog gemiddelde per beschikking bereikt als onder SDE 2019-II, waarvoor ik zelfs de Y-as van deze grafiek flink heb moeten aanpassen. Een gemiddelde project beschikking binnen de najaarsronde van SDE 2019 kreeg door RVO oorspronkelijk een capaciteit van 1.982 kWp toegekend ! Niet alleen is dit véél groter dan het gemiddelde bij de aanvragen (een factor 3,1 maal niveau aangevraagd, 641 kWp), wat inhoudt, dat enorm veel beschikkingen voor kleine projecten niet zijn toegekend, maar geprullebakkeerd. Maar ook is dit zeer hoge gemiddelde per beschikking een factor 3 hoger dan het hoogste tm. SDE 2019 behaalde niveau bij de oorspronkelijke toekenningen: 669 kWp onder SDE 2018-II. Het betekent onherroepelijk, dat veel partijen met slechts "kleine" PV projecten van, pak hem beet, een paar 100 kWp op een plat dak, in de najaarsronde van SDE 2019 naast het potje hebben gepiest. Juist de categorie, die kennelijk zo "gewild" is, ook vanwege de flink bediscussieerde "maatschappelijke acceptatie" van zonnestroom, heeft dus een enorme kans gemist binnen SDE 2019-II.

Deze verhouding tussen aangevraagd en beschikt is onder de ingelaste extra SDE "+" ronde, SDE 2020 I (budget: 4 miljard Euro) duidelijk weer genormaliseerd op het "pre-SDE 2019-II niveau". Er werd binnen die meest recente regeling voor zonnestroom weer voor een zeer substantieel volume van 4 GWp aan projecten aangevraagd, waarvan de gemiddelde capaciteit 545 kWp was (artikel 21 april 2020). Nu is wederom de gemiddelde capaciteit bij de beschikkingen - iets - lager, namelijk 500 kWp. Ruim 8% lager dan bij de aanvragen. Waarmee de "trend brekende", zwaar overvraagde SDE 2019-II, die vooral zeer grote PV project beschikkingen blijkt te hebben opgeleverd, wederom historie is, de situatie is onder SDE 2020-I weer vergelijkbaar aan die tm. SDE 2019-I. Wederom komt dan de vraag bovendrijven: hoe zal dit er uit komen te zien, onder de nieuwe SDE "++" 2020-II regeling, waarvan het vermoeden bestaat dat vooral (zeer) grote projecten, met een zeer lage biedprijs ("Euro per ton gereduceerde CO2 emissie") de eindstreep zouden kunnen gaan halen ?

Uiteraard zijn bij de overgebleven beschikkingen, na forse hoeveelheden uitval, de parameters wederom gewijzigd bij de eerdere SDE regelingen. Voor de exacte stand van zaken in de update van 3 juli jl. (tot en met SDE 2019-II), verwijs ik u naar de uitgebreide analyse daarvan (met name de cijfers in de tabel). Daaruit blijkt, dat bij de toen bekende actuele status de gemiddelde omvang van de beschikkingen bij de overgebleven PV-projecten nog slechts 416 kWp per toekenning was (alle overgebleven projecten tm. SDE 2019-II). En dat bij de toen bij RVO bekende gerealiseerde project beschikkingen het gemiddelde nog maar op 175 kWp per beschikking lag. Met daarbij de belangrijke voetnoot, dat veel van de "zeer grote" projecten nog niet zijn gerealiseerd. Die, als ze daadwerkelijk worden opgeleverd, wat gezien de belangen in de meeste gevallen zeer waarschijnlijk zal zijn, daarbij onvoorziene calamiteiten terzijde schuivend, dat laatstgenoemde gemiddelde weer flink kunnen verhogen. Het blijft afwachten, hoe zich dit zal ontvouwen, want ik heb al van enkele grotere projecten capaciteit realisaties gezien die fors lager zijn dan de volumes waarvoor ze zijn beschikt. De waarschijnlijk belangrijkste reden: structurele problemen met de beschikbare netcapaciteit in de betreffende regio.

Polder PV zal binnenkort verder ingaan op de recent verschenen RVO update van 14 september jl.

Kengetallen oorspronkelijk beschikte PV projecten tm. SDE 2020 ronde I

In deze laatste grafiek van dit tweede deel over de zonnestroom beschikkingen uit de SDE 2020-I subsidieronde, de evolutie van drie kengetallen, van SDE 2008 tm. SDE "+" 2020-I. Let op, dat de Y-as logaritmisch is weergegeven voor alle drie de kentallen. De blauwe kolommen geven de oorspronkelijk beschikte aantallen zonnestroom projecten weer*. De oudste 3 SDE rondes (links van de rode streepjeslijn) hadden grote aantallen (oorspronkelijk) toegekende beschikkingen, grotendeels voor particuliere daken en/of voor kleine bedrijven, scholen, e.d. Een substantieel deel daarvan is trouwens in de loop der jaren alweer afgevallen om diverse redenen (overzicht zie hier). SDE 2011-2013, de eerste drie SDE "+" regelingen, hadden beperkte aantallen beschikkingen, tussen de 110 (SDE 2012) en 678 (SDE 2011) exemplaren. SDE 2014 was uitzonderlijk omdat de laatste fase zeer lang op zich liet wachten, en er vele grotere project aanvragen beschikt konden worden, uiteindelijk zelfs 2.973 exemplaren. De terugval in SDE 2015 was opmerkelijk, met slechts 48 toekenningen. De oorzaak: heftige competitie met zowel windenergie, als de enorme deel-budgetten opslokkende steenkolencentrales met biomassa bijstook. Vanaf SDE 2016 is de lijn weer progressief, van 831 naar een voorlopig record van 4.386 stuks onder SDE 2017 I. Dan een lichte terugval, om in de voorjaarsronde van SDE 2019 opnieuw een record te vestigen (dat van SDE 2018-II verbrekend), met 4.738 oorspronkelijk toegekende aanvragen.

Uitzonderlijk is de daar op volgende zeer forse terugval naar nog maar 986 originele beschikkingen onder de najaarsronde van SDE 2019, ver onder het niveau van SDE 2016 II tm. SDE 2019-I. Dit is een gevolg van de combinatie "extreme overtekening" met 4 miljard Euro, én weer hevige competitie van andere modaliteiten, die hun project aanvragen goedkoper konden inzetten per fase. Wat resulteerde in wederom een ongekende, massieve uitval, van (kleinere) zonnestroom project aanvragen, en een zeer beperkt contingent aan grotere PV project beschikkingen. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I liet daarna een toch wel verrassend nieuw record zien, van maar liefst 6.882 beschikkingen, wat het voorgaande record onder SDE 2019-I met maar liefst 45% overvleugelde, al was het wel met een iets kleinere gemiddelde omvang per beschikking (zie verder).

In oranje kolommen worden de met de aantallen toewijzingen gepaard gaande beschikte capaciteiten in MWp weergegeven. Nog relatief laag in de eerste SDE (29 MWp SDE 2009) en SDE "+" regelingen (17 tot 134 MWp in SDE 2012 en SDE 2013). Al substantieel in de byzondere SDE 2014 (883 MWp). Tijdelijk terugvallend in de zeer mager resultaat hebbende SDE 2015 (11 MWp). En daarna weer gezwind aanzwellend, via 179 MWp onder SDE 2016 I, tot een voorlopig nieuw record onder SDE 2017 I (2.354 MWp), iets terugvallend naar 1.710 MWp onder SDE 2018-I, en weer aantrekkend tot het voorlaatste record van 2.953 MWp oorspronkelijk beschikt onder SDE 2018-II. De daar op volgende regeling, SDE 2019-I vestigde geen record, maar claimde toen de tweede plaats m.b.t. zonnestroom. Er werd 2.515 MWp beschikt.

Deze neergaande lijn werd verder doorgezet onder de zwaar overtekende SDE 2019-II, waarbij nog maar 1.954 MWp werd toegekend, vanwege de bovengenoemde redenen (zware overtekening, én felle competitie met andersoortige projecten). Hiermee kwam SDE 2019-II uit op een niveau tussen dat van de twee SDE 2017 regelingen. Hoe dit echter zal uitpakken bij de uiteindelijke realisaties, moeten we nog zien, want er kan alsnog massieve uitval plaatsvinden. Zoals we juist ook al voor genoemde SDE 2017, en later, de SDE 2018 deel-rondes hebben gezien.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I heeft, naast het record aantal beschikkingen, inmiddels óók het record bij de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit te pakken, 3.440 MWp. Dat is 16 en een half procent hoger dan het vorige record onder de najaars-ronde van SDE 2018.

Gemiddelde capaciteit per beschikking

Uit bovenstaande twee parameters kan een belangrijke afgeleide worden berekend, de gemiddelde grootte per project beschikking in kWp. Ook al, koloms-gewijs, getoond in de voorgaande grafiek. Dit gemiddelde vermogen per beschikking is weergegeven in de groene lijn. Deze start zeer laag rond de 2 kWp onder SDE 2008, neemt iets toe tot 8 kWp onder SDE 2009, zakt weer iets in naar 6 kWp onder SDE 2010, maar begint daarna hard omhoog te gaan. Wat natuurlijk veroorzaakt wordt door het weg slopen van de bovencap per beschikking (aanvankelijk 15 kWp, onder de "grote" deel regelingen van SDE 2009 en SDE 2010 naar 100 kWp). En er vanaf de eerste SDE "+" regeling de facto ongelimiteerd grote projecten aangevraagd konden gaan worden. Die voorlopig, onder SDE 2020-I, is uitgemond in de grootste "enkelvoudige" beschikking van allemaal, bijna 148 MWp voor het Dorhout Mees project in Biddinghuizen (Fl.), van Solarfields. Grote projecten krijgen echter, afhankelijk van de project opzet, soms meerdere beschikkingen toegewezen, zoals het momenteel in bouw zijnde Vloeivelden Hollandia project op de grens van 1e Exloërmond en Nieuw-Buinen in de Drentse gemeente Borger-Odoorn, waar Polder PV - uiteraard - met de fiets "even" op bezoek ging in september (zie tweet van 23 september 2020). Voor het allergrootste project in voorbereiding, Energielandgoed Wells Meer in de Limburgse gemeente Bergen (mogelijk 271 MWp groot wordend wat de PV component betreft), is / zijn nog geen beschikking(en) bekend.

Terug naar de grafiek: de oorspronkelijk toegekende gemiddelde omvang per beschikking nam toe, van 74 kWp onder SDE 2011, naar 297 kWp gemiddeld onder SDE 2014. Zakte toen weer in naar 215 kWp onder SDE 2016 I. Maar werd vervolgens weer een stuk hoger. Aanvankelijk naar 537 kWp (SDE 2017 I), licht inzakkend naar 453 kWp (SDE 2018-I), en wederom fors stijgend naar een tussentijds nieuw record niveau van 669 kWp onder SDE 2018-II. Om weer wat omlaag te gaan naar gemiddeld 531 kWp per beschikking onder SDE 2019-I.

De laatste twee SDE "+" regelingen, tot slot, lieten een heftige fluctuatie zien van deze belangrijke "ijk parameter". SDE 2019-II zorgde voor een nogal grote verrassing: het gemiddelde per beschikte aanvraag steeg plotsklaps extreem, naar maar liefst 1.954 MWp, een trendmatige ontwikkeling die op deze logarithmische schaal in visuele zin nog enigszins wordt "gedempt". Vooral grotere project beschikkingen bleken onder die extreem overtekende regeling te zijn toegekend. De talloze kleinere ontwikkelaars, waaronder ongetwijfeld veel energiecoöperaties en andersoortige lokale initiatiefnemers als gemeentes en midden- en kleinbedrijven, konden een afwijzing in de digitale brievenbus verwachten.

De laatste regeling, SDE 2020-I, liet de situatie weer in "rustiger" vaarwater terugkeren. Deze slechts licht overtekende regeling, die uiteindelijk bij de beschikkingen maar 3,3 miljard van de beschikbare 4 miljard Euro toegewezen heeft gekregen, resulteerde tot twee records bij zonnestroom, zowel voor de aantallen als bij de beschikte capaciteit. De combinatie van deze twee resulteerde in een gemiddelde omvang van 500 kWp per beschikking. Waarmee het niveau van SDE 2019-I iets werd onderboden. Ergo: "terug naar de normaal". Die echter beslist niet van lange duur hoeft te zijn. Want de aanstaande eerste SDE "++" regeling, zal alwéér de piketpalen kunnen verschuiven. Niet alleen, in het algemeen, met betrekking tot alle toe te wijzen projecten van extreem verschillend "pluimage". Maar dit zal beslist óók op de toewijzingen voor PV projecten een diep ingrijpende invloed gaan hebben. En dus ook op de hier afgebeelde SDE data.

Ook voor deze parameter "gemiddelde capaciteit per beschikking" geldt weer: na verwijdering van door ontwikkelaars ingetrokken, of om wat voor reden dan ook niet tot realisaties komende project beschikkingen, is dat globale beeld weer gewijzigd, en zal dat nog steeds kunnen veranderen. Met name voor de recente "grote" regelingen, tussen SDE 2016 I en SDE 2020-I. Ook hierop komt Polder PV nog terug.

* Eigenlijk dient hiervoor te worden gelezen "gemiddelde omvang [in kWp] per SDE aanvraag of beschikking voor PV projecten". Het komt namelijk regelmatig voor, dat een en dezelfde adres locatie, en vaak zelfs hetzelfde dak, 1 of meer beschikkingen (meestal uit verschillende jaar rondes) heeft gekregen. Polder PV houdt dit zeer zorgvuldig bij, en heeft dan ook in zijn omvangrijke (gerealiseerde) projecten sheet, talloze single-site locaties staan waar 1 of meer SDE beschikkingen voor zijn afgegeven, en vaak ook al zijn ingevuld. Het is goed om dit cruciale verschil op het netvlies te krijgen, omdat daardoor verwarring kan ontstaan over opgeleverde aantallen "projecten", en de capaciteit volumes die daarmee gepaard gaan.

Dit is deel 2 van de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2020 voorjaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

(1) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 1. Beschikkingen - record 3.440 MWp PV inclusief. 137 miljoen Euro meer beschikt dan gepland. Portfolio PV beschikt: 16,1 GWp (2 oktober 2020)

(2) huidige artikel

(3) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (25 oktober 2020)

(4) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 4. Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 22 september 2020)

(5) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 5. Synthese alle SDE en SDE "+" regelingen incl. laatste ronde - gemiddelde omvang beschikkingen en evoluties per grootteklasse (10 november 2020)

(6) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 6. Grondgebonden & 'floating solar' installaties - cumulaties bij alle SDE "+" regelingen volgens RVO data (18 november 2020)

Extern:

Kamerbrief over 1e openstelling regeling SDE++ en verloop Voorjaarsronde SDE+ 2020 (14 september 2020)

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO met cijfers over alle SDE regelingen)


2 oktober 2020: SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 1. Beschikkingen - record 3.440 MWp PV inclusief. 137 miljoen Euro meer beschikt dan gepland. Portfolio PV beschikt: 16,1 GWp. Terug van vakantie bleek al redelijk snel een nieuwe kamerbrief van Wiebes (MinEZK) te zijn verschenen, op 14 september. Met daarin de definitieve toewijzingen voor de laatste SDE "+" ronde, voorjaar 2020, en meer informatie over de compleet gewijzigde opzet van de eerste SDE "++" ronde, najaar 2020. In dit eerste artikel de primaire resultaten van de laatste SDE "+" ronde, die een record vermogen aan beschikte capaciteit heeft opgeleverd voor zonnestroom, ruim 3,4 GWp. Het ter beschikking staande budget (4 miljard Euro) is uiteindelijk voor bijna 700 miljoen Euro niet ingevuld wegens forse uitval van projecten. Zonnestroom is als vanouds zoals bij de laatste regelingen, ook op het punt van budget toewijzingen weer kampioen. Met zelfs 65% van de uiteindelijk beschikte 3,3 miljard Euro.

SDE 2020-I
Hier onder volgt de stand van zaken rond de reeds op 2 april 2020 gesloten SDE 2020-I (voorjaars-)ronde. Hiervoor was, na aanvankelijk plannen voor "slechts" 2 miljard Euro uiteindelijk het dubbele volume, 4 miljard Euro budget gereserveerd. Desondanks was er aanvankelijk voor 4.137 miljoen Euro aangevraagd, maar is er, met het eindresultaat, 697 miljoen Euro (17,4% van budget) niet geclaimd, vanwege weer de nodige uitval van enkele honderden projecten. In onderstaande tabel heb ik de data voor alle aan te vragen opties koloms-gewijs naast elkaar gezet. Links telkens de data bij de aanvragen, er naast de resultaten bij de oorspronkelijke beschikkingen in de kamerbrief van 14 september 2020, en daar weer naast de "score" in procent van beschikt t.o.v. aangevraagd.


^^^
Klik op plaatje voor tabel in separaat venster

SDE 2020-I, de laatste officiële (ingelaste) SDE "+" regeling, heeft met "slechts" 3.303 miljoen Euro maar 83% van het beschikbaar gestelde budget van 4 miljard Euro geclaimd. Onder de najaars-ronde van SDE 2019 werd het budget destijds (5 miljard Euro), na een historische overvraag (ruim 9 miljard Euro), uiteindelijk precies ingevuld. Het resultaat voor SDE 2020-I is wel iets "beter" dan de 78% onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 (toen was ook 5 miljard Euro beschikbaar, maar werd er zelfs minder budget aangevraagd).

Bij de aanvragen onder SDE 2020-I was er 3,4% teveel geclaimd (4.137 miljoen Euro). Er is weer de nodige uitval ontstaan, 550 van de oorspronkelijk aangevraagde projecten (7,3%), resp. 739 MW aan gevraagde project capaciteit (bijna 10%, achterste kolom) zijn weg gevallen. Wiebes van Min. EZK claimt dat dit "hoger dan gebruikelijk" zou zijn, en wijt dit aan de overlap met de voorgaande (extreem overvraagde) regeling, waardoor het zeer lang duurde voordat alle projecten waren beoordeeld door RVO. Aanvragers konden een nieuwe aanvraag doen voor hetzelfde project onder SDE 2020-I, en als ze tussentijds alsnog een beschikking onder SDE 2019-II hadden gekregen, werd automatisch de nieuwe aanvraag geprullebakkeerd. Het grootste volume verwijderde (of door de ontwikkelaars terug getrokken) aanvragen betrof uiteraard weer exemplaren voor zonnestroom projecten, 513 stuks.

Al deze vervallen projecten, inclusief 592 MWp aan niet toegekende capaciteit voor zonnestroom, hebben er toe geleid dat er in totaal nog maar 7.012 project beschikkingen zijn overgebleven (uitval: 7,3%), en dat er maar 3.303 miljoen Euro aan project beschikkingen is toegekend (697 miljoen Euro, ruim 17% t.o.v. het budget plafond, resp. ruim 20% van oorspronkelijk aangevraagd weg gevallen).

Zonnestroom absoluut record houder - wederom
Zoals ook bij de vorige rondes, is wederom by far het meeste toegezegde geld (max. subsidie) naar PV gegaan. Er werden uiteindelijk maar liefst 6.882 zonnestroom project beschikkingen goedgekeurd door RVO (93% van aangevraagd). Dit is wederom een nieuw absoluut record onder het SDE "+" regime, wat het aantal projecten betreft. Onder SDE 2019-I was het vorige record onder het SDE "+" regime gevestigd (4.738 PV beschikkingen). Ook wat de beschikte capaciteit aan gaat, 3.440 MWp toegekend (85% van aangevraagd), is een nieuw record gevestigd. Het is namelijk maar liefst 487 MWp (16,5%) meer dan het vorige record volume onder SDE 2018-II (2.953 MWp oorspronkelijk toegekend) !

Voor zonnestroom is onder SDE 2020-I een budget claim van 2.148 miljoen Euro beschikt. Dat is bijna 86% van de ruim 2,5 miljard Euro aangevraagd, en, net als onder SDE 2019-I, maar liefst 65% van het nu totale gealloceerde budget ! Onder SDE 2019-II lag dit een stuk lager, slechts 35% van het totaal. De toewijzingen voor PV projecten gaan onder SDE 2020-I gepaard met een maximaal beschikte (lees: te subsidiëren) zonnestroom productie van 11,8 petajoule (PJ) per jaar (86% van het aangevraagde volume, 13,8 PJ). Dat laatste komt overeen met ongeveer 3,28 TWh/jaar (89% van de productie van kernsplijter Borssele in 2019, 3.701 GWh). In 1 jaar ronde. Maar dat is het maximaal haalbare, er zal beslist niet zoveel gehaald gaan worden, zeker als de projectuitval weer hoog zal zijn, en er mogelijk vaak "geknepen" moet gaan worden door grote projecten in regio met grote netproblemen.

Het toegekende vermogen leidt, met het aantal beschikte zonnestroom projecten, tot een systeemgemiddelde capaciteit van 500 kWp per beschikking. Dit is wederom lager dan de 545 kWp gemiddeld bij de aanvragen. Dat gaat weer meer richting het niveau onder SDE 2019-I, toen het gemiddelde per beschikking op 531 kWp lag. Het is in ieder geval substantieel veel lager dan het gemiddelde onder SDE 2019-II (1.982 kWp per beschikking), toen slechts minder dan duizend aanvragen voor PV werden toegekend bij een extreme overvraag. En daarbij vooral de goedkopere grote project beschikkingen waren overgebleven na de moeizame, langdurige selectie door RVO. Ook SDE 2018-II lag op een relatief hoog niveau bij de beschikkingen voor PV, gemiddeld 669 kWp.

Ondanks de "terugval" in project / beschikking omvang sedert SDE 2019-II, is de 500 kWp gemiddeld nog steeds hoog voor de voorjaars-ronde van SDE 2020: het zijn, wederom, gemiddeld grote projecten van zo'n 1.560 kristallijne silicium panelen à 320 Wp. Het zijn, zoals "gewild" in Den Haag, vooral veel rooftop projecten (ruim 98% van totaal beschikt bij de aantallen, 84% van beschikte capaciteit, hier kom ik nog op terug).

Monumentale berg beschikkingen
Met de huidige 3,44 GWp toegekende extra zonnestroom projecten, komt het totaal aan toekenningen in de SDE historie, met de enorme "stapel" van alle overgebleven beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "+" 2019-II gecombineerd, op maar liefst 16.115 MWp (separate lijst RVO, ook hier kom ik nog op terug). Een blijvend spectaculair volume van ruim 16,1 GWp! Ook al zal daar beslist nog wel het een en ander van gaan afvallen (mede gezien de zeer grote problemen rond de netcapaciteit in steeds meer gebieden, waardoor mogelijk alsnog beschikkingen niet op tijd kunnen worden ingevuld), er blijft, nog steeds, enorm veel capaciteit over om in te vullen. Het is in ieder geval qua omvang al ruim 2,3 maal de nog steeds door CBS gehanteerde 6.874 MWp gerealiseerde accumulatie aan het eind van 2019. Tot nog toe is slechts een kwart van dat nu geaccumuleerde beschikte vermogen gerealiseerd volgens de nog in detail door Polder PV te behandelen RVO update.

Bij CertiQ stond eind augustus dit jaar bijna 4 GWp aan realisaties van gecertificeerde PV capaciteit in de boeken, het overgrote merendeel daarvan is SDE beschikt volume. Ook dat is nog maar een kwart (realisaties) van de nu bekende accumulatie van toegekende (beschikte) capaciteit onder de SDE - SDE "+" regimes, tot en met SDE 2020-I.

Totale impact en thermische zonne-energie
Het totaal aantal overgebleven toegekende projecten (incl. PV) is voor deze ronde 7.012 exemplaren. Een factor 1,4 maal de 4.864 exemplaren die onder SDE 2019-I werden beschikt, en zelfs een factor 6 maal de beschikte volumes onder SDE 2019-II, waar kleinere PV projecten fors in waren ondergewaardeerd. De te subsidiëren maximale jaarlijkse productie is 20,3 PJ/jr (bijna 7 PJ minder dan de 27,2 PJ/jr onder SDE 2019-II). De werkelijke invulling hangt van diverse parameters af, zoals marktprijzen op o.a. de stroombeurs, en eventuele forse verdere uitval van project beschikkingen.

Thermische zonne-energie is ditmaal relatief goed bedeeld. Van de oorspronkelijke 78 aanvragen zijn er maar liefst 63 goedgekeurd (81%). Ook is een hoog volume bij de capaciteit toegekend, 29 van 37 MWth (ruim 78%). Het lijkt er op dat thermische zonne-energie, voor de grootschaliger projecten, langzaam uit het dal omhoog klimt, al is de gemiddelde capaciteit van de toegekende projecten nu weer veel kleiner dan onder de uitzonderlijke SDE 2019-II (460 kWth, onder SDE 2019-II nog 2,4 MWth). Maar toen werden er maar 19 beschikkingen goedgekeurd (23% van aangevraagd). Onder SDE 2019-I, toen er van de 85 aanvragen 29 beschikkingen overbleven, waren de toegekende percentages nog 34% (aantallen), resp. 33% (beschikte capaciteit).


SDE 2020-II - eerste SDE "++" ronde
Een groot deel van de huidige kamerbrief gaat over de aankomende eerste SDE subsidie ronde, waarbij niet meer "laagste kosten per geproduceerde hoeveelheid energie" (cf. Energieakkoord) leidend zal zijn, maar "hoogste CO2 reductie voor de laagste prijs" (Klimaatakkoord). Dat is een extreem complexe operatie aan het worden, met totaal onvergelijkbare technieken die met elkaar om de botjes (de subsidie miljoenen) moeten gaan vechten. Waar nog heel veel onduidelijk over is wat het perspectief betreft, met name voor energieopwekking uit hernieuwbare bronnen. En in het byzonder voor (grootschalige) zonnestroom. Solarfields, een van de grotere projectontwikkelaars van met name zonneparken, heeft in een alarmerend bericht van 22 september jl. verklaard, dat zij het somber inzien voor de kansen voor meer grootschalige PV. Ze stellen dat, door mogelijk doorgang van zogenaamde Carbon Capture & Storage (CCS, CO2 afvangen van meestal fossiele productie en opslaan in de bodem) in de komende subsidie ronde, talloze "ready-to-build" projecten van zon op dak, water en grond minstens een jaar tot de volgende SDE ronde zouden moeten wachten. En dat dat onverteerbaar is. Ze geven ook enkele oplossings-richtingen aan, om geen ernstig hiaat in de voortgaande uitbouw van PV in Nederland te krijgen. Of daar vanuit Den Haag op gereageerd zal gaan worden, moeten we nog afwachten. In hun bericht plaatste Solarfields een plagerige truuk-foto, met een drijvend zonnepark in de Hofvijver naast het Haagse parlement ...

Er wordt voor SDE 2020-II, net als voor de 2 "klassieke SDE +" rondes onder SDE 2019, 5 miljard Euro gealloceerd, de openstelling is van 24 november tm. 17 december dit jaar (is al naar achteren verschoven vanwege de Corona pandemie). Dit is de eerste regeling met deze compleet nieuwe opzet, die mede zou moeten bijdragen aan het extreem ambitieuze doel van Rutte III, om 49% CO2 reductie in 2030 te bereiken t.o.v. het ijkjaar 1990. Er wordt nog gewacht op goedkeuring van het zeer complexe nieuwe steunpakket van de Europese Commissie, de verwachting is dat die ruim voor de openstelling van de regeling binnen zal komen. Er zijn wel al wat eerste wijzigingen aangebracht, die te maken hebben met het feit dat we nu nog een extreem fossiele stroommix hebben, maar dat die gaandeweg steeds "groener" wordt. Dat geldt o.a. voor bepaalde CO2 besparende elektrificatie opties, zoals elektrische boilers en productie van waterstof middels elektrolyse. Hiervoor wordt het aantal te subsidiëren "draaiuren" van deze opties voor de eerste jaren neerwaarts bijgesteld, omdat de stroommix dan nog "te fossiel" is (majeur: gas-gestookte productie).

Ook zal achteraf goed worden getoetst of bepaalde opties zoals elektrische boilers, CCS, en "rest"warmte, niet door de regeling zullen blijken te zijn "overgestimuleerd", waarna correcties zouden moeten worden toegepast voor de (nog te) ontvangen steun. Daarvoor worden nadere regels opgesteld. Wiebes gaat nader in op de ramificaties voor de in Nederland vaak gewilde, maar bijna nooit toegepaste (want: veel te dure) CCS optie, en voegt een zoveelste rapportage toe aan de brief. Ook eventuele extra voordelen voor installaties die onder het zogenaamd Europese Emissiehandelssysteem (ETS) vallen worden aangepakt met een "correctie" post. Tot slot is er ook nog een fine-tuning van de "fase begrenzing" (ter sprake gekomen in kamerbrief van 24 juni 2020) in de brief opgenomen, waarmee Wiebes suggereert "dat de SDE++ zo kosteneffectief mogelijk wordt ingericht en daarmee de hoogste CO2-reductie voor het beschikbare budget" gerealiseerd kan worden.

Dit is deel 1 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE "+" 2020 voorjaarsronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV.

Bronnen

Intern:

(1) huidige artikel

(2) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "+" beschikkingen

(3) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (25 oktober 2020)

(4) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 4. Status update "officiële" stand van zaken realisaties SDE regelingen voor zonne-energie (RVO, 22 september 2020)

(5) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 5. Synthese alle SDE en SDE "+" regelingen incl. laatste ronde - gemiddelde omvang beschikkingen en evoluties per grootteklasse (10 november 2020)

(6) SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 6. Grondgebonden & 'floating solar' installaties - cumulaties bij alle SDE "+" regelingen volgens RVO data (18 november 2020)

 

Resultaten beschikkingen voorjaarsronde SDE 2019 (12 november 2019)

Resultaten aanvragen voorjaarsronde SDE 2020 (21 april 2020)

Resultaten beschikkingen najaarsronde SDE 2019 (25 juni 2020)

Extern:

Kamerbrief over 1e openstelling regeling SDE++ en verloop Voorjaarsronde SDE+ 2020 (MinEZK Rijksoverheid, 14 september 2020)

 
 
 
© 2020 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP