| |
                             
Nieuws
& analyses P.V. pagina 189
meest
recente bericht boven
Specials:
Hoge zonnestroom
productie in januari 2024, bij Polder PV
Record
jaar zonnestroom Liander 2023 - 930 MWp kleinverbruik & 541 MW grootverbruik
toegevoegd
Volledige
Stedin update PV kleinverbruik tm. 2023, inclusief Zeeland
RVO
update SDE status 1 januari 2024 - 468 MWp realisatie, 433 MWp beschikkingen
kwijt in QIV 2023
De
"ultimate" CBS zonnestroom statistiek update - uitgebreide (eerste)
resultaten voor 2022 en medio 2023
VertiCer
update december 2023 - voorlopig slechts 1.298 MWp nieuwe gecertificeerde
PV capaciteit in 2023
5
december 2023 - 1 februari 2024
1
februari 2024: Goede start van het
nieuwe jaar - "hoge" zonnestroom productie Polder
PV. Na de tegenvallende opbrengsten in 2023, deels
veroorzaakt door wat technische problemen met de oude PV
installatie van Polder PV, gaan we het nieuwe jaar met frisse
moed verder met (volautomatisch) zonnestroom produceren.
Januari haalde bijna een record voor deze maand. In dit
artikel gaan we er wat dieper op in.

De
tabel met de producties van de verschillende "sets"
zonnepanelen van Polder PV. Alleen voor januari, er is uiteraard
nog geen cumulatie van meerdere maanden bekend dit jaar.
Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per
groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide
specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp),
waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes
goed vergeleken kunnen worden. Helemaal rechts, in een separate
kolom, het vergelijkbare staatje voor januari 2023, ontleend
aan het
bericht over die maand, op de Polder PV website.
Wederom deden de 2 kleine, in serie geschakelde Kyocera
paneeltjes het het best, met een specifieke
opbrengst van 34,47 kWh/kWp in januari 2024. De 2 problematische
panelen (rode band)
zaten ongeveer op hetzelfde (lage) niveau van de achterste
vier exemplaren (oranje band),
die in de wintermaanden schaduw vangen van de voorste rij
panelen bij zonnige weer, en daarbij dus altijd "achter
blijven" bij de rest (alleen in die maanden). Het kern-systeem
van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene
band) had een opbrengst van bijna 31 kWh,
wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 30,1 kWh/kWp.
Vergelijken
we de specifieke producties in januari 2024 met die in januari
2023 (laatste kolom rechts), valt direct op dat januari
dit jaar goed is begonnen, want januari 2023 zat ook al
relatief hoog in de boom met de productie. De productie
verschillen met januari 2023 zijn zelfs tussen de 15 en
30% hoger, en kwamen bijna op een historisch record volume
uit. Het KNMI kwalificeerde
januari 2024 als "zonnig, nat en aan de zachte kant".
Er werden 85 zonuren gemeten, t.o.v. 68 over het langjarige
gemiddelde (referentie periode 1991 - 2020). Meetstation
De Kooy bij Den Helder (abusievelijk in concept KNMI "in
het oosten" gedoopt), zou slechts 79 zonuren hebben
gezien. Station Ell, zuidoostelijk gelegen van Weert (L.)
had er 94.
We
zien de "bijna record" opbrengst voor januari
2024 terug in het welbekende maandproductie diagram, wat
Polder PV al vele jaren lang elke maand van een update voorziet.

In
deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van
10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen
kleur. 2024 heeft weer een nieuwe
kleurstelling gekregen. Tot oktober 2001
waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de
producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de
rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem
grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage
waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen
in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand,
de dikke zwarte lijn in de grafiek.
Januari
2024 begon ver bovengemiddeld met de maandproductie, voor
de 10 kernsysteem panelen ruim 30,6 kWh. Niet goed te zien
in deze grafiek, is dat ze wel net aan januari 2009 (witte
data punten) voor moest laten gaan, wat nog steeds het record
voor die maand voert, met bijna 31 kWh. Maar januari 2024
komt nu dus wel op een respectabele 2e plek uit, in de datahistorie
van Polder PV's installatie.

In
deze nieuwe, vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties
van de laatste vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief
korte periode zijn de verschillen soms groot in de lange
zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli en augustus.
Het relatieve verschil in maart was het hoogst, omdat die
maand in 2022 zéér
hoog scoorde (zelfs hoger dan de opvolgende maand april).
Januari 2024 start ver bovengemiddeld, met voor de tien
panelen in het kern-systeem, 30,6 kWh, t.o.v. lang-jarig
gemiddeld (2001-2024, zwarte lijn), 23,3 kWh. Het wordt
weer spannend hoe de resultaten in de rest van het jaar
er uit komen te zien.

In
deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten
per kalenderjaar voor alle maanden per kalenderjaar, al
is het voor 2024 natuurlijk nog maar tm. eind januari. De
eerste twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de
mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig
waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen.
Het gemiddelde voor januari is in de laatste oranje
kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2024)
inmiddels 23,1 kWh voor dit deel-systeem.
We
zien dat er 3 jaren zijn die in die periode hier duidelijk
bovenuit steken. 2009 is nog steeds record houder, met 31,0
kWh productie in januari (34% hoger dan langjarig gemiddeld,
weergegeven in de oranje kolom achteraan). 15 jaar later
heeft januari 2024 inmiddels de 2e positie ingenomen, met
30,6 kWh, op enige afstand gevolgd door januari 2017, met
30,0 kWh. Daarna volgt nog een drietal jaren van lang geleden,
2006, 2005, en 2002, die in de sub-top zitten. In andere
jaren zijn de opbrengsten beduidend, tot veel lager geweest.
Januari 2004 deed het zeer slecht, omdat we toen enkele
uitgevallen micro-inverters hadden, toen ze nog buiten onder
de panelen hingen. Alle micro's zijn in het voorjaar van
2005 naar binnen in huis verplaatst, en gedeeltelijk vervangen
door nieuwe exemplaren, om verdere problemen te voorkomen.
In
de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002
tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta
streepjeslijn. Deze waarde ligt ditmaal wat hóger
dan het gemiddelde, op een niveau van 23,5 kWh.
De productie in januari 2024 ligt ruim 30% boven deze mediaan
waarde.

In
deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de
energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem
te zien, met elk jaar een eigen kleur. We zien voor het
jaar 2023 (lichtgele kleurstelling), na aanvankelijk een
gemiddelde start in januari-februari, dat, vanwege problemen
met de installatie, de curve duidelijk onder het langjarige
gemiddelde (zwarte streepjeslijn) duikt, in juni een korte
opleving laat zien, om vervolgens weer weg te zakken, naar
een voorlaatste positie, eind van het jaar. Rekenen we 2010
als niet representatief jaar (dakrenovatie, anderhalve maand
niet gerealiseerde productie), is 2023 tot nog toe dus het
slechtste productiejaar in de lange historie van Polder
PV geworden, met een jaaropbrengst van slechts 868 kWh voor
deze deel-installatie. Dat is 2% lager dan het tot nog toe
laagste productie tonende "normale" jaar, 2012
(885 kWh).
De
cumulatieve jaarproducties van de twee hoogst (2003 en 2022),
en slechtst presterende jaargangen (2023, 2012) zijn rechtsboven
naast de Y-as weergegeven, om een indruk van de spreiding
te geven.
2024
begon gelukkig weer met een zeer hoge, "bijna record"
opbrengst in januari, 31 kWh.
Data
Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord
Boonstra
publiceerde al snel 2 kaartjes met de instraling en productie
in januari 2024, per provincie bepaald van opgaves van het
KNMI, en het PVOutput.org portal, van 1.227 grotendeels
residentiële installaties (links onderaan).
De
instraling in januari 2024 lag in Nederland gemiddeld een
flinke 20,4% hoger dan in dezelfde maand in 2023, met gemiddeld
24,3 kWh/m². Extremen lagen voor die maand tussen de
23,0 kWh/m² (Fryslán) en 25,9 kWh/m² in
Noord-Brabant. Zeeland en Limburg zaten ook op een hoog
niveau, 25,7 kWh/m², zuid Nederland heeft dus de meeste
instraling mogen ontvangen die maand. De relatieve verschillen
met januari 2023 lagen tussen de 2,5% (Zeeland), en 38,1%
(Limburg).
De
gemiddelde specifieke productie opbrengst (van grotendeels
residentiële installaties) lag voor heel Nederland
op 22,7 kWh/kWp in januari 2024, wat, volgens Boonstra,
25,2% hoger lag dan in januari 2023. De extremen lagen in
Fryslân (18,5 kWh/kWp), resp. 24,6 kWh/kWp in welbekend
zonnig Zeeland. Een verschil van bijna 33% t.o.v. Fryslân.
In relatieve zin was het verschil met januari 2023 het kleinst,
en negatief, in Zeeland (-1,8%), het grootst, en flink positief,
in Limburg (+40,4%).
Siderea
verwijst al enige tijd voor hun opbrengst prognoses naar
de nieuwe, interactieve Landelijke
Opbrengst Berekening, met meer datapunten dan vroeger
werden vermeld. En komt daarbij voor januari 2024 tot hoge
haalbare specifieke opbrengsten van 26 (de Kooy / Kop van
Noord-Holland) tot 33 kWh/kWp.jr (westelijk Gelderland)
voor goed werkende installaties met "gemiddelde oriëntaties",
ZW of ZO. Tot waarden van 31 tm. 41 kWh/kWp op dezelfde
locaties, voor installaties met optimale oriëntaties,
op pal Z.
Voor
de langjarige periode 2001-2020 berekende Siderea voor januari
haalbare opbrengsten tussen de 20 kWh/kWp (noord Drenthe)
en 26 kWh/kWp (Zeeland) voor "gemiddelde oriëntaties",
en 23 en 31 kWh/kWp voor dezelfde locaties, voor "optimale
oriëntaties". Zoals eerder al gememoreerd, zijn
dit allemaal ideale gevallen, veel recenter geplaatste installaties
halen deze prognoses niet, omdat ze onder suboptimale omstandigheden
zijn gerealiseerd. Bovendien komen tijdelijke afschakelingen,
gewild (negatieve stroomprijzen bij dynamisch stroom contract),
dan wel ongewild (spanningsproblemen op het laagspanningsnet,
a.g.v. hoge penetratiegraad van PV op relatief "dun"
uitgelegde netten) vaker voor, wat de werkelijk haalbare
jaarproducties onder druk zet.
Op
1 februari werd ook al het maandoverzicht voor januari door
het Nationaal Klimaat Platform gepubliceerd.
Windenergie was de dominante contribuant, zonnestroom had,
vanzelfsprekend, op het totaal bezien, een "beperkte"
inzet. Al kwam die maand 6,2% van de nationale (niet genormaliseerde)
stroom productie al uit zonnepanelen. 31,3% kwam uit wind
op land en op zee, biomassa bracht 7,5% in. In totaal kwam
in januari 45% van de geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare
bronnen, dat was in januari 2023 nog 41%.
Er
werd ook een opvallende grafiek getoond van een zeer hoge
berekende piek productie door Visser's energieopwek.nl site,
op 27 januari jl. Toen werd iets meer dan 8 GW aan zonnestroom
momentaan geproduceerd volgens de website, 60% van alle
stroomverbruik werd op die zaterdag door zonnepanelen geproduceerd.
Niet vermeld wordt, dat de daar op volgende zondag zelfs
een berekende piek liet zien van alweer 8,35 GW.
Wel
werd fijntjes gemeld, dat "over de wintermaand januari
totaal zonnepanelen evenveel stroom [produceerden] als in
de zomermaand juli 2019". Wat natuurlijk vrijwel uitsluitend
te danken is aan de enorme toename van de opgestelde capaciteit
in ons op dit punt byzondere land (voor laatste officiële
cijfers, zie status
medio 2023, en de uitgebreide
CBS update van Polder PV, met de voorlopige status medio
2023).
Het
aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen nam toe met
9%, waarbij ditmaal ook aandacht werd besteed aan de forse
groei van zowel de aantallen nieuwe, als de berekende opbrengst
vermeden fossiele inzet uit warmtepompen. Er zouden (volgens
Dutch New Energy Research, wat ook zonnestroom statistieken
publiceert), 167 duizend nieuwe warmtepompen zijn geplaatst
in 2023, een hoge groei van 50%. De doorbraak is op dit
punt bereikt, alleen in woningen zouden er al 568 duizend
staan. Hun aandeel zou met 30% zijn gestegen t.o.v. januari
vorig jaar, de berekende output, ongeveer 3 petajoule in
januari 2024 (grofweg equivalent aan 833 GWth), zou goed
zijn voor een forse, niet verbruikte, hoeveelheid van 100
miljoen kubieke meter kostbaar aardgas.
Energieopwek.nl
De
brondata voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend
door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl
website). In januari 2024 werd het hoogste gemiddelde
vermogen op de reeds hiervoor genoemde 28e bereikt, met
een berekende output van gemiddeld 1,78 GW over dat etmaal.
Het hoogste niveau in januari 2023 lag op 1,21 GW (18 jan.
2023, aangepaste cijfers, bij eerst-publicatie
was het nl. nog 17 januari, met 1,1 GW). Het dag-record
van 18 januari 2024 komt neer op een berekende zonnestroom
productie van 1,78 (GW) x 24 (uren) = 42,7 GWh. Het hoogste
niveau in januari 2023 was 29 GWh, in januari 2022 lag het
op 23,8 GWh (op 30 januari dat jaar). De berekende output
van de almaar groter wordende populatie PV-installaties
doet zich dus al flink gelden, zelfs in deze "winterse"
maand, met nog korte dagen.
Voor
de maand januari 2024 werd de hoogste momentane
output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl midden
op de dag echter zowel niet op de 18e, als de eerder genoemde
27e, maar op 19 januari behaald, op een niveau van 8,78
GW. Deze berekende januari piek is al beduidend hoger dan
de hoogste piek berekend voor de voorgaande maand, december
2023. Die werd in die maand op de 2e behaald, met 5,1 GW.
Het
absolute record tot nog toe zou op 13 juni 2023 zijn behaald,
met een momentane (berekende) output van maar liefst 15,83
GW (weer iets lager dan voorheen berekend, en nu even hoog
als de daar op volgende dag). De verwachting is, dat, gezien
de flink gegroeide PV capaciteit in Nederland, dat record
weer aan diggelen gaat vanaf de instralings-rijke voorjaars-
tot zomermaanden, komend jaar.
Solarcare
(kalenderjaar 2023)
Met
enige vertraging, plaatste dit bekende zonnestroom monitoring
portal haar bevindingen over het kalenderjaar 2023 op haar
website. In dat jaar werden, bij zo'n 2.500 PV installaties,
verdeeld over heel Nederland, met een gezamenlijk opgestelde
capaciteit van 20 MWp (gemiddeld dus ongeveer 8 kWp per
stuk, vooral kleine installaties), en "allen het gehele
jaar storingsvrij operationeel en weinig tot geen last van
schaduwvorming", de opbrengsten geanalyseerd. De gemiddelde
specifieke opbrengst van die installaties was 870
kWh/kWp in dat jaar, met een spreiding tussen de
770 kWh/kWp in Drenthe, en 910 kWh/kWp gemiddeld in Zeeland.
Ook wordt "uitzonderlijk geval" Texel getoond,
met het hoogste regionale gemiddelde, 960 kWh/kWp in 2023.
De
specifieke opbrengst in 2023 is daarmee, landelijk bezien,
11% lager dan in het zeer zonnige jaar 2022. Over de getoonde
periode van 2012 tm. 2023 is de gemiddelde specifieke opbrengst
bij de Solarcare systemen plm. 916 kWh/kWp per jaar geweest.
2023 zat daar dus 5% onder.
Ter
vergelijking: De
door Anton Boonstra geanalyseerde ruim 1.200 PVOutput.org
installaties produceerden in 2023 op een gemiddeld genomen
iets hoger niveau, 885
kWh/kWp.
Solarcare
laat in hun bericht ook zien wat de productieverdeling per
maand in 2023 is geweest, voor een installatie in het midden
van het land met een geïnstalleerd paneelvermogen van
3.500 Wp, en komt tot de conclusie dat een dergelijk systeem
ongeveer 3.042 kWh had kunnen produceren als er geen storingen
zouden zijn opgetreden (tegen 3.419 kWh in zonnig 2022).
Bronnen:
Meetdata
Polder PV sedert maart 2000
Januari
2024. Januari was zonnig, nat en aan de zachte kant
(maandbericht, 31 januari 2024, voorlopig overzicht)
Januari
met sneeuw, storm en veel zon (kort nieuwsbericht KNMI,
31 januari 2024)
De
staat van ons klimaat 2023: warmste en natste jaar ooit
gemeten (nieuwsbericht KNMI, 31 januari 2024, met link
naar volledige rapportage, let daarbij vooral ook op het
instralingsdiagram op slide 12 !)
Anton
Boonstra
1
februari 2024 Horizontale instraling per provincie in
januari 2024 in vergelijking met het niveau in januari 2023
1
februari 2024 Gemiddelde productie in januari 2024 t.o.v.
ditto 2023 bij 1.227 zonnestroom installaties op het PVOutput.org
platform
En
verder:
Forse
groei bijdrage warmtepompen (bericht Nationaal Klimaatplatform
portal, 1 februari 2024)
Siderea.nl
(met name de interactieve
LOB berekening pagina)
Gemiddelde
zonnepanelen opbrengsten in Nederland in 2023: 0,87
kWh/Wp (Solarcare, ongedateerd, januai 2024)
Martien
Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes
in de "grafiek van de dag", een paar recente voorbeelden:
640
GWh zonnestroom productie berekend voor de wintermaand januari
2024 (1 februari 2024)
Salderings-baten
plaatje, wel met een extreem hoog geclaimd direct eigenverbruik
van 50% (halen de meesten by far niet; 31 jan. 2024)
MWh/hectare
landoppervlak gemeente rating top 15 (berekend uit capaciteit
volgens Klimaatmonitor = CBS data; 19 jan. 2024)
Berekende
stroomproductie per gemeente top-16 > 150 GWh/jr
(29 jan. 2024; let ook op antwoord
Polder PV over gem. Leiden !)
In
wintermaand januari al een dag met 60% van totale stroomgebruik
equivalent uit berekende productie zonnepanelen (27
januari 2024)
De
"negatieve stroomprijzen" counter bijgewerkt tm.
24 januari 2024 (23 januari 2024)
Et-ce-te-ra
30
januari 2023: Jaargroeicijfers Liander ook record
groei zonnestroom nieuwbouw - 930 MWp kleinverbruik + 541 MW grootverbruik.
Net als "kleine broertje" Stedin (vorige
bericht), kwam de grootste netbeheerder van Nederland met verrassend
nieuws. Ondanks alle actuele problemen, is daar het grootste volume
ooit aan nieuwe PV projecten aan het net gegaan, zoals impliciet al
voorspeld
door Polder PV, bij de bespreking van de derde kwartaalcijfers over
dat jaar. Kunstmatig opgeteld, kleinverbruik DC generator vermogen KVB,
930 MWp + gecontracteerd AC vermogen bij grootverbruik aansluitingen,
GVB, 541 MW, geeft dat volgens Liander, die beide onvergelijkbare cijfers
gewoon bij elkaar telt, een "vermogens-groei" van totaal 1.471
MW in 2023. Dat is 32% hoger dan de licht bijgestelde groei in 2022,
1.118 MW, bij de aantallen nieuwe projecten was de toename 30%, waarbij
er echter tegelijkertijd een afname van 11% was te zien in het GVB segment.
Onderstaand artikel diept het huidige persbericht hierover (25 jan.
2024), en het exemplaar van vorig jaar (27 januari 2023) verder uit,
analyseert de data op consistentie, en geeft weer enkele nieuwe grafieken
van de Liander data.
Inhoud
Storende
fouten (ctd.)
In het persbericht
van 25 januari 2024 staan, helaas, weer enkele storende fouten. In de
tabel voor kleinverbruik staat een "onmogelijk" laag getal
van 31 nieuwe KVB installaties voor Flevoland aangegeven, en klopt sowieso
de optelling (totaal) niet. Terug rekenend moet de aanwas in dit segment
vermoedelijk maar liefst 14.759 exemplaren zijn geweest (!), nogal een
verschil met de opgave, dus.
Ten tweede, is voor
de categorie "overig" bij grootverbruik overal een "0"
volume opgegeven in de betreffende tabel. Gezien de andere cijfers in
die tabel kan dat niet, omdat de totaal opgaves niet altijd kloppen.
Derhalve moet voor genoemde rest categorie "overig" waarschijnlijk
33 voor accumulatie aantal installaties eind 2023 worden ingevuld, en
voor het opgestelde vermogen waarschijnlijk 7 MW, om de door Liander
weergegeven totaal optellingen "kloppend te krijgen".
In combinatie met
de vergelijkbare data verstrekt voor de jaren 2021 en 2022 in het persbericht
van een jaar geleden, 27 januari 2023, blijkt bovendien, niet verrassend,
maar niet benadrukt door Liander, dat de eindejaars-cijfers (EOY) voor
2022 weer wat zijn gewijzigd in de huidige update. Dat kun je alleen
maar vaststellen, door terug te rekenen van de opgegeven EOY cijfers
voor 2023, en de jaargroei in dat jaar. Dan merk je meteen de verschillen
met de data in het vorige persbericht.
Door al deze fouten
en bijstellingen te corrigeren, kloppen de opgegeven groei percentage
cijfers voor aantallen en capaciteiten beter, dan in de ongewijzigde
(nieuwe / oude) datasets. Deze correcties heb ik dan ook voor mijn eigen
grafieken van de huidige bekende data doorgevoerd. Het is erg vervelend
dat het regelmatig voorkomt, dat claims van netbeheerders in officiële
persberichten soms fout, onvolledig, of ondoorzichtig zijn. Je moet
continu op je hoede zijn voor inconsequenties in dergelijke data ...
Daar hebben we in het verleden af en toe zeer vervelende voorbeelden
van gezien, bij Enexis zelfs leidend tot het twee maal toe intrekken
van gepubliceerde persberichten, na kritische vragen van Polder PV.
In de grafieken
is de sortering per gebied of categorie altijd van onder naar boven
volgens het laatst getoonde jaar (van groot naar klein). De sorteringen
van de eerdere jaren zijn gekoppeld aan die van het laatste jaar.
(1a)
Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - KVB

In
deze eerste set grafieken laat ik de evoluties van de (gecorrigeerde)
cijfers zien voor de afgelopen drie jaren bij Liander. In dit eerste
exemplaar de aantallen voor het kleinverbruik segment. Het eindejaars-volume
evolueert van 608.548 (2021), via 763.999 (2022), naar bijna een miljoen
KVB projecten, meer precies, 966.146, eind 2023. Dat zijn voor het overgrote
merendeel particuliere PV installaties, maar er zit ook een onbekend
aandeel projecten achter KVB aansluitingen bij, bij (kleinere) bedrijven,
organisaties, stichtingen, etc. De kolommen zijn gesegmenteerd in de
provincies waar Liander actief is. De toename ten opzichte van eind
2022 was in 2023, ondanks de (gepercipieerde ?) "kopersstaking",
vanwege "onzekerheden" rond de salderingsregeling, en nieuwe
"vastrecht posten" die sommige leveranciers voor kleinverbruikers
in het leven hebben geroepen, zelfs iets groter dan in 2022: 26,5% (2023)
t.o.v. 25,5% in 2022.
Gelderland
is de grootste contribuant, met eind 2023 inmiddels 354.063 KVB projecten
met PV installatie. Hierna
komt Noord-Holland, met
320.783 KVB projecten met zonnepanelen, Fryslán
kan nog op enige afstand volgen (133.751 exemplaren). Het noordelijke
deel van Zuid-Holland
(waar Polder PV domicilie heeft*, 86.563 exemplaren), en het relatief
kleine Flevoland (69.128)
volgen op een stuk lager niveau. Bovenaan vinden we nog een categorie
"Overig", met
PV-projecten achter een KVB aansluiting die kennelijk nog niet in een
regio "geplaatst" konden worden (EOY 2023: 1.858 exemplaren).
De
onderlinge groeicijfers liggen op ongeveer vergelijkbare niveaus bij
al deze regio, tussen de 23,4% (Fryslán) en 27,0% (Flevoland)
in 2022, t.o.v. EOY 2021, resp. 23,4% (Fryslán) en 27,4% (Gelderland)
in 2023, t.o.v. EOY 2022.
*
Voor het véél grotere, hoge impact makende zuidelijke
deel van Zuid-Holland, zie analyse
van de Stedin cijfers in voorgaande artikel.
(1b)
Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - GVB

In
deze tweede grafiek de evolutie in de afgelopen drie jaar van de aantallen
projecten, EOY, in het grootverbruik segment, in een vergelijkbare presentatie
als voor de KVB projecten. De verhoudingen hier liggen iets anders,
Flevoland heeft een iets hogere impact dan het noordelijke deel van
Zuid-Holland. Dit heeft te maken met het feit, dat in die provincie
agrariërs met grote daken er al vroeg bij waren om die te vullen
met zonnepanelen (ze hadden vaak ook al een windturbine op het erf staan,
zie artikel). De mogelijkheden
in noordelijk Zuid-Holland zijn op dat punt veel bescheidener, ook al
is ook daar natuurlijk duidelijk groei zichtbaar. Het gaat in deze grafiek
om gecontracteerd AC vermogen voor de aansluiting op het net
bij netbeheerder Liander, dus niet om de generator capaciteit,
die flink hoger kan liggen, maar waarover de netbeheerder niets publiceert.
De
aantallen projecten zijn uiteraard véél kleiner dan bij
het KVB segment, de totalen evolueren van 7.292 (2021), via 8.168 (2022),
naar 8.946 exemplaren achter GVB aansluitingen, eind 2023. Het aandeel
t.o.v. de totale volumes inclusief de dominante hoeveelheden KVB projecten
was eind 2021 nog 1,2%, en is eind 2023 zelfs wat afgenomen, naar nog
maar 0,9%. Bij de capaciteit verdeling liggen de kaarten echter compleet
anders, zie verderop (paragraaf 1b). De groei in 2023 t.o.v. het EOY
volume van 2022 kwam uit op 9,5% in het GVB segment. Dat is duidelijk
wat minder dan de 12,0% toename in kalenderjaar 2022. De projecten markt
kampt met grote problemen, met name vanwege de serieuze problematiek
van netcongestie. En ziet de gerealiseerde volumes bij de aantallen
nieuw opgeleverde projecten dan ook slinken.
I.t.t.
het KVB segment, waar Gelderland de hoogste impact heeft, is bij Liander
Noord-Holland de regio met de meeste projecten in het GVB segment, 3.223
stuks, eind 2023. Pas dan komt Gelderland, met 3.048 exemplaren. Dan
valt er een fors gat, waarna Fryslán volgt, met 1.119 projecten.
Ook weer i.t.t. het KVB segment, komt nu niet noordelijk Zuid-Holland,
maar Flevoland op de voorlaatste plek uit. Met 792 geaccumuleerde installaties
op enige afstand van rode lantaarn drager Zuid-Holland noord, met 731
projecten, eind 2023. Er zijn ook nog 33 projecten in de categorie "Overig".
Bij
de onderlinge groeicijfers in het GVB segment zijn de verschillen tussen
de Liander regio wat groter dan bij het KVB segment. In 2022 lag de
toename t.o.v. EOY 2021 tussen de 7,3% (Flevoland) en 16,1% (Noord-Holland).
In 2023 kwam de aanwas t.o.v. EOY 2022 neer op procentuele stijgingen
tussen de 4,2% in Gelderland, en 21,4% in Zuid-Holland noord. Een forse
spreiding, dus, in groei percentages.
(1c)
Evoluties aantallen projecten 2021 - 2023 - cumulatie KVB + GVB
Aan
de normaliter door Liander gepresenteerde "kunstmatige optelling"
van (DC-cijfers voor) KVB plus (AC-gecontracteerd data voor) GVB aansluitingen
heb ik al eerder de nodige woorden "vuil" gemaakt. Maar ze
worden nog steeds gehanteerd in de (nog niet ververste) cumulatieve
data voor capaciteit in het Alliander data portal. Voor de aantallen
projecten is dat verder geen probleem, die kunnen gewoon bij elkaar
worden opgeteld. En dan krijgen we de volgende grafiek.

In
deze grafiek staat provincie Gelderland weer "onderaan", met
de meeste aantallen installaties. Wat logisch is, omdat het KVB segment
hierin dominant is, en Gelderland in dat segment ook vooraan stond (eerste
grafiek in dit artikel). De eindejaars-accumulatie van alle PV projecten
in Liander netgebied wordt bovenaan de kolommen weergegeven. Dit evolueerde
van 615.840 installaties, eind 2021, via 772.167, eind 2022, naar alweer
975.092 projecten aan het eind van 2023. De verwachting is dus, dat
vroeg in 2024 Liander de piketpaal van 1 miljoen PV installaties zal
gaan passeren. De groei in 2023 t.o.v. het totale EOY volume van 2022
(KVB + GVB) kwam uit op 26,3%, iets hoger dan de aanwas van 25,4% in
2022, t.o.v. de status EOY 2021.
Gelderland
had eind 2023 een factor 5,1 maal zoveel installaties staan, dan de
kleinste contribuant, Flevoland.
(2a)
Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - KVB

In
vergelijking met de eerste set grafieken (paragraaf 1), laat ik ditmaal
de evoluties van de (gecorrigeerde) cijfers zien voor de opgestelde
capaciteiten bij Liander. In dit eerste exemplaar het vermogen voor
het kleinverbruik segment, wat wordt uitgedrukt in MWp generator vermogen.
Het eindejaars-volume evolueert van 2.487 MWp (2021), via 3.206 MWp
(2022), naar 4.136 MWp, eind 2023. De kolommen zijn weer gesegmenteerd
in de provincies waar Liander actief is. De toename ten opzichte van
eind 2022 was in 2023 wederom marginaal groter dan in 2022: 29,0% (2023)
t.o.v. 28,9% in 2022. In ieder geval, met hogere groei percentages,
dan voor de aantallen projecten: ook in dit segment worden de installaties
stapsgewijs, gemiddeld, groter.
Gelderland
is wederom de grootste contribuant, met eind 2023 inmiddels 1.637 MWp
verzameld door de KVB projecten met PV installatie. Hierna
komt Noord-Holland, met
1.222 MWp, Fryslán
zit hier slechts op de helft van dat vermogen, op 608 MWp. Het noordelijke
deel van Zuid-Holland
moet het met slechts 344 MWp stellen, en het relatief kleine Flevoland
met 316 MWp. Bovenaan vinden we nog een categorie
"Overig", met PV-projecten achter
een KVB aansluiting die kennelijk nog niet in een regio "geplaatst"
konden worden (EOY 2023: 9 MWp).
De
onderlinge groeicijfers liggen wederom op ongeveer vergelijkbare niveaus
bij al deze regio, tussen de 26,3% (Fryslán) en 30,4% (Gelderland)
in 2022, t.o.v. EOY 2021, resp. 26,7% (Fryslán) en 30,8% (Zuid-Holland
noord) in 2023, t.o.v. EOY 2022.
(2b)
Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - GVB

In
deze tweede grafiek de evolutie in de afgelopen drie jaar van de eindejaars-capaciteit
van projecten, in het grootverbruik segment, in een vergelijkbare presentatie
als voor de KVB projecten. Maar ditmaal weergegeven als gecontracteerd
AC vermogen in MW (wat altijd lager ligt dan het nominale generator
vermogen in MWp). Flevoland heeft hier een fors hogere impact dan het
noordelijke deel van Zuid-Holland. Dat komt omdat de onder de aantallen
genoemde boerderij daken, fors van omvang zijn, waarbij heel vaak al
meerdere dakvlakken per locatie zijn gevuld. Dan gaat het hard met het
geplaatste vermogen per aansluiting.
De
geaccumuleerde vermogens bij de GVB projecten zijn, wat de totale volumes
in Liander gebied betreft, weliswaar lager dan bij het KVB segment,
maar beslist veel minder dan bij de aantallen projecten, vanwege de
hierboven gemelde reden, en de voortdurende schaalvergroting (ook van
individuele projecten) per object. De EOY totalen evolueren hierbij
van 2.286 MW (2021), via 2.685 MW (2022), naar 3.226 MW achter GVB aansluitingen,
eind 2023. De enige provincie met een hóger vermogen in het GVB
segment, dan bij de kleine KVB installaties, is Flevoland. En dat is
logisch, omdat in die provincie enkele opmerkelijk grote zonneparken
zijn opgeleverd, waardoor het GVB segment daar by far het grootste
is (427 MW om 316 MWp, hier moet nog een conversie AC > DC op losgelaten
worden, wat het verschil nog veel groter zal maken).
Het
aandeel van het GVB segment t.o.v. de totale volumes inclusief het hoge
volume bij de KVB projecten lag véél hoger dan de marginale
aandelen bij de aantallen projecten (paragraaf 1b), maar dat aandeel
is wel lager aan het worden, in het byzonder vanwege de onstuimige groei
in het KVB segment. Bij de capaciteit lag het aandeel, eind 2021, namelijk
nog op 47,9%, eind 2022 op 45,6%, en eind 2023 nog maar op 43,8%, t.o.v.
de totale volumes. De groei van jaar tot jaar is in het GVB segment
echter toegenomen. In 2022 was de aanwas t.o.v. het EOY volume van 2021
al een behoorlijke 17,5% in het GVB segment. Maar in 2023 is dat toegenomen,
met een groei van alweer 20,1% t.o.v. het EOY volume van 2022.
I.t.t.
bij de aantallen GVB projecten, waar Gelderland Noord-Holland voor moest
laten gaan, is ze bij de capaciteit nog steeds de baas, omdat er veel
grote bedrijfsmatige projecten, inclusief het hoogste aantal zonneparken
van Nederland staat. Die geven een forse boost aan het totale vermogen
in Gelderland, wat eind 2023 uitkwam op 1.282 MW gecontracteerde AC
capaciteit. Noord-Holland moet het - met méér projecten
in dit segment - stellen met slechts 803 MW. Dan valt er weer een gat,
waarna Fryslán volgt, met 571 MW AC. Flevoland, met enkele fors
uit de kluiten gewassen zonneparken, heeft ook een respectabel volume
van 427 MW staan. Zuid-Holland noord, waar weinig activiteit is met
echt impact makende, grote projecten, moet het stellen met slechts 136
MW, eind 2023. Significant lager dan de overige Liander regio. De gróte
volumes zijn in Zuid-Holland dan ook te vinden in het enorme zuidelijke
deel, waar o.a. Rotterdam in het havengebied al de nodige forse (rooftop)
projecten heeft gekregen, de afgelopen jaren. En Goeree-Overflakkee
een hoge input geeft met minimaal een drietal grote zonneparken. Maar
dat is Stedin gebied, al zijn daar tot nog toe alleen de
KVB cijfers van gepubliceerd door de netbeheerder.
Bij
de onderlinge groeicijfers in het GVB segment zijn de verschillen tussen
de Liander regio wederom wat groter dan bij het KVB segment. In 2022
lag de toename t.o.v. EOY 2021 tussen de 9,5% (Fryslán) en 34,9%
(Flevoland !). In 2023 kwam de aanwas t.o.v. EOY 2022 neer op procentuele
stijgingen tussen de 6,2% in Flevoland, en 27,9% in Gelderland. Wederom
een forse spreiding, dus, bij de groei percentages.
(2c)
Evoluties opgestelde capaciteit 2021 - 2023 - cumulatie KVB + GVB
De
optelling van twee onvergelijkbare eenheden (DC generator KVB, resp.
gecontracteerde AC capaciteit GVB), blijft een onmogelijk opdracht,
maar omdat Liander dat gewoon blijft doen, volgt hier dus ook de "artificiële
optelling van 2 onvergelijkbare cijfer reeksen", capaciteit KVB
+ GVB, in "megawatt".

In
deze grafiek staat provincie Gelderland weer "onderaan", met
het hoogste geaccumuleerde vermogen (KVB + GVB). Wat logisch is, omdat
zowel de meeste KVB installaties in deze provincie staan, én
er een hoog vermogen is gerealiseerd in het GVB segment, via talloze
bedrijfsdaken, én het meeste aantal zonneparken van Nederland.
De eindejaars-accumulatie van alle PV projecten in Liander netgebied
is wederom bovenaan de kolommen weergegeven. Met een ferme evolutie
van 4.773 MW, eind 2021, via 5.891 MW**, eind 2022, tot alweer 7.362
MW (KVB + GVB), aan het eind van 2023. De verwachting is dus, dat al
vroeg in 2024 Liander meer dan 7,5 GW aan capaciteit zal hebben staan,
en sterk afhankelijk van de groei in het huidige jaar, vermoedelijk
al ver over de 8,5 GW zal hebben bereikt, begin 2025. De groei in 2023
t.o.v. het totale EOY volume van 2022 (KVB + GVB) kwam uit op 25,0%,
iets hoger dan de aanwas van 23,4% in 2022, t.o.v. de status EOY 2021.
Gelderland
had eind 2023 een factor 6,1 maal zoveel capaciteit (KVB + GVB) staan,
dan de kleinste contribuant, Zuid-Holland noord. Daarmee is ook hier
het verschil weer groter, dan bij de verzamelde aantallen installaties
(factor daar Gld : Fl = 5,1 : 1).
**
In de update met bespreking
van het derde kwartaal van 2023, was het EOY volume voor 2022 nog
5.874 MW. Het huidige resultaat ligt dus marginaal, 0,3% hoger.
(3a)
Segmentatie KVB, GVB, t.o.v. totaal volumes - aantallen
We
kunnen bovengenoemde segmentatie ook i.p.v. via de provinciale aandelen,
opnieuw doen, en wel met de twee grote door Liander apart opgegeven
type segmenten doen, de KVB en GVB segmenten. Dan krijgen we de volgende
twee grafieken. Eerst de segmentatie naar aantallen installaties:

Segmentatie
evolutie aantallen installaties voor de segmenten KVB,
GVB, en de totale volumes
(vetgedrukt cijfer bovenaan de kolommen), voor de kalenderjaren
2021 tm. 2023. Bij de aantallen worden dit soort volumes altijd by
far gedomineerd door de kleinverbruik aansluitingen, waartoe ook
de - dominante - residentiële installaties (op woningen) behoren.
De aantallen GVB projecten spelen hier een compleet ondergeschikte rol.
De totale EOY volumes, uitmondend in 975.092 installaties in 2023, met
slechts een aandeel van 0,9% voor de 8.946 GVB projecten, zijn uiteraard
identiek aan de optelling van de sub-regio (en de categorie "onbekend"),
zoals weergegeven in de grafiek in paragraaf 1c.
(3b)
Segmentatie KVB, GVB, t.o.v. totaal volumes - capaciteit, en evolutie
systeemgemiddeldes

In
deze laatste grafiek, tot slot, een vergelijkbare grafiek als in paragraaf
3a, maar nu voor de capaciteiten voor kleinverbruik (KVB,
in nominaal generator vermogen, MWp), grootverbruik (GVB,
gecontracteerd aansluit-vermogen, MWac), en de totale volumes (vetgedrukte
cijfers bovenaan de kolommen, een "artificiële optelling van
onvergelijkbare hoeveelheden", in MW). Met als referentie, de rechter
Y-as. De totale vermogens-ontwikkeling is uiteraard weer, zoals afgebeeld
in paragraaf 2c, maar nu met een ander soort segmentatie. Hier worden
zeer duidelijke verschillen t.o.v. de aantallen installaties in paragraaf
3a zichtbaar, er is een veel "evenwichtiger" verdeling tussen
de totale capaciteiten per markt segment, wat natuurlijk komt omdat
de GVB installaties, soms extreem, veel groter zijn dan de KVB projecten,
die grotendeels niet boven de 5 kWp per installatie zullen uitkomen.
Het
KVB segment ontwikkelde zich in deze drie jaren van 2.487 MWp, eind
2021, via 3.206 MWp, eind 2022, tot al 4.136 MWp, eind 2023. De accumulatie
van het gecontracteerde AC vermogen in het GVB segment volgde op niet
al te grote afstand, maar bleef vooralsnog "kleiner", met
2.286 MWac eind 2021, 2.685 MWac eind 2022, tot alweer 3.226 MWac, eind
2023. Daarbij zijn de verhoudingen tussen de 2 segmenten ge-evolueerd,
van 0,92, via 0,84, tot 0,78 (GVB : KVB), in de jaren 2021-2023. Derhalve,
is de impact van het KVB segment gestegen, ten koste van het GVB segment.
Zouden
we een veel voorkomende onderdimensionering van 30% gecontracteerde
AC capaciteit t.o.v. de generator capaciteit aanhouden voor de hele
Liander GVB populatie, zou, puur theoretisch, dit resulteren in een
mogelijke totale generator capaciteit van ongeveer 4.609 MWp, eind 2023.
Maar het kan best een stuk minder, of veel meer blijken te zijn. Liander
laat zich hier niet over uit. Wel is duidelijk, dat bij zo'n omrekening,
het (fictieve) cumulatieve generator vermogen bij GVB dan al duidelijk
hoger ligt dan in het KVB segment, bij Liander. Gezien de markt omstandigheden,
zal dat verschil echter vermoedelijk wel kleiner gaan worden.
(3c)
Systeemgemiddelde vermogens
Een
blijvend belangrijke indicator voor de marktontwikkeling zijn de systeemgemiddelde
vermogens. Die heb ik, met hulp van de ook bekende aantallen projecten,
ook in deze grafiek geplot, met de linker Y-as als referentie.
Voor
de KVB installaties resulteren
de berekeningen in een systeemgemiddelde van 4,09 kWp, eind 2021, via
4,20 kWp, eind 2022, tot alweer 4,28 kWp, eind 2023. Bij de confrères
van Stedin, was het systeemgemiddelde vermogen in het KVB segment eind
vorig jaar 4,01 kWp, wat ongetwijfeld heeft te maken met het sterk
verstedelijkte karakter van een groot deel van hun verzorgings-gebied,
wat veel kleine installaties met zich meebrengt.
Bij
de GVB installaties gaat
het uiteraard om véél grotere projecten. De evolutie was
als volgt, van bijna 314 kWac, eind 2021, via 329 kWac, eind 2022, tot
alweer 361 kWac gemiddeld, eind 2023. Dat zijn al forse projecten, waarbij
de zonneparken in Liander netgebied een belangrijke component zijn,
die dat gemiddelde vermogen flink naar boven trekken.
(4)
Jaargroei cijfers
Uit
de EOY volumes zijn uiteraard weer de jaargroei cijfers, YOY, te berekenen.
Voor
de aantallen projecten kwam dat neer op een toename van 202.147 exemplaren
bij KVB in 2023, wat 30% hoger lag dan de aanwas in
2022 (155.451 exemplaren).
Bij
grootverbruik trad juist een afkoeling af. In 2022 was de aanwas nog
876 nieuwe projecten in dit segment, in 2023 is dat met 11%
afgenomen tot nog maar 778 nieuwe installaties. Let wel, dat
Liander hier claimt, dat er in 2022 842 projecten bijgekomen zouden
zijn. Dit lijkt er op te wijzen, dat óók de eindejaars-cijfers
voor 2021 inmiddels (opwaarts) zijn bijgesteld, die echter niet voorkomen
in de tabellen in het persbericht.
De
totale jaargroei, KVB + GVB, nam toe, van 156.327 nieuwe projecten in
2022, tot alweer 202.925 exemplaren in 2023, 46.598 projecten meer.
Een groei van bijna 30% bij de aantallen.
Bij
de capaciteiten waren de groeicijfers als volgt.
Voor
het KVB segment was de jaargroei in 2022 719 MWp, in 2023 nam dat met
ruim 29% toe tot maar liefst 930 MWp aan nieuw vermogen in
dat jaar.
In
scherpe tegenstelling tot de afname bij de aantallen nieuwe
projecten, is wederom bij de capaciteit in het GVB segment een groei
zichtbaar geworden. In 2022 was de oorspronkelijk vastgestelde aanwas
nog 399 MWac, Liander meldt echter 388 MWac groei in dat jaar (zie ook
opmerking hierboven). 2023 heeft dat dunnetjes overgedaan, met een extra
groei van maar liefst 35,6%, resulterend in een aanwas
van 541 MWac dat jaar. Ook hier zien we de veelvuldig door Polder PV
aangehaalde schaalvergroting van de projecten markt in terug: minder
projecten, maar gemiddeld zijn die projecten (fors) groter dan in eerdere
jaren.
De
totale jaargroei, KVB + GVB, nam toe, van 1.118 MW in 2022***, naar
1.471 MW nieuwe capaciteit in 2023. Een toename van 353 MW, bijna
32% meer groei dan in het voorgaande jaar. Dat, samen met de
ook hoge groei bij de aantallen nieuwe installaties, is een fenomenale
prestatie in zware tijden voor de installatie en infra sector.
Het
gemiddelde vermogen van de nieuwe projecten was in 2022 4,63
kWp in het KVB segment, en daalde iets naar 4,60 kWp gemiddeld bij de
nieuwkomers in 2023. In het GVB segment was het gemiddelde gecontracteerde
AC vermogen bij de nieuwe projecten gemiddeld bijna 456 kWac in 2022.
Dat is sterk ge-evolueerd naar alweer ruim 695 kWac in 2023, wat de
schaalvergroting in de projectenmarkt wederom goed illustreert. Liander
meldt dat met name in Gelderland "een aantal grote zonneparken"
zouden zijn opgeleverd. Mijn zeer actuele zonneparken lijst navlooiend,
blijken dat er in 2023 al minstens 15 (netgekoppeld) te zijn geweest,
met een gezamenlijke capaciteit van 173 MWp, en een eerste deel van
het langs de A15 gebouwde Zonnepark Overbetuwe als grootste contribuant.
Met name dit soort grote projecten, hebben een "stevige" impact
op de totale gerealiseerde volumes, zelfs op een hoog gebieds-niveau.
***
In de update met bespreking
van het derde kwartaal van 2023, was het YOY volume voor 2022 nog
1.093 MW. Het huidige resultaat ligt dus alweer 2,3% hoger.
(5)
Tot slot
Liander
meldt dat de groei in hun netgebied hoog was in de eerste drie kwartalen,
maar dat het vierde kwartaal "wel terugviel". Dit zou een
eerste indicatie kunnen zijn van een terugval in het residentiële
segment (de zogenaamde "kopers-staking"), al moeten meer details
hierover nog bekend gaan worden. Uit betrouwbare bron heeft Polder PV
vernomen, dat de order portefeuilles van sommige installateurs zo'n
beetje aan het eind van 2023 "op" aan het raken waren. Wat
dus zou kunnen betekenen, dat 2024 echt een ander jaar zou kunnen gaan
worden, vergeleken bij de voorgaande paar jaar. Bijna een derde "van
de consumenten en ondernemers in het verzorgingsgebied van Liander"
zou nu in ieder geval al zonnepanelen hebben, volgens het persbericht
van deze grootste netbeheerder van Nederland.
De
"snelheid van de groei" van de projectenmarkt (GVB) zou afnemen,
maar "het vermogen van de zonnepanelen neemt sneller toe",
aldus de cryptische wijze van omschrijven van Liander, die waarschijnlijk
slaat op het hierboven gesignaleerde "minder projecten, maar méér
vermogen" in het GVB segment.
Net
als Stedin blijft Liander hameren op "zo veel mogelijk eigen opwekte
zonnestroom direct verbruiken", al blijft dat voor de meeste aangeslotenen
een illusie, ook al zullen alle beetjes beslist iets helpen. Liander
roept ook "de buren" (van de PV eigenaren) op, om zoveel mogelijk
stroom overdag te gebruiken, waarvoor uiteraard hetzelfde geldt, en
wat beslist niet (in de huidige marktconstellatie) afdwingbaar is. Was
er bij Stedin nog sprake van een verdubbeling van het aantal klachten
over de invoeding van zonnestroom bij kleinverbruikers, meldt Liander,
dat t.o.v. 2022 een verdrievoudiging is vastgesteld in hun netgebied,
zo'n 6.000 maal in 2023. Wel is dat nog maar 0,6% van de EOY 2023 966.146
geaccumuleerde KVB aansluitingen met zonnepanelen, maar de verwachting
is dat dat zal blijven toenemen, gezien de blijvend stormachtige ontwikkelingen
bij de realisaties.
Het
persbericht maakt ook melding van de afbouw van de salderingsregeling
(als die tenminste door de Senaat wordt goedgekeurd), wat "een
belangrijke prijsprikkel [zou zijn] om zelf de opgewekte elektriciteit
te gebruiken". De netbeheerder claimt, tot slot, dat de aanschaf
van zonnepanelen aantrekkelijk blijft, ook omdat de prijs van de panelen
"enorm is gedaald waardoor de terugverdientijd sterk is teruggelopen".
(6)
Bronnen / verder lezen
Interne
links naar artikelen over groei PV in Liander netgebied op Polder PV:
Analyse
tm. Q3 2023 (15 november 2023, op naar een record jaar?)
Analyse
tm. Q2 2023 (28 juli 2023, record groei in Q2 2023 ?)
Analyse
tm. Q1 2023 (10 mei 2023, met revisie van de cijfers voor Q4 2021
tm. Q3 2022)
Voor
meer links naar oudere artikelen, zie de voorlaatste
kwartaalanalyse van QIII 2023.
Extern:
Snelle
groei zonnepanelen op woningdaken zet door in 2023 (persbericht
Liander, 25 januari 2024)
Update
6 maart 2024. OPGELET! Later bleek bovenstaande link niet meer te werken.
Wel is een "enigszins gelijkluidend" bericht verschenen onder
een andere link op de Liander website, maar in dat bericht ontbreekt
de tabel die wel in het oorspronkelijke bericht stond, en waarvan de
resultaten in bovenstaande analyse van Polder PV zijn besproken! De
oude link is ook niet terug te vinden op Webarchive. En veel later verschenen
EOY volumes voor 2023 op
de website van moederbedrijf Alliander (begin maart 2024) zijn alweer
anders dan de hier getoonde data. Het eindejaars-volume voor 2023 is
inmiddels kennelijk alweer iets opgehoogd, van 7.362 MW (bovenstaande
analyse), naar 7.390 MW (grafiek Alliander).
26
januari 2023: Jaarcijfers 2023,
enorme groei PV kleinverbruik bij Stedin - bizarre groei
kleinverbruik kan nog gekker. 23 januari 2024 verscheen
een persbericht bij netgebeheerder Stedin, van meet af aan
actief in het grootste deel van Zuid-Holland en provincie
Utrecht, en sedert de overname (2017), en de definitieve
naamswijziging (1 jan. 2022), van
de collegae van Enduris, ook in Zeeland. Hierin werden
enkele cijfers gepresenteerd voor het zogenaamde kleinverbruik
segment, waartoe ook (vrijwel) alle woningen behoren. In
de vorige
update, over 2022, werd al gewag gemaakt van een record
groei in dat segment. 2023 heeft dat nog eens "dunnetjes"
overgedaan, met een extra toename van nog eens 46% (aantallen
nieuwe installaties), resp. 41% (capaciteit), t.o.v. de
al omvangrijke groei in 2022. Voor het eerst zijn nu ook
cijfers voor Zeeland opgenomen in de totalen voor de hele
Stedin Groep, deze zijn beschikbaar vanaf 2019.
Omdat
in het persbericht gewag wordt gemaakt van het Open Data
portal op de website van Stedin als bron, zijn door Polder
PV de gegevens daar weer volledig uitgeplozen en in detail
(her)berekend, met enkele grafieken, en afgeleide cijfers
als output. Helaas is Polder PV hierbij ook weer enkele
merkwaardige discrepanties met de claims in het persbericht
tegengekomen, die in de onderstaande analyse in enkele voetnoten
worden benoemd. De volgende onderwerpen worden hier behandeld,
met een directe link naar het betreffende onderdeel.
(1)
Introductie
Stedin
publiceerde haar persbericht
op 23 januari jl, met enkele verzamel cijfers, en gaf een
link naar haar Open Data bestand voor - uitsluitend (!)
- projecten achter KVB aansluitingen, met update datum 31
december 2023. De enorme groei achter grootverbruik (GVB)
aansluitingen in het netgebied van Stedin (veel activiteit,
bijvoorbeeld, in het enorme Rotterdamse havengebied), blijft
"een mysterie", en wordt hier niet besproken.
Daar zijn deels trouwens wel al wat data van bekend in Polder
PV's grote
CBS update van begin 2024, al is segmentatie voor met
name provincie Zuid-Holland niet mogelijk, omdat het noordelijke
deel daarvan toebehoort aan het netgebied van Liander, en
de afgrenzingen van de twee netbeheerders niet bepaald duidelijk
en eenduidig zijn in die grote provincie.
Polder
PV heeft de gepresenteerde Stedin data wederom goed bestudeerd,
en daar enkele grafieken van gemaakt. In eerste instantie
zijn wederom de eindejaars-accumulaties van het totale netgebied
bij elkaar gezocht, en vervolgens zijn vanuit die data de
totale jaargroei volumes berekend. De data voor provincie
Zeeland blijken apart te zijn gehouden van de rest van het
netgebied van Stedin, deze zijn slechts vanaf het jaar 2019
bekend. Die data heb ik nu geïntegreerd met de cijfers
voor Zuid-Holland en Utrecht, en meegenomen in alle berekeningen.
Omdat er slechts over een kortere periode data van Zeeland
beschikbaar zijn, konden niet alle berekeningen voor dat
deelgebied worden gemaakt.
"Stedin
gemeentes" buiten kern provincies
Wat
vele mensen nog steeds zal ontgaan, is dat in het Open Data
document nog eens vier gemeentes "vallend onder het
netgebied van Stedin" zijn opgenomen, die in 2 andere
provincies liggen. Over de vreemde anomalie Heemstede, midden
in het netgebied van Liander, en zuidelijk van Haarlem in
Noord-Holland gelegen, heb ik eerder al eens wat woorden
vuil gemaakt, in de analyse van de QII cijfers van 2021
bij de collega's van Liander (15
juli 2021). Volgens eigen opgave door Stedin, had Heemstede
eind 2023 een respectabel aantal van 3.673 KVB aansluitingen
met zonnepanelen (1.129 meer dan EOY 2022). In dezelfde
provincie ligt de door Stedin opgevoerde gemeente Wijdemeren
(tussen Ankeveense en Loosdrechtse Plas), met 1.628 KVB
PV-aansluitingen, eind 2023. Deze lijken beperkt tot het
dorp Loosdrecht en directe omgeving, in het ZW deel van
de gemeente, grenzend aan de (Stedin) provincie Utrecht.
Loosdrecht
was oorspronkelijk een gemeente in de provincie Utrecht,
maar werd opgenomen in provincie Noord-Holland, bij de gemeentelijke
herindeling tot de nieuwe gemeente Wijdemeren in 2002. Aldus
de waarschijnlijke verklaring waarom dit dorp nog steeds
"Stedin aansluitingen" kent.
Een
derde "anomalie" is de oude gemeente Lingewaal,
gelegen in provincie Gelderland, tussen de Linge en de Waal,
oostelijk van de in Zuid-Holland gelegen stad Gorinchem.
Lingewaal staat vanaf 2012 met kleine PV projecten genoteerd
in het register van Stedin tm. 2018, toen er 277 installaties
achter KVB aansluitingen waren geaccumuleerd. Lingewaal
fuseerde vervolgens met 2 andere Gelderse gemeentes, Neerijnen
en Geldermalsen, tot de nieuwe gemeente West
Betuwe vanaf 1 januari 2019. Die ook verschijnt in de
data van Stedin, en eind 2023 1.361 PV projecten achter
KVB aansluitingen heeft geaccumuleerd. Het lijkt hier met
name de tegen de Linge / grens prov. Utrecht liggende delen
/ dorpen van die gemeente te betreffen (Spijk, Heukelum,
Asperen), de aan de Waal grenzende dorpen binnen deze nieuwe
gemeente vallen onder het netgebied van Liander (vrijwel
geheel Gelderland valt daaronder).
Nieuwkomers
Daarnaast
zijn er nog eens twee "nieuwkomers" in de provincie
Zuid-Holland bijgekomen, t.o.v. de situatie in 2022. Ten
eerste, de nieuwe fusiegemeente Voorne
aan Zee, die is ontstaan "ten koste" van de
nu in de Stedin lijst voor 2023 verdwenen gemeentes Brielle,
Hellevoetsluis, en Westvoorne. Bij de nieuwbouw cijfers
per kalenderjaar heb ik vooralsnog Voorne aan Zee niet meegenomen
voor 2023, de eerste jaar(groei)cijfers daarvoor zullen
pas in 2024 bekend worden.
De tweede
Zuid-Hollandse "nieuwe" gemeente is Voorschoten.
Hiervoor verschenen in 2023 13 KVB aansluitingen "in
Stedin netgebied". Voorschoten valt voor het overgrote
merendeel onder het netgebied van Liander, maar vermoedelijk
betreft het hier enkele nieuwbouw woningen op de grens met
Leidschendam-Voorburg, die hun netaansluiting in de buurgemeente
hebben gekregen. Derhalve, is Voorschoten nu toegevoegd
in het gemeentelijstje voor Zuid-Holland, in de Stedin overzichten.
De (gemeentes
in de) provincies Noord-Holland en Gelderland, en de nieuwkomers
hierboven besproken, worden in de broodtekst of tabel in
het Stedin persbericht niet genoemd, al liggen daar dus
ook kleine delen van in het verzorgingsgebied van deze netbeheerder.
Ze vallen, afgezien van fusiegemeente Voorne aan Zee, wat
volumes betreft beslist weg t.o.v. de veel grotere hoeveelheden
in de "kern" provincies Zuid-Holland zuid, Utrecht,
en Zeeland. Maar bij de totaal optellingen voor het verzorgingsgebied
van Stedin neem ik deze afwijkende gemeentes gewoon mee.
Twee
categorieën "overig"
Stedin
onderscheidt in haar spreadsheet voor KVB installaties ook
nog 2 rest categorieën. Dat is, ten eerste, een categorie
"lege gemeente", die eind 2023 slechts 6 installaties
bevat, met een gezamelijk vermogen van 50 kWp. En een categorie
"onbekend", met 948 projecten, en een totaal vermogen
van 9,35 MWp voor het kerngebied van Stedin, en nog eens
2.282 projecten, met 12,39 MWp capaciteit, voor alleen Zeeland.
De status van deze twee rest verzamelingen wordt verder
niet toegelicht. Ze zitten in ieder geval in de totalen
voor het Stedin netgebied (in deze analyse dus inclusief
provincie Zeeland) verwerkt, en konden kennelijk ook niet
worden toegewezen aan een specifieke provincie.
(2)
Geaccumuleerde aantallen en capaciteiten PV-installaties
KVB aansluitingen bij Stedin

In
bovenstaande grafiek worden drie parameters weergegeven.
Ten eerste de evolutie van de totale eindejaars-volumes
van de aantallen PV-projecten achter KVB aansluitingen in
het gehele netgebied van Stedin (inclusief ZH zuid, Utrecht,
Zeeland, en de hierboven benoemde "outliers" in
Noord-Holland en Gelderland). Zeeland is voor het eerst
opgenomen in de totaal cijfers voor Stedin, maar de data
zijn pas vanaf 2019 beschikbaar, zoals aangegeven in de
grafiek. Voor de overige delen van het netgebied, zijn data
vanaf 2011 voorhanden.
In
blauwe kolommen
is de ontwikkeling van de aantallen PV-installaties achter
KVB aansluitingen te zien, in donkergele
kolommen de daarbij horende totale opgestelde nominale generator
capaciteit in MWp (beide parameters met de rechter Y-as
als referentie, MWp voor capaciteit, en aantallen maal duizend).
Uit deze twee parameters is het systeemgemiddelde vermogen
achter KVB aansluitingen berekend aan het eind van elk kalenderjaar.
Deze is in de groene curve
weergegeven, met de linker Y-as als referentie (eenheden
in kWp per installatie gemiddeld).
De
grafiek toont een ronduit "fenomenale" ontwikkeling
van zonnestroom bij de kleinverbruikers in het netgebied
van Stedin. Wat dominant residentieel is, maar waar ook
een onbekende hoeveelheid kleine installaties bij MKB, gemeentelijk
vastgoed, stichtingen, etc. onder valt.
Evolutie
aantallen installaties achter KVB aansluitingen
Bij
de aantallen zijn de EOY volumes toegenomen van 5.125 (EOY
2011, nog exclusief Zeeland) naar 456.247 installaties,
eind 2022 (incl. Zeeland; zonder die provincie 390.029 installaties,
EOY 2022). Om eind 2023 alweer een record hoog aantal van
604.257 installaties* te bereiken (zonder Zeeland 523.072
installaties). De toename t.o.v. EOY 2022 was daarmee in
het hele Stedin gebied, dus incl. Zeeland, afgelopen jaar
32,4%. Splitsen we dat uit naar de groei bij de gemeentes
per provincie, zaten de zuidelijke Zuid-Hollandse gemeentes
zelfs op 37,3%*; in Utrecht 29,9%, en in Zeeland 22,0%.
De 2 Noord-Hollandse (delen van) gemeentes vertoonden een
groei van zelfs 44,2%, het Stedin deel van het Gelderse
West Betuwe groeide met 40,5%.
De
toename van de jaargroei cijfers (ook wel: "marktgroei")
bij de aantallen KVB installaties was 49,6% in 2022 (t.o.v.
groei in 2021), resp. 46,1% in 2023 (t.o.v. aanwas in 2022).
Voor de gemeentes in de 5 betrokken provincies waren deze
groei percentages als volgt:
ZH
(46,7%, resp. 64,3%), Ut. (54,2%, resp. 24,7%), Zld (43,5%,
resp. 39,2%), NH (48,7%, resp. 77,3%), en Gld (49,0%, resp.
79,0%).
Een
belangrijke groei indicator is de Compound Annual Growth
Rate (CAGR). Bepalen we deze over de periode 2012 tm. 2023
i.v.m. nogal wat "missende waarden" voor veel
gemeentes, voor eind 2011, is deze voor de aantallen installaties
zeer hoog, gemiddeld 41,4% per jaar over deze lange
periode! Die groei is trouwens eerder zelfs nog hoger geweest,
de CAGR was in 2012-2017 zelfs 45,5%/jaar, in de periode
2018-2023 een stuk lager, maar nog steeds hoog, 37,9%/jaar.
Houden
we rekening met de in 2019 toegevoegde provincie Zeeland,
is de CAGR in de jaren 2019 tm. 2023 gemiddeld genomen 29,8%
per jaar geweest in die vijf jaar.
*
Mogelijke discrepantie persbericht 23 jan. 2024: "In
totaal hebben 594.698 consumenten in het verzorgingsgebied
van Stedin zonnepanelen" versus Open Data cijfer:
KVB EOY 2023 = 604.257. Tenzij Stedin met "consumenten"
iets anders bedoelt.
Wat betreft de in het persbericht vermelde groei percentages
voor de aantallen KVB projecten tussen 2022 en 2023, komen
die voor Utrecht en Zeeland overeen met de hierboven vermelde
percentages (30%, resp. 22%). Maar voor Zuid-Holland wordt
een flink hoger percentage opgegeven, 44%, wat niet is "terug
te vinden" in de Open Data cijfers.
Ook de opgegeven cijfers voor de aantallen projecten per
provincie ("aantal woningen met zonnepanelen")
zijn verschillend van de KVB gegevens in het Open Data register:
Zuid-Holland 301.046 (vlg. persbericht, t.o.v. 305.271 in
Open Data register); Utrecht 206.708 (210.185), resp. Zeeland
79.603 (78.921). Het verschil lijkt niet op een "andere
definitie" te berusten, omdat in de 2 eerstgenoemde
provincies de Open Data cijfers hoger liggen dan in het
persbericht, maar voor Zeeland juist láger.
Evolutie
PV capaciteit KVB aansluitingen
Bij
de ontwikkeling van de met de aantallen gepaard gaande geaccumuleerde
generator capaciteit zien we een nog heftiger evolutie,
weergegeven in de donkergele kolommen in bovenstaande grafiek.
De totale capaciteit nam toe van 9,82 MWp, EOY 2011 (nog
zonder Zeeland), tot al 1.732 MWp aan het eind van 2022
(incl. Zeeland). Om zeer sterk verder door te groeien naar
alweer 2.423 MWp, EOY 2023**. Inclusief Zeeland, nam daarmee
in het netgebied van Stedin de cumulatie afgelopen jaar
toe met 39,9%, beduidend hoger dan alleen bij de aantallen
projecten (32,4%). Waarmee al duidelijk wordt, dat ook de
installaties achter KVB aansluitingen gemiddeld groter worden.
Segmenteren we naar de Stedin gemeentes per provincie, is
in zuidelijk Zuid-Holland de toename van de EOY capaciteit
afgelopen jaar zelfs 45,2% geweest, in provincie Utrecht
37,4%, en in Zeeland 28,7%**. Ook in de 2 (delen van) Noord-Hollandse
gemeentes vallend onder Stedin, was de groei zeer hoog,
55,3%. In het Stedin deel van de Gelderse gemeente West
Betuwe was het 46,4%.
De
toename van de jaargroei cijfers (ook wel: "marktgroei")
bij de capaciteit was 65,7% in 2022 (t.o.v. groei in 2021),
resp. 40,9% in 2023 (t.o.v. aanwas in 2022). Voor de gemeentes
in de 5 betrokken provincies waren deze groei percentages
als volgt:
ZH
(59,9%, resp. 51,7%), Ut. (72,6%, resp. 29,2%), Zld (67,0%,
resp. 38,1%), NH (57,3%, resp. 86,2%), en Gld (51,6%, resp.
86,6%).
**
In het persbericht van Stedin wordt geclaimd dat de "zonnepanelen
bij consumenten samen een vermogen van 2,1 gigawattpiek"
zouden hebben. Dat is wederom een curieuze claim, omdat
uit de Open Data van het bedrijf zelf blijkt, dat er al
ruim 2,4 GWp aan capaciteit in de KVB populatie staat vermeld,
zoals ook in bovenstaande grafiek getoond. Mogelijk wordt
hier weer een deelpopulatie bedoeld (zonder nadere duiding
door Stedin), óf de opsteller van het bericht heeft
abusievelijk het vermogen in uitsluitend het Stedin netgebied
zónder Zeeland aangehaald. Dat is namelijk 2.098
MWp, eind 2023. De gegevens voor Zeeland staan in een apart
overzicht, mogelijk is hier een fout bij gemaakt ...
In
het persbericht worden nogal afwijkende groeipercentages
in de tabel genoemd, onder het hoofdje "groei vermogen
zonnepanelen in 2023". Zuid-Holland zuid 37% (Open
Data: 45,2%), Utrecht 36% (Open Data 37,4%), resp. Zeeland
19% (Open Data 28,7% !).
Ook de opgegeven capaciteiten aan het eind van het jaar
sporen niet met de door Stedin zelf gegeven Open Data cijfers:
Zuid-Holland zuid 1.084 MWp (Open Data: 1.208 MWp), Utrecht
744 MWp (Open Data: 854 MWp), resp. Zeeland 275 MWp (Open
Data: 312 MWp). Dit zijn nogal forse verschillen, waarvoor
geen verklaring gevonden kon worden. Tenzij het persbericht
alleen "woningen" zou suggereren (deelverzameling
van KVB), maar hoe zij die segregatie dan ge-extraheerd
zouden hebben uit hun eigen data, blijft onvermeld, en onduidelijk.
CAGR
- bizarre groei cijfers
Voor
de gemiddelde CAGR groei in de periode 2012-2023 resulteren
nog spectaculairder cijfers dan voor de aantallen. Deze
waren voor de periode 2012-2022 al hoog,
maar ze zijn tm. 2023 weer verder toegenomen. In het totale
netgebied van Stedin was die groei gemiddeld 49,1%
per jaar (!), waarbij wel rekening gehouden moet worden
dat Zeeland vanaf 2019 in deze cijfers (nieuw) is opgenomen.
In de periode 2012-2017, nog zonder Zeeland, lag het niveau
zelfs nog hoger, 55,6%/jaar. Van 2018-2023 lag het op een
beduidend lager gemiddeld niveau, 44,1%/jaar.
Kijken
we per provincie, zien we bij de zuidelijke Zuid-Holland
gemeentes een groeipercentage van 40,5% gemiddeld per jaar
voor de capaciteit (2012-2023), in Utrecht 36,2%/jaar, en
bij de 2 exemplaren gelegen in Noord-Holland zelfs een gemiddelde
CAGR van 42,7%/jaar. Het Stedin gedeelte van Gelders West
Betuwe ondervond een gemiddelde CAGR van 33,1% per jaar,
over de lange, 11 jaar durende periode van 2012 tm. 2023.
Dit zijn allemaal ronduit fenomenale groeicijfers, waar
men in het buitenland jaloers naar zal kijken.
Voor
de cijfers van Zeeland kunnen we alleen die voor de periode
2019 tm. 2023 berekenen, dit komt neer op gemiddeld 23,6%/jaar
in dat tijdvenster. Dat is wel beduidend minder dan de 40,5%/jaar
in de zuidelijke Zuid-Hollandse, en de 36,2%/jaar in de
Utrechtse gemeentes, in hetzelfde tijdvak. Voor de gehele
Stedin populatie, inclusief "lege" en "onbekend"
categorie gemeentes, was de groei in de vijf jaren tussen
2019 en 2023 gemiddeld 36,2%/jaar. Wat
duidelijk hoger ligt dan de 29,8%/jaar voor de aantallen
projecten eerder vermeld in deze analyse. En een zoveelste
bewijs, dat zelfs in het KVB segment, de schaalvergroting
doorzet (ook "kleine" projecten worden steeds
groter).
Al
met al kunnen we, net als in de vorige update tm. 2022,
concluderen: de aanwas van zowel aantallen, als de capaciteit,
is in het kleinverbruik dossier ronduit "enorm"
geweest in het grotendeels fors verstedelijkte gebied waar
Stedin haar hoofd-activiteiten heeft. En waarbij de capaciteit
zelfs, in relatieve zin, harder is gegroeid dan de aantallen
installaties. Het is niet voor niets geweest, dat ik een
eerdere versie van deze grafiek op
Twitter publiceerde, vanwege de toen zeer actuele discussies
over de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers,
en de gevolgen voor de "socialisering" van de
kosten van die regeling, in de Tweede Kamer (voor talloze
links naar bijdragen
over dat wetsvoorstel, zie mijn "links naar salderen"
web-pagina).
Evolutie
van systeemgemiddelde capaciteit (KVB segment)
Een
vaste, belangrijke afgeleide waarde die Polder PV frequent
toont, is de uit bovenstaande twee parameters berekend systeemgemiddelde
capaciteit aan het eind van elk jaar. Deze in de groene
curve (referentie linker Y-as in bovenstaande grafiek) weergegeven
essentiële parameter zegt iets over de gemiddelde "omvang"
van de generatoren op de grotendeels residentiële daken
in het netgebied van Stedin. Hierbij lijkt de ontwikkeling
heel wat minder spectaculair dan bij de 2 hoofd-parameters,
maar schijn bedriegt, want ook hier is zeer duidelijk een
forse schaalvergroting terug te zien. De systeemgemiddelde
capaciteit, in de grafiek getoond in kWp per installatie,
nam namelijk toe van 1,92 kWp, eind 2011, naar 2,57 kWp,
EOY 2013. De curve groeit daarna nog steeds, maar het tempo
vlakt tijdelijk iets af, en bereikt 3,56 kWp eind 2021.
Dan is er een duidelijk knik opwaarts zichtbaar, de systemen
worden rap groter wat geïnstalleerd vermogen betreft,
om eind 2022 op 3,80 kWp, en eind 2023 zelfs alweer op 4,01
kWp gemiddeld per installatie te eindigen in Stedin gebied
(inclusief Zeeland). Dat is ruim het dubbele volume van
de capaciteit 12 jaar eerder. Ook hier dus weer, een ronduit
opmerkelijke ontwikkeling, in alleen het KVB segment. Kijken
we naar de afgeleide jaargroei cijfers, is die ontwikkeling
bij de nieuwbouw nóg harder gegaan, zie verderop.
Graven
we iets dieper in de bron data van deze netbeheerder, zien
we bij de verdeling van de systeemgemiddelde vermogens in
de "Stedin gemeentes" over de provincies een iets
andere verhouding dan bij de primaire parameters (aantallen,
totale capaciteit). Hier leiden de gemeentes in provincie
Utrecht, met eind 2023 een gemiddelde systeemcapaciteit
van 4,06 kWp, terwijl zowel de zuidelijke Zuid-Hollandse
als de Zeeuwse gemeentes gemiddeld niet hoger komen dan
3,96 kWp per installatie. Heemskerk en het Stedin deel van
Wijdemeren in Noord-Holland zitten op het niveau van Utrecht
(gemiddeld 4,06 kWp). Bij deze vergelijking is, tot slot,
het Stedin deel van Gelderse gemeente West Betuwe kampioen,
met eind 2023 zelfs gemiddeld 4,20 kWp per installatie achter
KVB aansluitingen. Vermoedelijk doen de gemiddeld wat grotere
huizen met veel dak oppervlakte zich hier gelden, in deze
agrarische streek.
(3)
Nieuwe aantallen en capaciteiten PV-installaties KVB aansluitingen
per kalenderjaar bij Stedin

Nog
duidelijker dan bij de evolutie van de eindejaars-volumes
(EOY), is de "explosieve" ontwikkeling van de
kleinverbruikers-markt bij Stedin te zien, aan de jaarlijkse
nieuwbouw cijfers (YOY), getoond in bovenstaande grafiek.
Waarvoor de cijfers zijn afgeleid uit de EOY data in de
eerste grafiek en onderliggende spreadsheet berekening.
Ook hier is het weer goed, om te beseffen, dat de cijfers
voor Zeeland vanaf 2019 zijn toegevoegd, waardoor in ieder
geval de jaargroei in dat jaar veel groter is dan toen die
provincie nog niet in de totaal volumes voor Stedin was
opgenomen (zie vergelijkbare
grafiek tm. 2022 in artikel van 21 februari 2023). Dit
heb ik in een rood omkaderd venster in de grafiek weergegeven,
ter verduidelijking. Vanaf 2019 zijn de onderlinge jaargroei
cijfers in ieder geval weer 1 op 1 vergelijkbaar.
Evolutie
nieuwe aantallen KVB projecten per kalenderjaar
Bij
de aantallen nieuwe projecten achter KVB aansluitingen is
er al een forse toename van de nieuwe aantallen per jaar
te zien (blauwe
kolommen, rechter Y-as). De nieuwe volumes nemen aanvankelijk
toe, van 8.244 installaties in 2012 tot al 14.189 exemplaren
nieuw in 2013, wat vooral had te maken met de "Lenteakkoord
cadeautjes regeling" die de branche organisatie
absoluut niet wilde (vanwege ingrijpende marktverstoring).
Beleidsmedewerker Amelie Veenstra van Holland Solar schreef
er destijds een stevig stuk over, wat
als blog bijdrage werd gepubliceerd bij het wetenschappelijk
bureau van GroenLinks. Zoals reeds voorspeld, stagneerde
de markt enkele jaren, nadat het gereserveerde subsidie
plafond was overschreden (medio 2013). Er kwamen minder
grote hoeveelheden bij, 13.104 nieuwe KVB installaties in
2014, 13.204 in 2015, en zelfs nog maar 12.916 in 2016.
Gelukkig begon de markt toen ook om andere redenen weer
op te veren (o.a. flink gedaalde systeem prijzen, en "zwaan
kleef aan" effecten, vanwege de vigerende, zelfs deels
nog lucratiever wordende salderings-regeling). De volumes
bleven vanaf de 20.461 nieuwe installaties in 2017 verder
alleen maar toenemen, en in resulteerden in 2018 in alweer
34.032 nieuwe exemplaren.
De
zeer forse groei naar 99.163 nieuwe PV projecten in het
KVB segment, in 2019, heeft een tweeledige oorzaak. Ten
eerste, de "natuurlijke" toename in het kerngebied
van Stedin (ZH, Ut., en de 2 "byzondere" enclaves
in NH en Gld). Ten tweede: Zeeland werd vanaf dat jaar aan
de totale groeicijfers voor Stedin toegevoegd. In de jaren
corona jaren 2020 en 2021 was de groei weer wat minder (64.151
resp. 71.918 nieuwe installaties, inclusief die in Zeeland).
Maar in 2022 werd het pleit beslecht, met een nieuw record
jaarvolume van 107.624 nieuwe installaties. Wat in 2023
alweer werd verpletterd, met een nieuw jaarvolume van maar
liefst 157.288 projecten*** in het kleinverbruik segment
(inclusief Zeeland). Er werden toen zo'n vijftigduizend
nieuwe installaties meer toegevoegd dan in het voorgaande
(ex-record) jaar.
De
procentuele toenames van de nieuwe jaargroei volumes ("marktgroei")
logen er dan ook niet om. De aanwas in 2019 was grotendeels
kunstmatig, zoals reeds gesteld, en bedroeg ruim 191% t.o.v.
het YOY volume van 2018. In 2020 was er een tijdelijk "terugval
effect" (vanwege de toevoeging van Zeeland in 2019),
en was er tijdelijk een negatieve toename van -35%. In corona
jaar 2021 werd een reëele toename van 12% zichtbaar,
t.o.v. de aanwas in 2020. 2022 is het nieuwe recordjaar,
met maar liefst bijna 50% meer volume, dan de nieuwbouw
in 2021. Ondanks die al zeer hoge toename, is er in 2023
nog eens 46% aan nieuwe installaties bijgekomen, t.o.v.
de al spectaculaire groei in 2022.
Kijken
we iets dieper, naar de verdeling van de "Stedin gemeentes"
over de provincies, zijn de trends in 2022 en 2023 duidelijk
verschillend. In 2022 zijn alle groeicijfers t.o.v. de aanwas
in 2021 zeer hoog, in de drie kern provincies 44% (Zld),
47% (ZH), tot zelfs 54% (Ut.). In 2023 had Utrecht echter
de minst grote toename van deze drie (bijna 25% toename
t.o.v. YOY 2022), Zeeland kwam op 39%, en (zuidelijk) Zuid-Holland
was in dat jaar kampioen, met een toename van zelfs ruim
64% t.o.v. de aanwas in 2022. De "enclave" gemeentes
deden het zelfs nóg beter, Heemstede en Wijdemeren
(NH) zaten gemiddeld op ruim 77% groei t.o.v. het voorgaande
jaar, het Stedin gedeelte in West Betuwe (Gld) kwam zelfs
op 79%.
***
Het persbericht van Stedin meldde "In 2023 lieten 145.00
consumenten ... nieuwe zonnepanelen aansluiten". Vermoedelijk
een schrijf-fout, werd hier wellicht "145.000"
bedoeld? Indien "ja", is dat beslist veel lager,
bijna 8%, dan uit de KVB data in het eigen Open Data portal
volgt (in broodtekst van dit artikel genoemde 157.288 nieuwe
installaties. Tenzij, wederom, Stedin, alleen "installaties
op huizen" zou bedoelen, maar dat maakt ze nergens
echt duidelijk. Nog afgezien van open staande vraagtekens
rond de methodiek om dat uit hun eigen basisgegevens te
kunnen extraheren.
Evolutie
nieuwe capaciteit KVB projecten per kalenderjaar
Nog
duidelijker dan bij de aantallen projecten, is de ronduit
groteske ontwikkeling bij de nieuwe capaciteit per kalenderjaar
achter KVB aansluitingen te zien in het netgebied van Stedin
(excl. Zeeland), zoals weergegeven in de donkergele
kolommen. Op 1 klein "dipje" na (jaargroei 2016
met 44 MWp iets lager dan de 47 MWp nieuw in 2017) is de
bijplaatsing van de nieuwe capaciteit bij KVB installaties
van jaar tot jaar almaar toegenomen, zoals de grafiek voor
de ontwikkeling in het kerngebied zonder Zeeland laat zien
in
de update tm. 2022. Ook hier is natuurlijk weer het
effect van de toevoeging van de jaargroeicijfers van Zeeland
in 2019 te zien, wat een (voor dat jaar kunstmatige) "versnelde
groei" laat zien.
In 2012 was de groei beperkt, 20,2 MWp, in het "Lenteakkoord
subsidieregeling jaar" 2013 was dat al het dubbele
volume, 40,8 MWp. Zoals gezegd stagneerde de markt daarna
tm. 2015, met nieuwe volumes tussen de 43 en 47 MWp per
jaar. Vanaf 2017 begon de residentiële markt weer duidelijk
te groeien, met 68,8 MWp nieuw volume. Wat vervolgens flink
werd opgeschroefd, naar 116,0 MWp nieuw in 2018. 2019, het
jaar dat Zeeland werd toegevoegd, gaf een voorlopig record
groei van 313,7 MWp, wat in 2020 tijdelijk terugviel naar
241,9 MWp. Vanaf 2020 heeft de nieuwbouw bij de capaciteit
in het kleinverbruik segment een enorme ontwikkeling doorgemaakt.
De nieuwbouw nam toe naar 296,0 MWp, in 2021. 2022 verzette
weer alle piketpalen, met een recordgroei van 490,6 MWp.
2023 gaat echter nu de geschiedenis in als het nieuwe recordjaar,
met een verbijsterend nieuw volume, van alweer 691,2 MWp****,
in alleen het KVB segment. 41%, 200 MWp, meer aanwas dan
in het voorgaande recordjaar.
Bij
de verdeling van de Stedin gemeentes over de provincies,
blijkt wederom een duidelijk verschil tussen de jaren 2022
en 2023, bij de capaciteits-groei. In 2022 was er gemiddeld,
in het KVB segment in de Utrechtse gemeentes, maar liefst
72,6% capaciteits-groei t.o.v. de aanwas in 2021, maar in
2023 was de aanwas t.o.v. de groei in het voorgaande jaar
nog maar 29,2%. Zuid-Holland deed het in 2022 beduidend
minder, met 59,9%, maar in 2023 juist beter dan Utrecht,
met 51,7%. In Zeeland was de toename in 2022 67,0% t.o.v.
YOY 2021, in 2023 lag dat beduidend lager, op 38,1%. De
2 Noord-Hollandse gemeentes Heemskerk en (Stedin deel) Wijdemeren
zagen juist een toename van de jaarlijkse groei percentages,
van 57,3% in 2022, naar 86,2% in 2023. Het Stedin deel van
het Gelderse West Betuwe zag zelfs een stijging van 51,6%
(2022) naar 86,6% in 2023.
****
Stedin stelde in haar persbericht "In 2023 lieten ...
consumenten voor een capaciteit van 599 megawattpiek aan
nieuwe zonnepanelen aansluiten op het elektriciteitsnet
van netbeheerder Stedin (Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland).
Zoals in de broodtekst van dit artikel besproken, is er
in het KVB segment volgens hun eigen Open Data portal zelfs
691,2 MWp nieuw volume bijgekomen in het hele netgebied.
Stedin claimt in hun bericht dus bijna 13% minder nieuwe
capaciteit in 2023, dan volgt uit de eigen Open Data cijfers.
Zouden we uitsluitend de Stedin cijfers voor het kerngebied
zónder Zeeland bekijken, is daarvan de groei in 2023
617,2 MWp geweest, in het eigen Open Data portal van deze
netbeheerder. Wat dus nog steeds hoger ligt dan de eigen
opgave (voor het hele netgebied).
"Aantal
nieuwe zonnepanelen"
Stedin
meldt verder, in hetzelfde persbericht, dat de door hen
dáár benoemde volume groei van 599 MWp in
2023 "omgerekend goed zou zijn voor ongeveer 1,7 miljoen
zonnepanelen in een jaar tijd". Dat is, net als een
vergelijkbare uitspraak in het persbericht voor 2022 (verschenen
in januari 2023), een merkwaardig statement. Want dat zou
betekenen, dat deze netbeheerder voor het kalenderjaar 2023
zou rekenen met (nieuwe) zonnepanelen in het KVB segment
van gemiddeld 352,4 Wp per stuk (nota bene: voor kalenderjaar
2022 werd destijds zelfs gerekend met een hógere
capaciteit, van 372,3 Wp/stuk !). Sowieso natuurlijk een
heel vreemd nominaal vermogen voor een paneel, wat normaliter
in vermogensklasse graderingen van 5 Wp verschil wordt verkocht.
En sowieso, wederom, véél te laag ingeschat,
want in 2023 waren in het residentiële segment 400-450
"+" Wp modules al heel normaal. Zouden we conservatief
rekenen met 400 Wp panelen, zou je mogelijk met slechts
1,5 miljoen nieuwe zonnepanelen in het KVB segment moeten
rekenen, als je Stedin's persbericht volume van 599 MWp
als uitgangspunt zou nemen. En zelfs nog minder bij een
gemiddeld nog hoger capaciteit hebbend "residentieel"
PV paneel.
Gaan
we echter uit van 400 Wp panelen, en de uit Stedin's
eigen Open Data volgende jaargroei van 691,2 MWp, in
2023, zou je voor dat jaar op een nieuw volume uitkomen
van 1,73 miljoen zonnepanelen. Er zitten dus weer de nodige
discrepanties tussen de uitspraken in het persbericht, en
de door Stedin zelf publiek gemaakte cijfers in haar eigen
Open Data portal.
Alles
uit de kast
Stedin
stelt in het persbericht verder, dat alles uit de kast wordt
gehaald om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden, en dat
de infra dan ook snel verder zal worden uitgebreid. In 2024
zal weer 700 kilometer nieuwe kabels in straten worden aangelegd,
en worden 400 nieuwe trafohuisjes geïnstalleerd, om
de stroom transitie te faciliteren (ook vanwege groei van
het aantal warmtepompen en laadpalen). Dit alles gaat niet
zonder problemen gepaard. De netbeheerder maakt melding
van het feit, dat vanwege de enorme vlucht die residentiële
zonnestroom productie in hun netgebied heeft genomen, er
in 2023 bijna drieduizend meldingen van uitvallende omvormers
zijn opgetekend, ruim 2x de hoeveelheid in 2022. Omvormers
vallen (automatisch) uit als de netspanning op locatie te
hoog wordt (en buiten de wettelijk voorgeschreven max. dreigt
te treden).
Consumenten
worden, wederom, opgeroepen, zoveel mogelijk van de eigen
stroomopwek direct te gebruiken, wat echter betekent dat
ze veelvuldig zware gebruikers midden op de dag moeten (laten)
aanzetten. Wat in heel veel huishoudens gewoon niet realiseerbaar
is, zeker bij de zuinig levende huishoudens niet.
Evolutie
van systeemgemiddelde capaciteit bij nieuwe volumes per
kalenderjaar (KVB segment)
Uiteraard
heb ik ook weer voor de nieuwe kalenderjaar volumes de gemiddelde
systeemcapaciteit in kWp berekend uit de aantallen en nieuwe
capaciteiten. Deze vindt u in bovenstaande grafiek weer
terug als de groene
lijn, met de linker Y-as als referentie.
Hier
is duidelijk een iets ander beeld te zien, dan bij de accumulatie
van alle projecten achter KVB aansluitingen bij Stedin.
Er is ditmaal niet een continu door stijgende lijn te zien,
maar een evolutie naar een maximum, een lichte terugval,
waarna weer (forse) groei plaatsvindt bij de nieuwe jaarvolumes.
De
gemiddelde systeemcapaciteit bij de nieuwe jaarvolumes nam
in de jaren 2012 tm. 2015 toe, van 2,45 naar 3,53 kWp. Daarna
is deze weer licht gedaald, tot een minimum van 3,16 kWp
per nieuw KVB project in 2019. Dit is vermoedelijk deels
een effect van de toevoeging van de cijfers voor Zeeland,
in dat jaar.
Vanaf
2020 is deze gemiddelde capaciteit echter weer fors aan
het stijgen, vanwege de almaar krachtiger wordende PV modules,
met meer capaciteit per vierkante meter, door een scala
aan verbeteringen aan de efficiëntie van de cellen,
en de wijze waarop deze in de modules worden geplaatst.
Het gaat daarbij in de residentiële markt vrijwel alleen
nog maar om hoog-efficiënte monokristallijne zonnepanelen
met PERC, en, recenter, TopCon cellen, waaraan nog steeds
wordt "getweaked" om deze nog beter te maken.
Dit is een van de belangrijkste drivers van de toename van
het systeemgemiddelde vermogen, bovenop het feit dat ook
steeds meer woningen van een "dakvullend systeem"
worden voorzien, waar dat in het verleden, ook uit kostenoverwegingen,
vaak maar een bescheiden "setje" was (tussen de
4 en 8 panelen per woning, in de huursector nog steeds gebruikelijke
volumes bij eengezinswoningen).
De
gemiddelde capaciteit van de nieuwe installaties nam vanaf
2020 toe, van 3,77 kWp, via 4,12 kWp (2021), naar 4,56 kWp
(2022). Wat al 86% hoger lag dan bij de nieuwe aanwas in
2012 (toen nog zonder Zeeland). In 2023 is er weer een verlaging
zichtbaar, naar 4,39 kWp. Mogelijk een gevolg van een toename
van weer wat kleinere installaties (bijvoorbeeld op huurwoningen),
maar dat is vooralsnog speculatie.
Bij
de provinciale verdeling is, door de toevoeging van de Zeeuwse
gemeentes, de eerste positie van Utrecht overgenomen bij
de gemiddelde capaciteit van de nieuwe KVB installaties.
In 2023 was dat gemiddelde namelijk in Zeeland 4,89 kWp
per project, duidelijk boven het gemiddelde voor het hele
Stedin gebied (4,39 kWp). Dit heeft ongetwijfeld te maken
met de gemiddeld genomen grotere woningen in Zeeland, t.o.v.
de relatief "klein behuisde" gemiddelde inwoner
in de Randstad provincies. Utrecht zat in 2023 op 4,80 kWp
bij de nieuwe installaties. Zuid-Holland kwam weer zo'n
beetje op het niveau van 2021, met een gemiddelde van 4,04
kWp bij nieuwe KVB installaties in 2023. 2022 was daar ietwat
uitzonderlijk, met een gemiddelde van 4,41 kWp per nieuw
KVB project. Heemskerk / Wijdenes (NH), resp. het Stedin
deel van het Gelderse West Betuwe kwamen bij de nieuwkomers
in 2023 tussen deze "extremen" te liggen (4,72
resp. 4,62 kWp voor de nieuwe installaties dat jaar, beiden
toegenomen t.o.v. de aanwas in 2022).
(4)
Evolutie PV capaciteit kleinverbruik aansluitingen alle
Stedin gemeentes, en per provincie
In
de volgende grafiek geef ik voor alle gemeentes in Stedin
gebied, ditmaal inclusief de 13 exemplaren in provincie
Zeeland, de progressie cijfers van de capaciteit weer voor
uitsluitend de KVB projecten. Er onder volgen grafieken
voor de drie belangrijkste deel-provincies, in Stedin netgebied,
Zuid-Holland, Utrecht, en, toegevoegd, Zeeland.

In
de grote grafiek is de Y-as in absolute volumes (MWp) weergegeven
op een normale schaal. In de inset linksboven is dezelfde
grafiek met een logarithmische Y-schaal getoond, waarin
goed is te zien dat de meeste gemeentes al jaren lang exponentiële
groei bij de toename van de capaciteit kennen (globaal rechte
lijnen vanaf 2013 / 2014).
In
de legenda van de grote grafiek heb ik alle gemeentes groepsgewijs
weergegeven, gescheiden met horizontale zwarte lijnstukken.
Van boven naar beneden zijn dat 48 gemeentes in zuidelijk
Zuid-Holland, 29 gemeentes in provincie Utrecht, 13 gemeentes
(nieuw toegevoegd) in voormalig Enduris provincie Zeeland,
2 gemeentes in provincie Noord-Holland, en 1 gemeente, Lingewaal,
in provincie Gelderland, die later is opgegaan in de fusiegemeente
West Betuwe. De zwarte streepjeslijn geeft het gemiddelde
voor alle hier weergegeven gemeentes weer, per kalenderjaar.
Dat gemiddelde is ge-evolueerd van 160 kWp in 2011, tot
alweer 30,0 MWp, eind 2023. Veel gemeentes zitten (ver)
onder dat gemiddelde, maar er zijn ook de nodige die daar
(ver) boven zitten.
Voor
gemeente Utrecht,
kampioen geaccumuleerd PV vermogen bij KVB aansluitingen
in Stedin netgebied sedert 2013, heb ik de bijbehorende
getallen gezet om een indruk te geven van de fenomenale
ontwikkeling in deze centraal gelegen Nederlandse gemeente.
Aanvankelijk wat aarzelend, en - in de gelijknamige provincie
- nog onder zuster gemeentes Amersfoort
en Veenendaal
startend in 2011, met slechts 0,5 MWp capaciteit, is ze
sedert 2013, met 5,4 MWp, al heer en meester in Stedin netgebied.
Deze positie heeft ze niet meer afgestaan, en in 2016, 2018,
en in 2021, zijn er zelfs kleine versnellingsfases te zien
in het tempo. Eind 2023 zou Utrecht alleen al bij kleinverbruikers,
131,3 MWp aan PV capaciteit hebben staan. In het eerste
kwartaal van 2023 moet de gemeente alleen al op dat vlak
door de 100 MWp accumulatie zijn heen "gewalsd".
Een forse prestatie.
4
andere Stedin gemeentes volgen in 2022 op behoorlijke afstand.
Dat zijn, achtereenvolgens, 3 flink met elkaar concurrerende
gemeentes Rotterdam
(112,5 MWp, ZH, de enige andere Stedin gemeente met inmiddels
meer dan 100 MWp in het kleinverbruik segment), 's-Gravenhage
(99,4 MWp, ZH), die in 2023 de nieuwe nummer vier inhaalde,
Amersfoort
(93,3 MWp, Ut.). Gevolgd door de in 2019 ontstane fusiegemeente
Hoeksche Waard
(ZH), met eind 2023 79,3 MWp in het KVB segment. Zoetermeer
kan nog enigszins bijbenen (ZH, 61,5 MWp EOY 2023). Andere
gemeentes kunnen het hoge groeitempo van deze voorlopers
niet bijhouden, vanwege diverse redenen, en zitten veel
lager in de boom.
De
in de huidige analyse toegevoegde Zeeuwse gemeentes komen
niet in de top 25 voor. Terneuzen komt pas op de 26e plaats
(zie grafiek verderop, paragraaf 4c).
In
de inset met de logaritmische curves vinden we helemaal
onderin enkele geïsoleerde gemeentes. Dit zijn kleine
"rest" delen van gemeentes waarvan het allergrootste
deel in een ander netgebied ligt, en dus niet aan Stedin
toegewezen kunnen worden. De grenzen tussen die netgebieden
verlopen lang niet altijd logisch, zijn soms zeer grillig,
en kunnen dus dwars door gemeentes heen lopen. Van boven
naar onder zijn onderaan de inset achtereenvolgens te zien
(delen van) Nieuwkoop
(grens met Liander netgebied in Zuid-Holland, in Stedin
gedeelte eind 2023 1,54 MWp), Alphen
aan den Rijn (idem, ZH, bij het beperkte
Stedin gedeelte eind 2023 0,44 MWp), resp. Midden-Delfland
(grens met netgebied Westland Infra, ZH, het Stedin deel
heeft hier maar 0,22 MWp, eind 2023).
In
de drie volgende sub-paragrafen vindt U de afzonderlijke
trends per Stedin gemeente terug, voor de drie belangrijkste
contribuerende "kern" provincies. In deze drie
grafieken zijn de gemeentes van boven naar onder gesorteerd,
naar rato van geaccumuleerde capaciteit bereikt eind 2023.
De best presterende gemeente is per provincie telkens met
een rode curve weergegeven.
(4a)
Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes Zuid-Holland zuid

In
deze eerste grafiek de capaciteits-evolutie voor het inmiddels
38 (van oorspronkelijk 48) overblijvende gemeentes tellende
provincie deel Zuid-Holland zuid, met Stedin aansluitingen
(KVB). Nieuw toegevoegd sedert de update voor 2022 zijn
de nieuw gevormde gemeente Voorne aan Zee, en enkele (nieuwe)
aangesloten kleine KVB projectjes in Voorschoten.
Rotterdam
en 's-Gravenhage strijden al jaren om de top positie in
dit grote, dichtbevolkte deel van Zuid-Holland. Vanaf 2022
lijkt het pleit voorlopig beslecht in het voordeel van de
havenstad, die in het KVB segment eind 2023 al 112,5 MWp
aan PV projectjes had staan, volgens de cijfers van Stedin.
's-Gravenhage (99,4 MWp) en Hoeksche Waard (ontstaan in
2019, 79,3 MWp) volgen op afstand. Alleen Zoetermeer kan
nog enigszins volgen, de andere gemeentes volgen met duidelijk
lagere geaccumuleerde volumes.
(4b)
Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes provincie Utrecht

In
de provincie Utrecht (NB: alle 29 gemeentes, hiervan bestaan
er momenteel nog 26) zijn er duidelijk 2 onverslaanbare
kampioenen. Ten eerste Utrecht zelf, die ook landelijk kampioen
is bij de aantallen installaties volgens
de laatst bekende CBS cijfers. Ook al was Utrecht in
de beginjaren nog niet de best presterende gemeente in de
gelijknamige provincie, vanaf 2013 zijn de inwoners en gebouweigenaren
rap KVB installaties gaan bouwen, en ze heeft sedertdien
haar voorsprong bij de daarmee gepaard gaande capaciteit
uitbouw in dit segment niet meer afgegeven. Met wat tussensprintjes
is ze nu veruit de best performing gemeente, met
eind 2023 131,3 MWp in het KVB segment. Amersfoort is de
enige gemeente in de provincie die, weliswaar op grote afstand,
kan volgen, met EOY 2023 93,3 MWp. Numero drie, de fusie
gemeente Vijfheerenlanden
(Leerdam, Vianen en Zederik), ontstaan in 2019, en, nota
bene, daarbij "overgeheveld" van provincie Zuid-Holland
naar prov. Utrecht, kan slechts op zeer grote afstand volgen,
met 51,2 MWp eind 2023. Alle andere Utrechtse gemeentes
hebben veel lagere volumes geaccumuleerd, en daar zal weinig
verandering in gaan komen in het meestal aan woningen gerelateerde
KVB segment.
(4c)
Evolutie PV capaciteit KVB gemeentes provincie Zeeland (voorheen
Enduris netgebied)

Voor
het eerst presenteer ik hier ook de resultaten voor de 13
gemeentes in provincie Zeeland. Sinds de overname van voormalig
netbeheerder Enduris door de Stedin Groep in 2017 (en naamswijziging
per 1-1-2022), is een volledige reeks data bekend in het
Open Data dossier van Stedin, en wel vanaf 2019. Daarvan
heb ik bovenstaande deelgrafiek gemaakt, met Terneuzen als
permanent kampioen in de zonnigste provincie van Nederland.
Waar het KVB segment evolueerde van 15,8 MWp in 2019, tot
alweer 39,8 MWp, EOY 2023, een ruime verdubbeling in 4 jaar
tijd. Terneuzen wordt op enige afstand gevolgd door nummer
2, Schouwen-Duiveland, die eind 2023 in dit segment 35,2
MWp had verzameld. De derde plek wordt uitgevochten door
de nu nog winnende gemeente Goes (28,5 MWp), met als direct
concurrent Middelburg, die Goes dicht op de hielen zit.
Op Hulst na, groeien de overige gemeentes veel langzamer,
of ze hebben weinig (extra) potentie in dit dossier. Opmerkelijk
is hier wel, dat de onderin dit lijstje voorkomende gemeente
Noord-Beveland, bij de terugrekening van aantallen PV installaties
per 10.000 inwoners, Nederlands gemeentelijk kampioen is,
volgens de meest recent beschikbare CBS cijfers (zie link
naar betreffende deelsectie in Polder PV's ultimate
CBS update van begin dit jaar).
(4d)
Verdeling capaciteit en aantallen PV projecten KVB Stedin
over provincies
Eind
2023 is de opgestelde PV capaciteit achter KVB aansluitingen
in het gehele Stedin netgebied als volgt verdeeld over de
5 betrokken provincies. In deze verdeling zijn de categorieën
"lege gemeente", resp. "gemeente onbekend"
weggelaten, de weergegeven totalen zijn dus wat lager dan
de totalen voor het complete netgebied van Stedin):
-
Zuid-Holland
1.208,1 MWp (50,3% van totaal volume, 2.401,3 MWp)
- Utrecht
853,5 MWp (35,5%)
- Zeeland
312,5 MWp (13,0%)
- Noord-Holland
21,5 MWp (0,9%)
- Gelderland
5,7 MWp (0,2%)
Voor de aantallen
PV projecten achter KVB aansluitingen is de verdeling over de provincies
als volgt:
-
Zuid-Holland
305.271 installaties (50,8% van totaal volume, 601.039
installaties)
- Utrecht
210.185 installaties (35,0%)
- Zeeland
78.921 installaties (13,1%)
- Noord-Holland
5.301 installaties (0,9%)
- Gelderland
1.361 installaties (0,2%)
In beide gevallen,
hebben de gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland dus meer dan de helft van
de volumes die in het hele Stedin netgebied (incl. Zeeland) zijn te vinden.
Utrecht zit rond de 35%, en Zeeland rond de 13%. De Stedin enclaves in
Noord-Holland en Gelderland doen voor spek en bonen mee.
(5)
Groei aantallen installaties bij de 25 best presterende
Stedin gemeentes in kalenderjaar 2023
In
deze paragraaf heb ik in onderstaande grafiek de in 2023
best performing gemeentes bij de nieuwe aantallen
PV installaties achter KVB aansluitingen in het complete
netgebied van Stedin weergegeven, met de evolutie van de
aantallen installaties vanaf 2012 weergegeven in dezelfde
kolom.

Van
links naar rechts staan, in aflopende volgorde van de nieuwbouw
van de aantallen PV installaties, in 2023 toegevoegd aan
het KVB segment in Stedin gebied, de 25 best performing
gemeentes afgebeeld. Per kolom staan van onder naar
boven de toevoegingen in de betreffende gemeentes in de
jaren 2012 tm. 2023. Omdat het tempo van jaar tot jaar kan
wijzigen tussen de gemeentes onderling, lijkt de volgorde
bij de totale volumes (in vetdruk bovenaan de kolommen,
optelling nieuwbouw in de jaren 2012 tm. 2023) onlogisch.
De volgorde wordt echter in deze figuur gedicteerd door
de nieuwbouw in 2023, het donkergroene
segment bovenin de kolommen. Waarbij ditmaal
niet langjarig kampioen Utrecht, maar Zuid-Hollands wereld
havenstad Rotterdam vooraan is komen te staan, met de hoogste
nieuwbouw in 2023 (8.731 nieuwe KVB projecten in dat jaar).
Utrecht, wat bij de totale nieuwbouw in de lange periode
2012-2023 alleenheerser blijft (38.493 nieuwe installaties,
bovenop de niet getoonde tm. 2011 geaccumuleerde hoeveelheid
projecten), voegde in 2023 7.998 installaties toe, en 's-Gravenhage
kwam op de derde plek, met 7.620 nieuwe KVB projecten (tevens
voor de cumulatie in de jaren 2012-2023).
In
de top 25 komen 10 gemeentes in de provincie Utrecht voor,
en 15 in zuidelijk Zuid-Holland (in 2022 was die verhouding
12 / 13).
Sommige
gemeentes zijn wat teruggevallen bij het uitbouw tempo in
2023, of hebben juist een versnelling ingezet. De hekkensluiter
in de top 25 bij de nieuwbouw in 2023 is de Zuid-Hollandse
gemeente Gorinchem, met 1.985 nieuwe KVB installaties in
2023, en een cumulatie van 5.619 nieuwe projecten in de
periode 2012-2023, in dat segment.
Er
zijn nog 3 byzonderheden te zien, bij de gemeentes Hoeksche
Waard, Vijfheerenlanden, en Molenlanden. Die hebben allen
relatief hoge "nieuwbouw" volumes in 2019
(5.501, 3.989, resp. 2.365 installaties). Dat komt omdat
het nieuwe gemeentes zijn, gevormd uit de fusie van enkele
dorpen, waarbij de aantallen installaties, toegevoegd in
de jaren 2012 tm. 2018, allemaal opeens tot een groot volume
werden samengevoegd in de nieuw ontstane entiteit. Hoeksche
Waard ontstond uit de fusie van de dorpen Oud-Beijerland,
Korendijk, Strijen, Cromstrijen en Binnenmaas (en omvat
ook het natuureiland Tiengemeten). Vijfheerenlanden
is een byzonder geval. Het ontstond na veel geharrewar uit
de fusie van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam
en Zederik, en de in Utrecht gelegen gemeente Vianen. Met
deze fusie, die na veel wikken en wegen van de betreffende
overheden ertoe leidde, dat de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden
tot de provincie Utrecht zou gaan behoren, heeft geresulteerd
in een flinke grenscorrectie tussen de provincies Zuid-Holland
en Utrecht. De eerste is wat kleiner geworden (en "verloor"
dus ook de in het teloor gegane gebied opgestelde PV projecten).
Utrecht werd een stuk groter, en kreeg er aardig wat PV
volume bij. Naast de hier behandelde KVB installaties natuurlijk
ook alle bijbehorende projecten achter GVB aansluitingen.
Molenlanden
ontstond ook op 1 januari 2019, uit een fusie van de Zuid-Hollandse
poldergemeentes Molenwaard en Giessenlanden (Wikipedia
link). Daardoor ontstond direct een volume van 2.365
KVB projecten in dat jaar voor de nieuwe gemeente. Tot en
met 2023 werd een volume van 7.730 KVB projecten gerealiseerd,
de toevoeging in 2023 (2.279 nieuwe projecten) kwam in dat
jaar op de 19e plek in het hele Stedin gebied.
Zeeland
heeft geen contribuanten in deze top-25. Wat heeft te maken
met het feit, dat de best performing gemeente in
2023 Terneuzen was, en die vinden we pas op de 26e plaats
terug. Ook zijn de totaal volumes voor de Zeeuwse gemeentes
sowieso niet representatief, omdat de groeicijfers slechts
vanaf 2019 bekend zijn. In deze update is ook het Zuid-Hollandse
Voorne aan Zee niet opgenomen. De "groei" van
deze nieuwe fusiegemeente, 13.899 KVB installaties in 2023,
is namelijk de inbreng van de verdwenen deelgemeentes. Pas
vanaf 2024 telt een "echte jaargroei" voor Voorne
aan Zee mee.
In
het Open Data overzicht van Stedin komen maar liefst 14
voormalige gemeentes voor die in de loop der jaren (vanaf
2011) zijn verdwenen. En 5 nieuwe fusie gemeentes, inclusief
in 2023 toegevoegde Voorne aan zee, plus de "nieuwe"
gemeente Voorschoten (vanouds Liander netbeheerder), met
enkele nieuwe aansluitingen in Stedin netgebied.
(6)
Groei PV-capaciteit bij de 25 best presterende Stedin gemeentes
in kalenderjaar 2023
Naar
analogie van de nieuwe grafiek in de vorige paragraaf (evolutie
aantallen projecten bij best-performers in 2023)
geef ik hieronder een vergelijkbare grafiek voor de nieuwe
capaciteit in 2023, en de cumulatie van de groei
sedert 2012, bij deze 25 gemeentes in Stedin netgebied.

Wederom
staat in deze rating van de 25 best-performing
Stedin gemeentes Rotterdam vooraan, die daarmee (tijdelijk
?) Utrecht aflost, met de hoogste toevoeging van capaciteit
in het KVB segment in 2023 (37,3 MWp). Utrecht, op nummer
twee, met een toevoeging van 31,9 MWp in 2023, heeft wel
het hoogste totale nieuwe volume in de lange periode van
2012 tm. 2023 (130,8 MWp, bovenaan de kolom vermeld, beduidend
hoger dan het volume bij Rotterdam, 112,3 MWp). 's-Gravenhage
komt wederom op de 3e plaats, zowel bij de nieuwbouw in
2023 (31,5 MWp), als bij de cumulatie van de nieuwe capaciteit
sinds 2012 (98,9 MWp).
Op
de 4e en 5e plaats komen Hoeksche Waard (ZH, 2023 24,4 MWp
nieuw), en Amersfoort (Ut., 22,1 MWp nieuw). Dan volgt een
lange reeks gemeentes met weinig verschil bij de nieuwbouw
in 2023 (donkergroene segment
bovenaan). Zoetermeer steekt er nog enigszins bovenuit,
bij de verzamelde nieuwe KVB projecten sinds 2012. Gouda
(ZH) sluit de top 25 met totaal toegevoegd in 2012-2023
30,7 MWp, minder dan een kwart van het totale volume bij
nr. 1 Utrecht. Gouda (ZH) verschilt qua prestatie niet opvallend
sterk van de twee voorgaande gemeentes (in 2023 iets meer
vermogen toegevoegd). Dat zijn achtereenvolgens Barendrecht
(ZH) en Nieuwegein (Ut.).
Bij
de capaciteit zijn er 11 Utrechtse gemeentes te vinden in
de top 25, en 14 gemeentes uit zuidelijk Zuid-Holland (verhouding
in 2022: 12 / 13).
Ook
hier vallen de in 2019 nieuw gevormde fusie gemeentes Hoeksche
Waard, Vijfheerenlanden en Molenlanden op, met hoge (kunstmatige)
"start" volumes in dat jaar, wat de inbreng van
de in de nieuwe gemeentes ondergebrachte dorpen en stadjes
vertegenwoordigt.
Hetzelfde
als gemeld voor de best performing Zeeuwse gemeente geldt
voor de capaciteit, Terneuzen vinden we weer pas op de 26e
plek terug, en de cumulatieve cijfers zijn pas bekend vanaf
2019. Ook hier geldt, dat Voorne aan Zee, met in 2023 een
start volume van 59,0 MWp, nog niet meedoet. Pas in 2024
volgt de eerste officiële jaargroei voor deze nieuwe
Zuid-Hollandse gemeente.
(7)
YOY groei volumes en CAGR bij individuele gemeentes
De
gemeentes verschillen onderling sterk bij de jaarlijkse
nieuwbouw, en gemeten over een langere periode (CAGR). Dit
heeft met lokale condities te maken, het verschil in type
bebouwing (zwaar verstedelijkt met veel hoogbouw en beperkte
dakruimte, versus sterk landelijk, met veel grote daken,
en de nodige "tussenvormen"), en deels bijvoorbeeld
ook aan het succes van lokale inkoopacties in het verleden,
en/of zeer actieve woningcorporaties met een groot woning
bestand in de betreffende gemeente. Het beeld wordt verder
gecompliceerd door vreemde groeicijfers als gevolg van gemeentelijke
fusies, en, met name, als het gemeentes betreft waar maar
een heel klein deel van de installaties toevalt aan (aansluitingen
bij) Stedin, maar het overgrote deel van genoemde gemeente
in een ander netgebied valt. De resterende zeer kleine volumes
vertonen dan nogal grote fluctuaties als je van jaar tot
jaar groeipercentages gaat berekenen.
Filteren
we dat soort "niet-representatieve" gevallen uit,
komen we op enkele byzondere groei cijfers in Stedin netgebied
(inclusief Zeeland), die ik hier onder weergeef.
-
2019
hoogste relatieve groei nieuwe aantallen,
resp. PV capaciteit tov EOY 2018 in Hardinxveld-Giessendam
ZH (144%, resp. 94%)
-
2020
hoogste relatieve groei nieuwe aantallen,
resp. PV capaciteit tov EOY 2019 in Zwijndrecht
ZH (69%, resp. 60%)
-
2021
hoogste relatieve groei nieuwe aantallen,
resp. PV capaciteit tov EOY 2020 in Krimpen
aan den IJssel ZH (57%, resp. 56%)
- 2022
hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit
tov EOY 2021 in Albrandswaard ZH (53%, resp. 63%)
- 2023
hoogste relatieve groei nieuwe aantallen, resp. PV capaciteit
tov EOY 2022 in Maassluis ZH (59%, resp. 60%)
- In
deze 5 jaren waren de hoogste relatieve groei percentages
dus terug te vinden in gemeentes in zuidelijk Zuid-Holland
- hoogste
CAGR groei bij de aantallen projecten in de periode 2012
tm. 2023 in Eemnes Ut. (gemiddeld 56%/jaar)
- laagste
CAGR groei bij de aantallen projecten in de periode 2012
tm. 2023 in Delft ZH (gemiddeld 22%/jaar)
- hoogste
CAGR groei bij de capaciteit in de periode 2012 tm. 2023
in Hardinxveld-Giessendam ZH (gemiddeld 63%/jaar)
- laagste
CAGR groei bij de capaciteit in de periode 2012 tm. 2023
in Veenendaal Ut. (gemiddeld 35%/jaar)
- hoogste
gemiddelde capaciteit per project bij alle KVB installaties
EOY 2023 in Renswoude Ut. (7,25 kWp)
- laagste
gemiddelde capaciteit per project bij alle KVB installaties
EOY 2023 in Vlissingen Zld (2,90 kWp; in 2022 was dit
nog Delft ZH, met 3,08 kWp, toen Zeeland nog niet was
toegevoegd aan de totale cijfers voor het Stedin netgebied)
- hoogste
gemiddelde capaciteit per project bij de nieuwe
installaties in kalenderjaar 2023 in Renswoude Ut. (8,14
kWp)
- laagste
gemiddelde capaciteit per project bij de nieuwe
installaties in kalenderjaar 2023 in Maassluis ZH (3,57
kWp; in 2022 was dit nog Rijswijk ZH, met 3,54 kWp)
(8)
Segmentatie installatie omvang sedert 2020
In
deze paragraaf geef ik ook nog enkele parameters berekend
uit een nieuwe segmentatie die is terug te vinden in het
Open Data overzicht van Stedin. Tot en met de cijfers voor
2019 werd er namelijk niet gesegmenteerd op de grootte van
de installatie, maar werd alle capaciteit gelumpt onder
1 noemer. Onder kleinverbruik aansluitingen is het mogelijk
om een fiks aantal panelen op de verdeelkast aan te sluiten
zonder dat de zekeringen van de aansluiting het begeven.
Er zijn nogal wat projecten die (ver) over de 15 kWp aan
capaciteit hebben liggen achter een KVB aansluiting. Dit
kan zelfs in gunstige gevallen over de 50 kWp aan nominaal
generator vermogen heen gaan (bijv. O/W opsstellingen, eventueel
in combinatie met een piek begrenzer).
Vanwege
de afspraken in de zogenaamde RES (regionale energie strategie),
vallen projecten groter dan 15 kWp formeel onder de oude
doelstelling om 35 TWh duurzame stroom productie gerealiseerd
te krijgen. Deze doelstelling is later flink bijgesteld,
naar maar liefst 55 TWh in 2030. De oude doelstelling blijkt
zonder meer haalbaar, maar om de nieuwe te behalen, moet
er nog heel wat werk verzet worden, volgens een recente
rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving,
PBL.
Kennelijk
om een onderscheid te maken tussen installaties die niet
onder de (oude) RES doelstellingen vallen (tot 15 kWp),
en PV projecten vanaf 15 kWp (NB: de exacte afgrenzing blijft
arbitrair), segmenteert Stedin vanaf 2020 zelfs voor de
categorie KVB aansluitingen in deze 2 categorieën.
En komt daarmee, wat de opgestelde resp. nieuwe capaciteiten
betreft, tot de volgende hoeveelheden. Ten eerste, voor
het kerngebied van Stedin excl. Zeeland:
-
EOY
volume 2020 < 15 kWp 690 MWp (88% van totaal); >=
15 kWp 91 MWp (12%); totaal 781 MWp KVB
- EOY
volume 2021 < 15 kWp 929 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 115
MWp (11%); totaal 1.044 MWp KVB
- EOY
volume 2022 < 15 kWp 1.319 MWp (>89% van totaal); >= 15 kWp
162 MWp (<11%); totaal 1.481 MWp KVB
- EOY
volume 2023 < 15 kWp 1.857 MWp (88,5% van totaal); >= 15 kWp
241 MWp (11,5%); totaal 2.098 MWp KVB
- YOY
volume 2021 < 15 kWp 239 MWp (91% van totaal); >= 15 kWp 24
MWp (9%); totaal nieuwbouw 263 MWp KVB
- YOY
volume 2022 < 15 kWp 391 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 46
MWp (11%); totaal nieuwbouw 437 MWp KVB
- YOY
volume 2023 < 15 kWp 538 MWp (87% van totaal); >= 15 kWp 79
MWp (13%); totaal nieuwbouw 617 MWp KVB
Voor alleen
provincie Zeeland gelden de volgende volumes:
-
EOY
volume 2020 < 15 kWp 140 MWp (85% van totaal); >=
15 kWp 25 MWp (15%); totaal 165 MWp KVB
- EOY
volume 2021 < 15 kWp 169 MWp (86% van totaal); >= 15 kWp 28
MWp (14%); totaal 197 MWp KVB
- EOY
volume 2022 < 15 kWp 214 MWp (85% van totaal); >= 15 kWp 37
MWp (15%); totaal 251 MWp KVB
- EOY
volume 2023 < 15 kWp 275 MWp (85% van totaal); >= 15 kWp 50
MWp (15%); totaal 325 MWp KVB
- YOY
volume 2021 < 15 kWp 29 MWp (89% van totaal); >= 15 kWp 3,5
MWp (11%); totaal nieuwbouw 33 MWp KVB
- YOY
volume 2022 < 15 kWp 45 MWp (84% van totaal); >= 15 kWp 9 MWp
(16%); totaal nieuwbouw 54 MWp KVB
- YOY
volume 2023 < 15 kWp 61 MWp (82,5% van totaal); >= 15 kWp 13
MWp (17,5%); totaal nieuwbouw 74 MWp KVB
Uit bovenstaande
opsomming blijkt dat het relatieve aandeel van de KVB installaties vanaf
een omvang van 15 kWp een bescheiden, maar niet uit te vlakken aandeel
van het totale KVB volume uitmaakt, eind 2023. Ongeveer 11,5% in het
kerngebied zonder Zeeland, resp. 15% in alleen Zeeland. Bij de nieuwbouw
cijfers in 2023 is het aandeel van de installaties groter of gelijk
aan 15 kWp iets groter, 13% voor het kerngebied van Stedin zonder Zeeland,
en zelfs al 17,5% voor alleen Zeeland. Dat aandeel bij de nieuwbouw
is de laatste drie jaar in beide gebieden toegenomen, zoals uit de getoonde
cijfers blijkt, de grotere KVB projecten nemen aan betekenis toe.
In ieder geval kan
in Stedin gebied exclusief Zeeland eind 2023 11,5% van de totale, resp.
13% van de in dat jaar toegevoegde capaciteit, onder de noemer "kleinverbruik"
worden toegerekend aan de (oude) RES doelstellingen voor de veelbesproken
(minimale) 35 TWh duurzame stroom productie op land. In alleen Zeeland
is dat 15% (accumulatie), resp. 17,5% (nieuwbouw in 2023).
(9)
Bronnen
Intern
(eerdere berichtgeving over PV capaciteit in netgebied Stedin,
resp. Enduris (Zeeland):
Zonnestroom
statistiek update Stedin tm. eerste half jaar 2020 (15
juli 2020)
Netbeheerder
Enduris (Zeeland) publiceert - spectaculaire - jaargroei
cijfers zonnestroom (31 januari 2019)
Evolutie
zonnestroom capaciteit en aantallen installaties kleinverbruik
/ PIR Stedin (24 januari 2019 & update 22 februari
2019)
(Voorlopige)
jaargroei cijfers netbeheerder Stedin 2018 (8 januari
2019)
Correcties
kleinverbruik capaciteit PV installaties & rating gemeentes
in netgebied Stedin (17 december 2018)
Nieuwe
zonnestroom capaciteit cijfers netbeheerder Stedin (20
augustus 2018)
Details
progressie zonnestroom capaciteit Stedin netgebied (12
maart 2018)
Nieuwsbericht
over PIR volgens Stedin (29 juli 2014)
Extern:
Stedin
telt 1,7 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen in één
jaar
(persbericht Stedin, 23 januari 2023)
Stedin
registreerde 1,3 miljoen nieuwe zonnepanelen op woningen
in 2022 (persbericht Stedin, 27 januari 2023)
Opgesteld
vermogen productie-installaties (Open Data van, o.a.,
aantallen PV-installaties en opgesteld nominaal generator
vermogen, per kalenderjaar, en per gemeente, in het netgebied
van Stedin. Excel files voor Stedin netgebied zonder Zeeland,
en, apart weergegeven, ditto voor alleen Zeeland. Status
update 31 december 2023)
Persbericht
bij jaarverslag 2022 Stedin groep (21 februari 2023)
Jaarverslag
2022 Stedin Groep (incl. te downloaden pdf)
12
januari 2024: RVO update
alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 januari 2024 - 468 MWp
realisaties PV projecten sedert oktober 2023, en 433 MWp beschikte capaciteit
verloren gegaan. Nieuwe jaargroei 2023 voorlopig 1.277 MWp.
Begin
van het nieuwe jaar 2024 is het laatste status overzicht voor de
SDE regelingen bij RVO verschenen, met peildatum (1) januari 2024,
met alle overgebleven beschikkingen en realisaties. In deze analyse
wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het
licht gehouden. In deze laatste kwartaal update voor 2023 werd een
behoorlijke groei zichtbaar, van 468 MWp, verdeeld over netto 234
nieuw gerealiseerde beschikkingen, incl. verliezen bij oudere regelingen.
Daarnaast is er ook weer een substantieel verlies te constateren
aan eerder afgegeven beschikte capaciteit, wat is verdwenen uit
de RVO records. Met alweer 578 verloren gegane toekenningen is tegelijkertijd
namelijk ook weer ruim 433 MWp uit de boeken uitgeschreven, gelukkig
wel veel minder dan het bijna record verlies in de voorgaande update.
Het grootste verlies was zichtbaar bij de SDE 2021 regeling, die
in de huidige update 371 beschikkingen, resp. 220 MWp aan toegekende
capaciteit verloren zag gaan. Onder SDE 2022 en SDE 2020 II gingen
ook de nodige volumes aan eerder beschikte capaciteit verloren,
80 resp. 66 MWp.
De
nieuwe realisaties leidden, in cumulatie, begin het nieuwe jaar,
tot een volume van 10.826 MWp aan (SDE) beschikt gerealiseerd PV
vermogen, verdeeld over inmiddels 30.119 gerealiseerde aanvragen.
Waarmee dus voor het eerst meer dan dertigduizend beschikkingen
zijn gerealiseerd (niet 1 op 1 te verwarren met installaties, omdat
talloze projecten meer dan 1 SDE beschikking hebben). De nieuwe
toevoeging van ruim 433 MWp beschikt vermogen is 41% hoger dan de
331 MWp toename in de voorgaande update. En ligt, met genoemde 433
MWp, 9% boven het gemiddelde groei volume in de vier kwartalen van
2023. Gerekend naar het jaar van oplevering van de afzonderlijke
beschikkingen, zou er een zeer voorlopige toename van slechts 1.277
MWp aan beschikte capaciteit zijn geweest in 2023, ruim 23% minder
dan de aanwas in 2022. De verwachting is, dat deze cijfers nog flink
zullen worden aangepast, maar dat de groei veel lager blijft dan
in 2022.
De
najaars-ronde van SDE 2018 blijft, met inmiddels met een nauwelijks
toegenomen accumulatie van 1.738 MWp aan beschikte realisaties,
kampioen van alle SDE regelingen, op behoorlijke afstand van de
numero 2, de voorjaars-ronde van SDE 2017, waar 1.493 MWp van is
gerealiseerd (volgens beschikt volume). Relateren we de nieuwe volumes
aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige
versie, voor het totaal van alle SDE regelingen, in het 4e kwartaal
van 2023, weer een duidelijke toename zichtbaar, naar gemiddeld
5,1 MWp per dag. In het 3e kwartaal was dat nog maar 3,6 MWp/dag.
In
de huidige update is de voorjaars-ronde van SDE 2018 formeel afgesloten,
er staan geen beschikkingen meer open voor deze regeling. Het is
daarmee de 11e SDE regeling waarvoor alle (resterende) beschikkingen
zijn ingevuld, danwel ingetrokken. Meer specifiek: de 8e SDE "+"
ronde.
De
verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in
de huidige update aanhouden, al zijn ze ditmaal gelukkig substantieel
lager dan in de vorige update. Voor alleen de SDE "+"
regelingen is, mede door het enorme, historisch geaccumuleerde verlies
onder SDE 2020 I, al bijna 42% van het oorspronkelijk toegekende
vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende
SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 3 SDE "++"
regelingen, SDE 2020 II, SDE 2021 en SDE 2022) inmiddels al bijna
10,6 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over bijna 27 duizend
oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector
reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 9,5 miljard
Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling,
SDE 2008.
Met
deze update resteert, tot en met de in een recente update toegevoegde
SDE 2022, de derde officiële SDE "++" ronde, een
nog in te vullen, beschikt volume van ruim 7,0 GWp, verdeeld over
nog 4.495 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke
dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens
de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.
Introductie
/ samenvatting
Dit artikel
behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort,
thermische zonne-energie, gedateerd 1 januari 2024. De vorige analyse,
voor de status op 1 oktober 2023, vindt u hier.
Voor een overzicht van alle detail analyses vanaf mei 2017, zie
de opsomming in de introductie van die update.
In deze meest
recente update is bij de opgeleverde capaciteit, door RVO
een "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven
van 10.826 MWp (voor peildatum 1
oktober 2023 was dat 10.359 MWp), verdeeld over 30.119
project beschikkingen. In het overzicht van 1 oktober 2023
lag dat laatste nog op een volume van 29.885 gerealiseerde toekenningen.
Het is voor het eerst in de lange SDE geschiedenis, sedert SDE 2008,
dat er meer dan dertigduizend beschikkingen daadwerkelijk zijn "verzilverd"
(gerealiseerd).
Vanaf de voorjaars-ronde
van SDE 2017 staan er nog (enkele) beschikkingen open, maar in de
huidige update van 1 januari 2024 heeft ook de voorjaars-ronde van
SDE 2018 geen beschikkingen meer openstaan, en is ze dus te beschouwen
als "ingevuld". Ook al heeft ook die regeling flink aan
kracht moeten inboeten, met een totaal verlies van 1.909 beschikkingen,
met een (beschikte) capaciteit van maar liefst 922 MWp. Momenteel
is de realisatie status voor die afgesloten regeling 1.865 ingevulde
beschikkingen, met een totale, overgebleven capaciteit van slechts
788,3 MWp.
De SDE 2017
I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 overgenomen
m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was
de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp
was. Dat is in de huidige update gestabiliseerd op 1.493 MWp. Het
realisatie niveau is al langere tijd hoger onder nieuwe kampioen
SDE 2018 II, die iets verder is uitgelopen naar 1.738 MWp aan gerealiseerd
beschikt volume. In afnemende volgorde na bovengenoemde 2 zijn de
realisatie volumes voor SDE 2017 II 1.265 MWp, SDE 2019 I 1.231
MWp (ruim 88 MWp groei t.o.v. vorige update), en SDE 2019 II, de
5e regeling met meer dan 1 GWp aan realisaties, inmiddels ruim 1.263
MWp (toename 81 MWp).
Vanaf SDE 2016
II zijn er al 8 SDE regelingen die het gerealiseerde volume van
langjarig oud-kampioen, de SDE 2014 (inmiddels weer marginaal neerwaarts
bijgesteld naar ruim 572 MWp), zijn gepasseerd.
Op het vlak
van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer iets
verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.756 t.o.v. 2.124 exemplaren.
Er staan nog steeds maar 3 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus
het verschil kan nog marginaal oplopen. SDE 2018 II, SDE 2019 I,
en SDE 2017 II, zijn op dat punt de SDE 2014 ook al voorbij gestreefd,
met inmiddels 2.440, 2.332, resp. 2.213 stuks. SDE 2020 I heeft,
met inmiddels 2.299 realisaties, die historisch succesvolle oude
regeling ook al ingehaald, ook al heeft die regeling tegelijkertijd
met kolossale verliezen van beschikte projecten te maken gehad.
Er is, tm. de
hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat
incl. SDE 2022, in totaal al een enorm volume van bijna 10,6
GWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 26.733
beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen.
Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. In de huidige
update staan, gecombineerd met de gecontinueerde verliezen onder
oudere project beschikkingen, nog resterende volumes open van 4.495
beschikkingen, resp. 7.072 MWp. Vanaf 3 overgebleven
exemplaren voor SDE 2017 I, tm. de slechts 149 overgebleven exemplaren
voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"),
en de 373 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++").
2.637 overgebleven exemplaren voor SDE 2021, en 1.249 voor de in
een vorige update toegevoegde SDE 2022 completeren het geheel aan
resterend potentieel.
In het huidige
artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële"
cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard
ook weer actuele updates van grafieken en tabellen.
Voetnoot
Veel projecten worden de laatste jaren (soms fors) kleiner gerealiseerd
dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt. Wat mogelijk (deels)
met de grote problemen met aansluitingen, en overgebleven capaciteit
voor grootverbruikers op het net heeft te maken. In ieder geval
is het gevolg de al jaren door Polder PV gesignaleerde trend, dat
RVO de omvang van de gepubliceerde beschikkingen neerwaarts
bijstelt in de meest actuele updates over de SDE regelingen.
Als dit geschiedt bij een SDE regeling, waarbinnen weinig "activiteit"
(lees: nieuwbouw) is geweest sinds de voorlaatste rapportage, kan
het gevolg zijn, dat de totale overgebleven beschikte capaciteit
binnen die regeling lager uitpakt dan in de voorgaande
update.
Complete
evolutie SDE dossier voor zonnestroom

Update van de
grafiek gepresenteerd voor de status van 1
oktober 2023, met de nieuwe cijfers voor 1 januari
2024 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige
overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven)
beschikte volumes van alle gerealiseerde projecten in de
recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. In deze update zijn de
volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen van de SDE 2020 II, SDE
2021, en de 2 SDE 2019 rondes het meest significant gegroeid.
Merkwaardige
correcties SDE 2022 alweer ingehaald door de realiteit
In de voorlaatste
update rapporteerde ik een merkwaardig fenomeen, dat in de eerste
SDE lijst incl. SDE 2022 hogere volumes voor die laatste regeling
werden getoond, dan in de eerste kamerbrief over de afronding ervan.
De realiteit heeft die anomalie alweer ingehaald. Door de bij alle
regelingen optredende uitval van zowel aantallen als capaciteit
van beschikte projecten, zijn de huidige overgebleven volumes alweer
een stuk lager. De Kamerbrief repte van 1.505 beschikkingen, resp.
1.913 MWp toegekend vermogen. De update van begin januari 2024 geeft
nog maar 1.249 overgebleven toekenningen, resp. 1.377 MWp op. Dat
zijn al forse uitval percentages van 7,7% (aantallen), resp. 26,1%
(!) voor de capaciteit, t.o.v. de eerst-rapportage in de Kamerbrief
van Jetten. Met name dat laatste heeft een hoge impact op de "haalbaarheid"
van doelstellingen, de te verwachten volumes eroderen waar we bij
staan.
Dit alles daargelaten,
de totale groei is in het laatste kwartaal van 2023 gelukkig weer
wat hoger geweest geweest t.o.v. de aanwas in de voorgaande versie,
zoals getoond rechtsboven in bovenstaande grafiek. De wijzigingen
t.o.v. de vorige update zijn als volgt. Voor de details, zie ook
de bekende tabel, verderop
in deze analyse.
Tot en met SDE
2018 I is er, op een opvallende hoeveelheid neerwaartse correcties
van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (inmiddels bij
11 oudere SDE regelingen!) na, weinig gewijzigd.
Pas vanaf SDE 2018 II is er wat nieuw gerealiseerd
vermogen terug te vinden in het RVO overzicht, en wel 2,0 MWp, waarmee
die regeling op het nieuwe record niveau kwam van 1.738
MWp beschikt, gerealiseerd volume. Alle overige
SDE regelingen verloren wederom - soms forse - hoeveelheden beschikkingen
en capaciteit, maar er waren daar gelukkig ook de nodige realisaties.
SDE 2019 I verloor 17,0 MWp, vermoedelijk door neerwaartse bijstellingen
van de nodige beschikkingen, er kwam tegelijkertijd 88,4 MWp aan
realisaties bij. In totaal is er nu 1.231
MWp aan realisaties over.
De eerder met
massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II verloor 2,2
MWp aan beschikte capaciteit, voegde 81,2 MWp aan realisaties (beschikt)
toe, resulterend in een netto accumulatie van 1.263
MWp. SDE 2020 I verloor 39,2 MWp bovenop de in eerdere
updates al gesignaleerde kolossale verliezen, realiseerde 43,3 MWp,
en kwam daarbij op een realisatie niveau van totaal 842
MWp.
De hoogste realisatie
vinden we bij de 1e 2 SDE "++" regelingen. SDE 2020 II
verloor weliswaar 65,8 MWp aan capaciteit (aangepaste beschikkingen),
maar er werd binnen deze regeling ook 140,4 MWp opgeleverd, het
hoogste niveau in de huidige update. Dit leidde tot een totale realisatie
van totaal 475 MWp.
Hier bovenop kwam een volume van inmiddels 268
MWp onder de SDE 2021 regeling, die met het hoogste
verlies werd geconfronteerd (220 MWp in de min), maar tegelijkertijd
97,3 MWp groeide in de huidige update.
In deze update
werd onder de laatste officiële SDE "++" regeling,
SDE 2022, 80,2 MWp afgevoerd uit het beschikte volume, en werd er
15,6 MWp toegevoegd. Waarmee het totaal aan gerealiseerde beschikkingen
uitkwam op 45 MWp.
Systeemgemiddelde
capaciteit bij de realisaties
Als we terugrekenen
naar gemiddelde capaciteit per beschikking die in het laatste kwartaal
is gerealiseerd zien we, zoals is te verwachten, een behoorlijke
spreiding tussen de SDE regelingen onderling. Deze varieert tussen
de 355 kWp bij de nieuwkomer projectjes onder SDE 2022, tot al flinke
(gemiddelde) projecten onder de 2 SDE 2019 regelingen: 8,1 MWp onder
SDE 2019 II (gemiddelde van 10 gerealiseerde beschikkingen), resp.
9,8 MWp onder SDE 2019 I (gemiddelde van 9 toekenningen). Bij die
laatste opleveringen zitten uiteraard de nodige grotere zonneparken
en Big Roofs, die de gemiddeldes flink opstuwen.
Totale
progressie - realisatie
Sedert de voorlaatste
update van oktober 2023 (10.359 MWp geaccumuleerd) is er netto 467,9
MWp gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen. Dit
is het netto effect van (a) gerealiseerde groei bij meestal recentere
SDE regelingen, (2) extra gerealiseerde nieuwe volumes bij de in
een recente update pas opgenomen SDE 2022, en (c) de uit de voorgaande
bestanden weer verwijderde beschikte capaciteit (diverse
redenen mogelijk). Het netto resultaat is weer een forse 41% hoger
dan de 331 MWp nieuw volume in de oktober update.
Toenames
afgelopen updates; evolutie MWp realisaties PV projecten per dag
Achtereenvolgens
waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande RVO updates als volgt:
Tussen januari en juni 2022 zeer sterke terugval naar een toename
van slechts 189 MWp. Een toename naar 584 MWp nieuw beschikt vermogen
genoteerd door RVO, tussen juli en begin oktober 2022. In het laatste
kwartaal van 2022 werd daar nog eens 505 MWp nieuw beschikt vermogen
aan toegevoegd. In het eerste kwartaal van 2023 viel het nieuw bijgeschreven
volume terug, naar ruim 317 MWp, in het tweede kwartaal was er weer
een stevige toename van ruim 598 MWp, maar het derde kwartaal gaf
weer een duidelijke terugval te zien van 331 MWp nieuw netto vermogen.
Het laatste kwartaal gaf weer een positief resultaat van 468 MWp.
Als we, voor
een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen
tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie
de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende
bevindingen. In
het kwartaal tussen april en juli 2022 was de groei sterk ondermaats,
slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van
4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers
(iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is ruim 5 jaar geleden, dus dat
zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten
markt. Tussen juli en oktober 2022 hadden we tijdelijk weer een
hoog niveau te pakken, van gemiddeld 6,3 MWp/dag. Gevolgd door een
iets lager, maar nog steeds hoog niveau, van 5,5 MWp/dag tussen
begin oktober en eind december 2022. In het eerste kwartaal in 2023
viel het verder terug naar gemiddeld 3,5 MWp/dag, maar in het tweede
kwartaal was er weer een gezonde groei van de bijschrijvingen, van
gemiddeld 6,6 MWp/dag. Dat is in het 3e kwartaal echter weer terug
gevallen naar een niveau van gemiddeld 3,6 MWp/dag, en in het laatste
kwartaal weer toegenomen naar gemiddeld 5,1 MWp/dag.
Genoemde 5,1
MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop
andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals
EIA, SCE - "postcoderoos 2.0", subsidies voor sportinstellingen,
VvE's, MIA / Vamil, Dumava, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies.
Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in
de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds
booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's
die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde
MWp-en onbekend, maar groot).
Voor de evolutie
van deze relatieve maatvoering in uitsluitend het RVO - SDE dossier,
heb ik een nieuwe versie van de in een recente
update nieuw gemaakte grafiek hier onder getoond:

Deze
grafiek toont de gemiddelde groei van de nieuwe capaciteit per dag
tussen twee RVO updates, daarbij rekening houdend met het aantal
dagen tussen de peildata van de gepubliceerde rapportages. Tm. 2015
gebeurde er relatief weinig, met de laagste toename eind 2013 (22
kWp gemiddeld per dag nieuw volume gerealiseerd in die periode).
Vanaf 2016 zijn de administratieve bijschrijvingen in de SDE gedreven
projectenmarkt merkbaar gegroeid, vielen ze in 2020 kort terug,
en lieten daarna nog sterkere wisselingen van het tempo te zien.
Om te culmineren in het eerste kwartaal van 2022, met een record
niveau van gemiddeld 8.776 kWp per dag toegevoegd in die periode.
Het tweede kwartaal was heel wat minder actief, er volgde nog een
"piek" van 6,3 MWp/dag in het derde kwartaal. Daarna namen
de gemiddelde volumes weer sterk af, naar 3.527 kWp/dag in het eerste
kwartaal van 2023. In het tweede kwartaal werd er gemiddeld weer
een bijna dubbel zo groot volume bijgeschreven, 6.575 kWp/dag. De
vijfde hoogste toename in de administratie historie van de SDE regelingen.
Het daar op volgende QIII viel echter weer terug naar het niveau
van QI 2023, met 3.593 kWp/dag gemiddeld nieuwe realisaties, gevolgd
door alweer een opleving, van 5.086 kWp/dag in het laatste kwartaal
van 2024.
Alles bij elkaar
opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt
volume van 10.826 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten,
en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend
bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te
zien bovenaan de laatste kolom in de eerste grafiek in dit artikel.
In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat
er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van
data bij RVO. Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in
zijn eigen project overzichten.
(Nieuwe)
afvallers update 1 januari 2024
Terugkerend
naar de eerste grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE
2016 II zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen
meer "open" voor die regelingen. Daar is in de huidige
update SDE 2018 I bijgekomen. De 2 in de oktober 2023 update nog
overgebleven beschikkingen zijn niet gematerialiseerd, en kennelijk
(definitief) ingetrokken. Wel zijn er in recentere updates nog steeds,
regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms
zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen
zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken,
verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie
perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes
zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 oktober
2023. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale
volume accumulaties in de tabel verderop.
Let hierbij
op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten
beslist niet hoeven te "corresponderen". Zoals
eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO,
inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen
van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten,
die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende
beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te
lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan
1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt
aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen,
maar niet noodzakelijkerwijs). RVO besteedde zeer recent ook weer
aandacht aan wat zij de "vrijval" van capaciteit noemen,
met de nodige cijfers, "Monitor Zon-pv 2023 in Nederland"
(9
okt. 2023). Polder PV bericht hier al vele jaren over, en documenteert
de volumes op basis van de meest recente RVO data.
Polder PV heeft
van projecten met meer dan 1 SDE beschikking honderden voorbeelden
in zijn overzichten staan. De grootste projecten, vanaf 500 kWp
per stuk, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht,
2.441 stuks, hebben gemiddeld zo'n 1,28 beschikking per
project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend,
want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden
verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt. Ook bij RVO
wordt hier met geen woord over gerept.
-
SDE
2008 wederom weer 22 beschikkingen minder, 35 kWp (waarschijnlijk
grotendeels residentieel, of kleine projecten achter andersoortige
kleinverbruik aansluiting; mogelijk verder gaande uitval van oorspronkelijk
beschikte eerste SDE projecten bij beginnende afloop subsidie periode
?)
- SDE
2009 5 beschikkingen minder, 23 kWp
-
SDE
2010 4 beschikkingen minder, 13 kWp
- SDE
2011 1 beschikking minder, 28 kWp
- SDE
2012 1 beschikking minder, 170 kWp (er zijn nog maar 32 beschikkingen,
gerealiseerd, over, slechts 4,3 MWp!)
- SDE
2014 5 beschikkingen minder, 964 kWp
- SDE
2016 I 4 beschikkingen minder, 282 kWp
-
SDE
2016 II 1 beschikking minder, 26 kWp
- SDE
2017 I 2 beschikkingen minder, 140 kWp
-
SDE
2017 II 2 beschikkingen minder, 42 kWp
-
SDE
2018 I 2 beschikkingen minder, 52 kWp
-
SDE
2018 II 2 beschikkingen minder, 6,8 MWp minder
(!)
-
SDE
2019 I 8 beschikkingen minder, 32,9 MWp
-
SDE
2019 II 1 beschikking minder, 2,2 MWp
-
SDE
2020 I 15 beschikkingen afgevoerd, 39,2 MWp minder
-
SDE
2020 II 96 beschikkingen afgevoerd, 65,8 MWp
- SDE
2021 371 beschikkingen minder (hoogste wegval voor
aantallen in huidige update), 220,1 MWp minder (idem)
- SDE
2022 41 beschikkingen minder, 80,2 MWp minder.
Wederom
opvallend in bovenstaand overzicht, is, dat bijna alle SDE regelingen
inmiddels zowel beschikkingen als capaciteit hebben verloren in de huidige
RVO update. Alleen SDE 2013 en SDE 2015 zijn ditmaal "ongeschonden"
gebleven. Met het verlies van alweer een beschikking, is de overgebleven
realisatie onder SDE 2012 bijna marginaal geworden...
De
totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 578
beschikkingen (in de vorige update lag dat wat lager, 515 stuks), met,
een verlies van 433,2 MWp aan (oorspronkelijk) beschikte
capaciteit. Dat was gelukkig substantieel lager dan het hoge niveau
in de vorige update (verlies toen bijna 1.546 MWp). Ditmaal was het
verlies bij zowel de aantallen als bij de capaciteit onder de tweede
SDE "++" regeling, SDE 2021, het grootst, (371 beschikkingen,
resp. 220 MWp minder). Bij de capaciteit trad het verlies record op
in de update van april 2022. Toen
viel zelfs 1.624 MWp weg, het grootste volume onder SDE 2020 I.
In nog oudere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer
fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten.
De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, SDE
2019 I en SDE 2020 I toebedeeld. De verliezen zijn weliswaar een stuk
minder dan in de vorige update, maar ze blijven hoog, wat ongetwijfeld
te maken heeft met de vele problemen in de oververhitte markt, met de
netcapaciteit als permanent etterende zweer die realisaties niet makkelijk
maakt.
Voor
het hoge verlies onder de kersvers toegevoegde SDE 2022 regeling in
de vorige update, zie de voetnoot
die ik daar aan wijdde (zelfs nogal wat grote zonnepark beschikkingen
verdwenen).
Triest
lijstje verliezen, impact wel minder in huidige update
In
de historie van het SDE gebeuren zijn grote volumes aan afgegeven beschikkingen,
gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. In de oktober
2023 update heb ik die voor het laatst op een rijtje gezet, zie aldaar.
Ook zijn daar de percentages verliezen per regeling gememoreerd. Die
vindt u verder ook terug in de
grote SDE tabel verderop. Hier komt nu dus weer 433 MWp nieuw verlies
bovenop. Om u een idee te geven van de impact van dat laatste cijfer:
gerekend met moderne PV modules van 450 Wp (plm. 2,21 m²) per stuk,
hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft,
alweer over een niet gerealiseerd potentieel van ruim 960 duizend
zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 213 hectare,
in een periode van 3 maanden tijd...
Uitval
totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen
Wat
de aantallen verloren gegane beschikkingen betreft, zijn de procentuele
verliezen momenteel het hoogst: onder de 3 SDE regelingen SDE 2008 (-46,9%
t.o.v. oorspronkelijk beschikt), onder de 14 SDE "+" regelingen
SDE 2012 (-70,9%), resp. onder de 3 SDE "++" regelingen SDE
2020 II (-63,5%). Bij de capaciteit zijn de grootste verliezers voor
deze 3 super categorieën te vinden bij dezelfde regelingen. Dus,
wederom SDE 2008 (-40,5%), SDE 2012 (-74,6%), resp. SDE 2020 II (-36,6%).
Het
allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen
voor dakgebonden projecten. Toekenningen voor grondgebonden en/of drijvende
zonneparken worden zelden terug getrokken, omdat er door ontwikkelaars
vaak al veel geld in de plannen is gestoken, er al vroeg netcapaciteit
is gecontracteerd met de regionale netbeheerder, en er een grondige
(soms zelfs jaren lange) voorbereiding heeft plaatsgevonden. De meeste
grondgebonden projecten met SDE beschikking(en) die in het verleden
waren gestaakt, en die Polder PV in een apart overzicht bijhoudt, betreft
kleinere projecten, met enkele honderden kWp tot een paar MWp in de
oorspronkelijke plannen. Hier is voor het eerst in de update van oktober
2023 verandering in gekomen, toen een behoorlijke hoeveelheid grotere
zonnepark beschikkingen waren ingetrokken, en waarvan gehoopt is, dat
ze onder iets minder ongunstige condities, onder SDE 2023 opnieuw konden
indienen. Dat indienen is waarschijnlijk wel gelukt, maar omdat die
regeling extreem
overtekend is, is er een behoorlijk groot gevaar, dat die herindieningen
alsnog (deels) zijn / worden afgewezen door RVO. Daar horen we later
ongetwijfeld meer over.
Voor
de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd,
door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t.
SDE 2017 en 2018, en later
wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht
business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE
beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie
bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten).
Het verlies voor de voorjaars-ronde van SDE 2018 is met 2 toegenomen
en definitief (tenzij achteraf alsnog beschikkingen uitvallen). Er staan
vanaf de huidige update geen beschikkingen meer open voor die regeling.
De
grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates
zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite
die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden
miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke
tijd (en flinke consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee
zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...
Bijna
9,5 miljard Euro misgelopen door de PV sector
Bovendien
is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in
de huidige crisis tijd, met de hoge (doch weer afnemende) energie- en
grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme
- project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd
- en kundig - personeel, en chronische problemen met beschikbare net-capaciteiten.
Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2022 hebben een maximale
subsidie claim van, inmiddels, 15,4 miljard Euro (over een periode van
max. 15 jaar exclusief "banking year"), tm. SDE 2021 is dat
momenteel nog 14,6 miljard Euro. In de versie van 1 juli 2023 was het
overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2021 nog bijna 14,9 miljard
Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 269 miljoen Euro
in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Gelukkig veel lager,
dan de ruim 609 miljoen verlies in de vorige update. In april 2022 was
er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme
hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling
verloren gingen.
Oorspronkelijk
is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2022 voor zonnestroom maximaal voor
zo'n 24,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door
RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie
branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse
organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 9,5
miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen
voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie
dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...
Het
goede nieuws - (nieuwe) realisaties update 1 januari 2024
Uiteraard zijn
er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve
definities" van RVO gerealiseerd. Deze zijn, per regeling, benoemd
in de sectie onder de eerste grafiek in dit artikel.
Bij elkaar is er
een totaal van 281 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een
beschikt volume van 469,6 MWp t.o.v. de oktober 2023 update toegevoegd
tm. SDE 2022. Tegelijkertijd zijn er echter ook, bij 10 van de oudste
regelingen, 47 beschikkingen verdwenen, en is er in totaal 1.723 kWp
aan beschikte capaciteit afgeschreven. Dit betreft zeer waarschijnlijk
deels neerwaartse bijstellingen van kleiner dan beschikt opgeleverde
projecten. Bij elkaar genomen is het netto resultaat van al deze wijzigingen,
t.o.v. de status in oktober (incl. SDE 2022), dus 234
meer beschikkingen met "ja vinkje", resp. 467,9
MWp capaciteit toegevoegd.
Het absolute record
bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari
2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere
regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar
die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen
wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.
Met alle SDE regelingen
bij elkaar, is het in de huidige update voor het eerst in de geschiedenis,
dat er meer dan dertigduizend toekenningen de status "realisatie"
hebben bereikt, en die niet om een of andere reden weer zijn afgevoerd
uit de RVO databank. Meer precies: 30.119 exemplaren.
Disclaimer
Let altijd op, dat
de "capaciteit" (deze update, 468 MWp "netto groei"
sedert oktober 2023) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek
gerealiseerde volume is, of hoeft te zijn. RVO geeft dat namelijk in
de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze
projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten
in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van
het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar
boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds
vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties
bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Ze noemen dat "vrijval",
maar ze beperken, erg vreemd, het tellen daarvan tot project beschikkingen
waarvan de realisatie minder dan 90% bedraagt t.o.v. oorspronkelijk
beschikking (capaciteit, zie Monitor
2023). Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden
uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd,
RVO de beschikte capaciteiten bijna nooit aanpast in hun overzichten.
Bovendien kunnen we nog heel wat meer neerwaartse bijstellingen gaan
verwachten van reeds opgeleverde projecten, omdat informatie over feitelijke
realisaties pas (zeer) laat op de RVO burelen kan arriveren. Die correcties
verschijnen dan pas achteraf, in toekomstige updates.
Voor de details
van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende
categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel
hier onder.
Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen
Voor uitgebreide
toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse
status 3 april 2017.

^^^
KLIK op plaatje voor uitvergroting (komt
in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)
In deze regelmatig
door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom
cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen,
waarbij de derde SDE "++" ronde (SDE 2022) in een vorige update
is toegevoegd, en, na al rappe eerste wijzigingen t.o.v. de Kamerbrief
waarin de afronding van die regeling werd aangekondigd, al snel met
forse verliezen is geconfronteerd. De tabel bevat verder de actuele
cijfers van de update van 1 januari 2024 voor alle oudere regelingen.
Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood
de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update
nog in portfolio heeft staan, in blauw
de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk
toegekend. In groen volgen de fysieke volumes,
volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde"
(gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen
de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af
te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes. Ook wel: de
projecten "pijplijn" genoemd.
Zowel voor de aantallen
als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen
onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden,
die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen.
Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het
stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met
een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter
weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme
overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle
competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven
die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels
alleen de grotere projecten geweest, talloze aanvragen voor kleinere
rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.
De laatste SDE "+"
ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde
zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen
(6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende
capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode
kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met
het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard
Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro
per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom).
Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al
snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende
capaciteit. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat
alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts
ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij
de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend:
er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en
toegekend.
Bij de oudere "SDE"
voorgangers waren de oorspronkelijk beschikte aanvragen maximaal bij
SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was
het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein"
resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode
kaders).
SDE 2022
SDE 2022 heeft geen
records gebroken, mede omdat de competitie met andere CO2 verminderende
modaliteiten fel was, er al langer structurele netproblemen zijn waardoor
in veel gevallen er geen aanvraag voor grote projecten gedaan kunnen
worden in veel locaties, omdat de eisen voor zonnestroom projecten steeds
stringenter zijn geworden, én omdat de kostprijzen zijn gestegen
i.p.v. gedaald.
Volgens de Kamerbrief
zouden er oorspronkelijk 1.505 beschikkingen voor PV projecten zijn
afgegeven, goed voor 1.913,1 MWp, maar bij RVO bleken oorspronkelijk
iets hogere volumes te zijn genoteerd, waar verder niets over is geventileerd
op de sites van Min. EZK of RVO (zie update
juli 2023). Voor deze regeling zijn vanaf de huidige update de startwaarden
bij RVO weergegeven onder de "oorspronkelijk beschikte
volumes".
Wegval beschikkingen
en capaciteiten
In oranje veldjes
heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de
primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen
zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update (oktober 2023).
Ditmaal zijn bij de meeste regelingen deze negatieve wijzigingen zowel
bij de aantallen als bij de capaciteit voorgekomen. Met name de meest
recente regelingen kennen de meest forse neerwaartse bijstellingen,
bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van
de project beschikkingen.
Data in de overige
"blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige
update van 1 oktober 2023.
(a)
Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes
(blauwe sectie in tabel), accumulaties
- bijna 10,6 GWp aan capaciteit teloor gegaan
Er is t.o.v. de
accumulatie status getoond in de vorige update wederom een behoorlijk
verlies aan beschikkingen en daarmee gepaard gaande, eerder toegekende
capaciteit gesignaleerd. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook,
zijn ingetrokken, of die alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie
ook paragraaf "nieuwe
afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol
spelende, in een vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al
die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 310 MWp verspeeld
(overgebleven: 2.124 project beschikkingen, inclusief latere uitval
van realisaties). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot 35% (aantallen:
bijna 29%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Nog steeds "lekt"
er af en toe wat volume weg uit deze, en andere oudere regelingen.
Deze populaire oudere
regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem)
negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief
gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten
verloren: 385,1 MWp onder SDE 2016 II, 636,7 MWp onder SDE 2017 II,
860,6 MWp onder SDE 2017 I, 921,9 MWp onder de in deze update "afgesloten"
SDE 2018 I, 1.172,7 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019, resp.
1.197,6 MWp onder SDE 2018 II, en, bij fast riser met de capaciteits-uitval,
SDE 2020 II, met al een verlies van 1.318,6 MWp. Absoluut record houder
blijft de eerder al regelmatig met catastrofale verliezen geconfronteerde
laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, die er in de huidige
update nog een kleine schep bovenop heeft gedaan. Inmiddels is deze
regeling, waarvoor ooit 3.440 MWp was toegekend voor zonnestroom projecten,
al een record volume van 2.084,6 MWp aan beschikte capaciteit kwijtgeraakt,
bijna 61% van oorspronkelijk toegekend volume (gemarkeerd in de tabel).
Bij de aantallen beschikkingen was het nog erger, er is al ruim 64%
van de beschikkingen verdwenen (4.434 stuks). Een waar slachtveld voor
die regeling.
De najaars-regeling
van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van
278,8 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen
zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop
aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting
is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd
zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij
zullen spelen. Er staat nog een behoorlijk volume van ruim 412 MWp open
voor deze ronde.
Voor SDE 2021 waren
de verliezen, sedert haar opname in de RVO lijsten (zomer 2022), tm.
de vorige update nog "relatief beperkt", maar daar is met
de huidige verandering in gekomen. Ze verloor het grootste volume, inmiddels
geaccumuleerd tot 699,3 MWp, respectievelijk, 608 afgevoerde toekenningen.
De eerste update voor de in juli 2023 toegevoegde SDE 2022 bracht meteen
slecht nieuws: er ging toen al in 1 keer een fors volume van 420,8 MWp
aan beschikte capaciteit verloren. Daar is in de huidige update nog
eens behoorlijk volume aan toegevoegd, de verliezen zijn al opgelopen
naar 501,0 MWp, verdeeld over 117 beschikkingen.
Gezamenlijk verloren
alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door o.a. de massieve
verliezen onder SDE 2020 I, 26.733 project beschikkingen
met een geaccumuleerde capaciteit van 10.568 MWp. Al
ver over de 10 GWp aan ooit toegekende capaciteit is dus al verloren
gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime
waren die hoeveelheden 17.038 stuks, wat al sedert
de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude
drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.683 beschikkingen teloor gegaan
/ niet meer ingeschreven bij RVO). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid
oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+",
incl. SDE 2020 I) al bijna 47%. Kijken we naar de beschikte capaciteit,
is het totaal verlies voor SDE "+" 8.028 MWp
(!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat
al een totaal verlies van 42%.
Voor de drie opvolgende
SDE "++" regelingen is het verlies al opgelopen tot 3.012
beschikkingen (ruim 34%), resp. 2.519 MWp (27%). Deze cijfers vindt
u onderaan in het blauwe veld van de tabel.
Claim Schootstra
deels onwaar
Energie specialist
Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal
onrustbarende tweet waarin hij claimde: "dat van de voorjaarsronde
van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt
ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017
betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie
percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,8 resp. 56,1%, met
nog 7 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is
dat voor SDE 2017 I inmiddels op 63,4% gearriveerd (1.493 MWp). De najaars-ronde
van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 66,2% van de lagere oorspronkelijk
beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra
voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen.
Er staat bovendien nog een volume van bijna 10 MWp open voor beide SDE
2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog
iets verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog uitval zal zijn.
SDE 2018
I heeft 50% inderdaad (net) niet gehaald
De voorjaars-ronde
van SDE 2018 is de laatste 2 resterende beschikkingen kwijtgeraakt in
de huidige update, en is op 46,1% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk
beschikt volume gekomen bij de aantallen. En is uiteindelijk 53,9% van
de ooit toegekende capaciteit kwijtgeraakt (ingetrokken of anderszins).
In ieder geval is voor SDE 2018 I Schootstra's claim correct gebleken,
zowel wat de aantallen beschikkingen, als de capaciteit betreft. Dit
alles nog zonder aanname van verdergaande uitval van gerealiseerde beschikkingen.
Het totaal verloren
gegane volume van 10.568 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor
zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor
SDE "++"), is al bijna even hoog als de eindejaars-accumulatie
in heel Nederland (11.108 MWp), aan het eind van 2020, volgens
de meest recente CBS
cijfers van 17 november 2023. Het totale verlies is al 37,1% van
de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen,
inclusief de in een recente update toegevoegde SDE 2022 regeling,
die nog eens een volume van 1,9 GWp aan beschikte capaciteit inbracht
in het totaal.
Aan dit reeds kolossale
verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien
de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen
rondes in 2017-2022. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter,
26.733 projecten, 43,6% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar
voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij
de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste
stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren,
maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse
andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al
langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen
aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020
I, en de nog steeds optredende behoorlijke verliezen bij andere regelingen.
Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project
beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april
2020 ingehaald. Inmiddels komt dat alweer neer op 17.038 om 6.683 stuks.
Onder SDE "++" zien we een vergelijkbare trend.
Nieuwe
grafieken oorspronkelijke versus overgebleven beschikkingen
- updates
Om goed zichtbaar
te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten
zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken
opgenomen.
In
bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk
uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+"
(2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2022) regelingen. Met
bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 61.347 beschikkingen
tm. SDE 2022. NB: het gaat hierbij niet om "projecten", omdat
heel veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de
rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 januari
2024, tot en met SDE 2022, in totaal zijn overgebleven, als
gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer
verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog
in totaal 34.614 beschikkingen over. Inclusief de in een recente update
toegevoegde SDE 2022 beschikkingen (zie later). Dat laatstgenoemde totaal
cijfer is 56,4% van het oorspronkelijke toegekende
volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 57,4%.
Ergo: reeds bijna 44% van alle oorspronkelijk toegekende project beschikkingen
is alweer verdwenen bij RVO.
Vooral
de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen
vallen hier al op, en, recenter, onder SDE
2020 I en de eerste SDE "++" regeling, SDE
2020 II: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is
nog maar minder dan 36%, resp. 36,5% van de oorspronkelijke volumes
voor die regelingen, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen
zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke
projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken"
er ook van de oudste, al lang formeel afgeronde regelingen, af en toe
gering aantallen beschikkingen weg, in vrijwel elke RVO update. Zo ook
in de huidige. RVO besteedt vrijwel geen aandacht aan de wegval van
die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van
de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste
drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.364 over (ruim 58%).
Mogelijk heeft inmiddels een klein deel van het verdwijnen van de oude
beschikkingen te maken met het bijna verstrijken van de subsidie termijn
(15 jaar vanaf 2008 = 2023), maar dat is vooralsnog speculatie.
Voor
de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven
beschikkingen, zie de nieuwe
grafiek onder aantallen in sectie f.

In
deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen,
maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling
(in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in
de update van 1 januari 2024 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel).
Aan de stapels zijn in een recente update ook de actuele volumes voor
de derde SDE "++" regeling, SDE
2022, toegevoegd, die hier in gewijzigde vorm met de
meest actuele data zijn gevuld (links oorspr. volume volgens RVO; rechts
overgebleven in januari 2024 update).
In
totaal is er, tm. SDE 2022, een spectaculair volume van 28.466 MWp (28,5
GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers
SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 januari
van het nieuwe jaar, 2024, een volume van in totaal 17.898 MWp zijn
overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge
score van 62,9% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige
update was dit nog 64,4%.
Dat
het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen
(56,4%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen
bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude
SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de in een recente
update toegevoegde regeling SDE 2022, met oorspronkelijk beschikt 1.923
MWp, weer een behoorlijke positieve impact op de relatieve verhoudingen
heeft gemaakt. Al is er inmiddels ook in die recente regeling alweer
vrij snel, een forse hoeveelheid capaciteit verdwenen.
In
het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen
heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE
2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume
van 8.928 MWp, maar daar is inmiddels nog maar 5.311 MWp van overgebleven.
Derhalve, een verhouding van bijna 60%. Dat is duidelijk minder dan
de 62,9% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat
de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen
succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar
lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waarvoor
nog maar 53,4%, resp. 39,4% (!) van de oorspronkelijk beschikte capaciteit
van over is.
Voor
het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v.
de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe
grafiek onder capaciteit in sectie f.
(b)
Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële
RVO cijfers" (groene sectie in tabel),
accumulaties
In totaal is er
tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 10.827
MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 10,8 GWp), verdeeld
over 30.119 project beschikkingen, waarbij we de forse
interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes
zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van 2024 al
veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.
De opleverings-sequentie
van de beschikte capaciteiten, en de relatieve percentages in de loop
van de tijd, volgens berekeningen n.a.v. de RVO updates, kunt u onder
paragraaf (b) in de update van 1 oktober 2023 terugvinden.
Genoemde aantal
van ruim 30 duizend opgeleverde beschikkingen geaccumuleerd in de huidige
update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites
meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de
SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren
signaleert en inhoudelijk toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel
van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden
particulieren mee konden doen. Dat is echter al in latere updates omgeslagen
naar het SDE "+", en de later toegevoegde SDE "++"
volumes, die vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes
e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote
rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde
regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen
van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing
van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches.
Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle
individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en
geijkt bemeten worden (pers. comm. met, destijds, CertiQ),
dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-,
en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde
afzekerings-trajecten.
Alle anderszins
gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter,
SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen
SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting
voordelen, diverse andere subsidie regimes, en ook de projecten zonder
enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde
SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Er zullen steeds
meer niet-gesubsidieerde projecten worden opgeleverd. Goed om dat in
de oren te blijven knopen.
Aandeel
SDE t.o.v. latere SDE "+" en SDE "++" regelingen
Het aandeel van
alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++"
bedraagt momenteel 9.364 (overgebleven !) beschikkingen = 31,1% bij
de aantallen, inclusief de in de vorige update toegevoegde SDE 2022
regeling. Dat aandeel was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder
de SDE 2019 - SDE 2022 rondes), en dit zal stapsgewijs verder blijven
dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten
zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs
eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude
SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes.
Het aandeel van
alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 47,7 MWp op een totaal
van momenteel 10.827 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++"),
is 0,44%. In juli 2017 was dat aandeel nog ruim 10%. Wezenlijk verschillend,
dus, van de situatie bij de aantallen beschikkingen.
Dat heeft alles
te maken met de enorme schaalvergroting
onder de SDE "+" regimes, waar onder de "bovencap"
van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden
beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden
opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende
nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recenter opgeleverde
grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen. Nog
grotere projecten staan al enige tijd op stapel, zoals Energielandgoed
Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen), en het inmiddels al 2 SDE beschikkingen
hebbende dubbel-project Eekerpolder, op de grens van Groninger gemeentes
Midden-Groningen en Oldambt. Als alle beschikkingen voor de "zon
op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust
van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op mogelijk
zelfs op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp).
Ik houd de aparte delen daarvan echter vooralsnog gescheiden, vanwege
het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten.
Relevant in dit
aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO
zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk
gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke
afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later
nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in
2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar
liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het
resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 januari 2024, nog
steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven,
volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het
verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling
beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten
heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager
uitvallen dan de beschikking van RVO toont.
Relatieve
recordhouders bij de realisaties
Kijken we bij de
realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen,
duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij
de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor
zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval
ruim 64 resp. 75 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen
(positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond".
Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse
bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist
niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken
o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"),
of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie
"gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou
kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij,
al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen
jaren geleden verstrekt.
Voor het SDE "+"
regime zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (ruim
71%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is
in absolute zin al in latere updates SDE 2017 I deze ooit populaire
regeling voorbij gestreefd, gevolgd door meerdere andere regelingen.
Door wijzigingen bij de overgebleven beschikkingen onder SDE 2016 I,
heeft deze nu slechts 68,1% t.o.v. oorspronkelijk volume gerealiseerd
bij de aantallen (lager dan in de vorige update vanwege wegval van enkele
beschikkingen), en is ze net aan ingehaald door SDE 2015, die op 68,8%
staat.
Bij de capaciteit
blijft SDE 2015, met slechts 33 realisaties, "kampioen", met
72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor
die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit
in de update van januari 2020, maar was terug op de tweede positie vanaf
de rapportage van april 2020. Met inmiddels een relatief aandeel van
68,2% realisatie t.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume. Inmiddels
is SDE 2014, met 64,9%, ook al voorbijgestreefd door de najaars-ronde
van SDE 2017 (66,2%) onder het SDE "+" regime.
Opvallend is de
zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012:
slechts 29,1% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd (door
wederom een neerwaartse aanpassing in de huidige update). En zelfs maar
ruim 25% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt
(oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er nu echter maar een bedroevend volume
van 4,3 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar"
geworden.
De latere regelingen
gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen
binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen.
SDE 2017 I zit nog op maar 63,4% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt,
en heeft nog maar weinig volume te gaan (0,8 MWp, 0,03% t.o.v. oorspronkelijk
toegekend volume). Er zal dus maximaal minder dan 64% gerealiseerd kunnen
gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.
De najaarsronde
van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 66,2% bij de
capaciteit, met nog 8,9 MWp (0,5% van oorspronkelijk beschikt volume)
te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus nog rond de 66,5%
realisatie worden. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie
nu nog meestal op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk
beschikte volumes. De eerder afgeronde SDE 2016 II is op 60,3% uitgekomen.
SDE 2018 II zit op 58,9%, met nog 0,6% van oorspronkelijk beschikte
capaciteit pending. En kan in het meest optimistische scenario
dus bijna 60% halen.
Interessant zal
het verloop van de vooral voor grote projecten beschikte SDE 2019 II
regeling worden. Nu al is namelijk 64,6% van de beschikte capaciteit
gerealiseerd. En er is nog ruim 21% aan resterend beschikte capaciteit
te gaan (412 MWp). Als de uitval beperkt blijft, kan die regeling beslist
(zeer) hoog eindigen bij de relatieve realisatie.
Gemiddelde
beschikking grootte bij de realisaties
In de kolom realisaties
ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende
gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO.
Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer
klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE
regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder
de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48
kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 215 en 270 kWp gemiddeld in
de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in
de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld
genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates uiteindelijk
een stuk lager uitgekomen, 456 kWp.
In een van de vorige
updates is een nieuwe recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE
2019, die momenteel op een record van 2.366 kWp gemiddeld
per beschikking is gekomen. Dat was ooit slechts 184 kWp, en was in
de oktober 2023 update nog 2.256 kWp. Dat gemiddelde is dus aanzienlijk
gegroeid in de loop van de tijd, er zijn dus zeer forse project realisaties
toegevoegd aan dat deel-dossier. Er zijn relatief weinig beschikkingen
ingevuld, 534 stuks, maar dat is wel al meer dan de helft van de oorspronkelijk
beschikte hoeveelheid. Er staan nog 46 beschikkingen open voor die regeling.
Na het hoge niveau
van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal
genomen weer terug naar 712 kWp (SDE 2018 II), 572 kWp (SDE 2017 II),
542 kWp (SDE 2017 I), 456 kWp voor SDE 2016 II, en 423 kWp onder SDE
2018 I. De inmiddels 2.299 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020
I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 366
kWp per stuk (volgens beschikking). Omdat de verliezen binnen deze regeling
kolossaal waren, en er nog maar 149 beschikkingen open staan, zal hier
vermoedelijk weinig verandering in gaan optreden. SDE 2020 II heeft
nog maar 942 gerealiseerde beschikkingen, met ook nog een relatief bescheiden
gemiddelde van 504 kWp per realisatie. De SDE 2021 zit op gemiddeld
569 kWp, voor de eerste 471 opgeleverde beschikkingen. Onder SDE 2022
zijn tot nog toe 146 beschikkingen gerealiseerd, met gemiddeld slechts
310 kWp per stuk. Typische "beginner" projectjes bij een recent
opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.
Voor alle realisaties
bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang
bereikt van 359 kWp. In de vorige updates waren die
gemiddeldes achtereenvolgens: oktober 2023 347 kWp, juli 2023 338 kWp,
april 2023 321 kWp, januari 2023 314 kWp, oktober 2022 300 kWp, juli
2022 287 kWp, april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021
251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep.
2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp,
nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90
kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door,
het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële
projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit
de maandelijks door Polder PV geanalyseerde VertiCer (ex CertiQ) data
over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.
Splitsen we de inmiddels
3 verschillende regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op
de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5,1
kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de
realisaties, inmiddels 520 kWp. Dat is inmiddels wat hoger geworden
dan het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode
cijfer veld, 517 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het
laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp
in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg
van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de
beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld
zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I
ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft
opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.
Ik heb onderaan
nu ook de gemiddeldes bij de 3 SDE "++" rondes toegevoegd.
Met inmiddels 506 kWp is dat inmiddels al flink aangetrokken t.o.v.
de 399 kWp in de vorige update. Er is nog veel volume (incl. voor veel
grotere projecten) te gaan, dus dat kan nog flink verder bijtrekken.
De gemiddelde project
groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn,
voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij
de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat
vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden
opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde
van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties.
(c)
Realisaties per kalenderjaar nieuw
RVO geeft bij de
opgeleverde beschikkingen ook het jaar van oplevering weer, indien volgens
haar administratieve normen aan alle voorwaarden daartoe is voldaan.
Ook al strookt dit niet met de oplevering, zoals VertiCer die hanteert
(sterker nog, RVO zet zeer vaak pas "ja" vinkjes, vele maanden
nadat een project al lang groene stroom levert), het geeft wel een interessant
doorkijkje naar de evolutie van de (beschikte) realisaties per kalenderjaar.
Polder PV heeft daartoe een nieuwe grafiek gemaakt, met, per kalenderjaar
van oplevering, de aantallen projecten, de cumulatieve beschikte capaciteit
volgens RVO (MWp), en het gemiddelde capaciteit niveau per beschikking
(kWp), volgens de publieke informatie van het Agentschap.
In deze grafiek
zijn uiteraard niet de beschikkingen met "nee" vinkje
opgenomen. Dat waren in de 1 januari 2024 update 4.495 exemplaren, met
een verzamelde capaciteit van 7.072 MWp.

In
deze grafiek, die uiteraard sterk lijkt op het exemplaar voor de administratie
van VertiCer (paragraaf
3d in de meest recente analyse), maar die geen projecten bevat zonder
SDE beschikking, de volgende interessante waarnemingen:
De
SDE beschikkingen zijn wat aantallen (blauwe
kolommen) betreft eerst explosief gestegen, en stapsgewijs afgenomen,
vanaf 2008, met de max. in 2009 (2.901 beschikkingen gerealiseerd).
Dit waren bijna uitsluitend residentiële mini-projectjes, op enkele
uitzonderingen na (zoals het met tientallen SDE 2009 beschikkingen "gezegende"
Klepperstee veldinstallatie
project, opgeleverd in het voorjaar van 2012). De "all-time
low" werd bereikt in 2014, met slechts 225 nieuwe opleveringen
dat jaar. Gelukkig was daar de zeer succesvolle SDE 2014, die voor nieuwe
energie zorgde, en voor die tijd een record aantal toekenningen. Gaandeweg
namen de volumes weer rap toe, uiteraard extra versneld door met name
de enorme hoeveelheid beschikkingen voor de SDE 2016 en latere regelingen.
De uiteindelijke max. kwam in Corona jaar 2020, met 4.559 opgeleverde
beschikkingen dat jaar. Daarna gingen de volumes rap omlaag, grotendeels
vanwege landelijk optredende congestie op de netten. Het realisatie
tempo nam flink af, om in 2023 haar voorlopig dieptepunt te bereiken,
momenteel 749 nieuw opgeleverde beschikkingen, althans, volgens de RVO
administratie. Die bij de update begin deze maand zelfs ook al 1 beschikking
aan kalenderjaar 2024 heeft toegewezen.
Bij
de capaciteit (oranje
kolommen) zien we in het begin nauwelijks "waarneembare" volumes
op deze schaal, wat natuurlijk te wijten is aan het feit dat het in
het begin om uitsluitend (zeer) kleine project beschikkingen is gegaan.
Tot en met 2013 was de max. 21 MWp nieuw volume, in 2011, waarna het
weer even inzakte. In 2014 begon het gerealiseerde (beschikte) niveau
weer toe te nemen bij de realisaties. Vanaf 25 MWp in dat jaar, waarna
het gaspedaal werd ingedrukt, veroorzaakt door de combinatie van vrijgave
van de zogenaamde "ondercap" in de SDE systematiek, vanaf
SDE 2011, en de daar uit volgens enorme schaalvergroting van aangevraagde,
beschikte, en daadwerkelijk gerealiseerde projecten (veel trouwens met
meer dan 1 beschikking die werd verzilverd). Ook de (beschikte) capaciteit
van de realisaties had haar maximum in 2022, 2.438 MWp. Opvallend is
dat, bij reeds "instortende" nieuwe aantallen gerealiseerde
beschikkingen, de nieuwe capaciteit in de jaren 2021 en 2022 nog redelijk
"op niveau" bleef, 2.112 resp. 2.058 MWp. In 2023 was het
pleit echter voorlopig beslecht, met een fors lager niveau, 1.277
MWp nieuw beschikt vermogen onder de SDE regelingen, ruim 23%
lager dan de aanwas in 2022. Dat wil niet zeggen dat dit het "definitieve"
cijfer is. Bij RVO worden heel vaak, vele maanden nadat een project
daadwerkelijk al netgekoppeld groene stroom staat te produceren, pas
een "ja" vinkje gezet. Die administratieve vertraging kan
soms oplopen tot langer dan een jaar. Derhalve, kan het volume voor
2023 (en in veel mindere mate mogelijk ook voor 2022 nog) beslist nog
enigszins worden bijgeplust. Maar het niveau van de jaren 2021 - 2022
gaat dat jaar beslist niet halen.
Uit
bovenstaande 2 primaire parameters heb ik, zoals te doen gebruikelijk,
het gemiddelde vermogen per beschikking per kalenderjaar berekend, weergegeven
in de groene curve. In
het begin was de gemiddelde capaciteit van de opgeleverde beschikkingen
vrijwel niet waarneembaar, maar de lijn begint vanaf 2013 duidelijk
te stijgen: de opgeleverde beschikkingen worden continu groter. De curve
stijgt tm. 2018, heeft dan even een kleine dip, maar begint vanaf 2020
zeer opvallend verder te stijgen. Let wel: bij instortende aantallen
beschikkingen, en stapsgewijs afnemende capaciteiten opgeleverd per
jaar. Dit is een perfecte illustratie voor het fenomeen wat ik al jaren
signaleer. In recente jaren is er sprake van een enorme schaalvergroting
van de daadwerkelijk opgeleverde projecten en beschikkingen. Deze bereikte
voorlopig haar maximum in 2023, met gemiddeld 1.705 kWp per opgeleverde
beschikking. Het ene project opgeleverd in 2024 (plm. 175 kWp) wijkt
daar natuurlijk sterk van af, en is nog totaal niet representatief voor
alle nieuwe beschikkingen die opgeleverd gaan worden in dit jaar. Vandaar
dat ik het laatste lijnstuk gestippeld heb weergegeven.
Vergelijking
aantallen nieuwe beschikkingen RVO / projecten VertiCer per kalenderjaar
Om
te kijken hoe de nieuwe opleveringen, zoals RVO die bijhoudt voor het
SDE dossier, zich verhouden tot de gecertificeerde PV projecten, die
TenneT/Gasunie dochter VertiCer (opvolger van CertiQ) registreert sedert
er Garanties van Oorsprong worden uitgegeven in Nederland (2003), heb
ik twee nieuwe grafieken toegevoegd met een vergelijking tussen de beschikbare
data van de twee instanties. Eerst de aantallen beschikkingen / projecten:

In
deze grafiek worden de uit de oudere CertiQ, en meer recente VertiCer
updates ge-extraheerde aantallen nieuwe gecertificeerde PV-projecten
per kalenderjaar (groene
kolommen) vergeleken met de uit de
vorige grafiek overgezette aantallen SDE beschikkingen die per jaar
zouden zijn opgeleverd volgens de RVO administratie (oranje
kolommen). Direct valt op, dat de aantallen bij de CertiQ/VertiCer data
bijna stelselmatig een stuk hoger liggen dan die voor de SDE beschikkingen
bij RVO. De laatste liggen op niveaus tussen de 74% (2013) en 94% (2011)
van die van VertiCer. 2023 is het enige jaar, waar de verhoudingen andersom
liggen. Echt goede verklaringen voor deze verschillen heb ik (nog) niet,
behalve dan, dat VertiCer méér dan alleen SDE gesubsidieerde
projecten in de registers zal hebben staan, omdat het hebben van zo'n
beschikking geen "verplichting" is om Garanties van Oorsprong
aan te vragen voor een willekeurig PV-project (wel is het verplicht
om te registreren bij VertiCer, als men GvO's van eigen productie wil
laten verzilveren resp. verhandelen). Het kan, bij de registraties bij
VertiCer, ook om andere subsidies gaan (projecten die dan niet in het
SDE dossier van RVO zullen voorkomen), of zelfs om helemaal géén
subsidies.
Het
verschil in 2023 is nog niet goed te duiden. Wel is al jaren duidelijk,
dat recente data altijd later fors worden opgewaardeerd. Maar het is
wel vreemd dat RVO meer projecten zou hebben, met de kennis, dat ze
sowieso bij VertiCer geregistreerde projecten zónder SDE beschikking
zullen missen. Wellicht ligt het aan de wijze waarop "het jaar
van installatie" wordt geregistreerd door beide instanties. Dan
zou er bij RVO mogelijk een jaar "te laat" een beperkt volume
installaties opgeleverd in 2022 voor kalenderjaar 2023 zijn opgenomen.
Ik ben zeker meermalen projecten tegengekomen, waarvoor het toekenningsjaar
voor de betreffende SDE beschikking(en) niet kán kloppen, maar
of dat de reden is, of kan zijn, voor deze "anomalie" t.o.v.
de trend (VertiCer méér nieuwe projecten per jaar dan
SDE beschikkingen toegewezen door RVO aan genoemd jaar), is beslist
niet zeker. Mogelijk verdwijnt dit verschil in latere updates van de
beide - dynamische, continu verschuivende - datasets.
Vergelijking
capaciteit nieuwe beschikkingen RVO / projecten VertiCer per kalenderjaar

Bij
de capaciteit toewijzingen per "jaar van oplevering", zoals
getoond in bovenstaande nieuwe grafiek, lijkt, wat bovenstaande betreft,
er in drie recente kalenderjaren een onlogische verhouding te ontstaan
tussen de meest recente cijfers van VertiCer, en, voor alleen de SDE
beschikte projecten, van RVO.
Tot
en met 2019 ligt ook bij de nieuwe PV capaciteit per kalenderjaar, het
SDE volume toegewezen door RVO onder dat van alle gecertificeerde PV
projecten door VertiCer als opgeleverd beschouwd in het betreffende
jaar. Wat in ieder geval strookt met de trend bij de aantallen projecten.
Die percentages liggen wel verder uit elkaar, tussen de 33% (2009) en
96% (2017), een grote spreiding, dus. Van 2020 tm. 2022 zijn de volumes
bij RVO echter groter dan bij VertiCer, de omgekeerde wereld, dus. Het
grootste verschil zien we in 2022, waarbij RVO bij alleen de SDE beschikkingen
122% meer volume heeft staan, dan VertiCer voor álle gecertificeerde
(PV) projecten die Garanties van Oorsprong ontvangen. In 2023 is echter
de "klassieke verhouding" weer aanwezig in de huidige data,
RVO heeft krap minder volume staan dan VertiCer momenteel heeft (98%),
terwijl de verhouding bij de aantallen juist andersom was (vorige grafiek).
Het
kan zijn dat hier een andere factor in het spel komt, waar ik regelmatig
op heb gewezen. Bij RVO worden namelijk de capaciteiten van SDE beschikkingen
waarvan de projecten (veel) kleiner zijn uitgevoerd dan waarvoor oorspronkelijk
is beschikt, vooral de laatste jaren neerwaarts bijgesteld. Als een
project echter (veel) gróter is uitgevoerd dan waarvoor (oorspronkelijk)
is beschikt, wordt dit níet door RVO aangepast. Ergo: capaciteit
die wél is gerealiseerd (VertiCer data), maar die niet in de
publieke cijfers van RVO is meegenomen, zouden deze verschillen in theorie
kunnen verklaren. Voor veel projecten uit oudere jaren, zijn capaciteiten
vaak niet (meer) aangepast, in de beschikkingen overzichten van RVO.
Het
kan zijn dat bij latere updates van beide instanties dergelijke nog
niet goed begrepen verschillen zullen verdwijnen. Met dien verstande,
dat de algemene trend in ieder geval bij cijfers van eerdere jaren duidelijk
is: meer volume (zowel bij de aantallen als bij de capaciteiten) in
de VertiCer cijfers, dan bij (alleen) de SDE data van RVO.
Een
andere observatie is de trend bij de gemiddelde project dan wel beschikking
omvang. Bij RVO ontwikkelde de gemiddelde omvang per beschikking zich,
bij de nieuwe installaties per kalenderjaar, tussen 1,85 en 2,12 kWp
in 2008-2009 (vrijwel uitsluitend residentiële mini projectjes)
tot 891 kWp gemiddeld in 2022, en zelfs al 1.705 kWp in 2023. Bij VertiCer
is de evolutie vanaf het eerst bekende jaar, 2009, 4,97 kWp, tot 668
kWp in 2022, en alweer 2.084 kWp in 2023 (!). De verwachting is, dat
de cijfers in de laatste 2 jaren nog wel behoorlijk kunnen wijzigen,
maar de onherroepelijke trend is, en blijft: een enorme schaalvergroting
bij de nieuwe PV projecten per jaar.
Mocht
u commentaar hebben op deze observaties, hoor ik die gaarne van u (via
het bekende mail-adres).
(d)
Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte
sectie in tabel), accumulaties
Dit alles (oorspronkelijk
beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt
tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog
opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat
voor reden dan ook. Zie de laatste, zwarte sectie in de
tabel. Door de toevoeging van de beschikkingen voor SDE 2022 in
een recente update, en de alweer forse wijzigingen daarin, in de huidige
update, in combinatie met tussentijdse realisaties, en wegval, bij andere
regelingen, is hier weer e.e.a. in gewijzigd.
In de januari 2024
update waren er bij RVO voor SDE 2017 I tm. SDE 2022 nog 4.495 beschikkingen
over, resp. 7.072 MWp (oktober 2023 7.973 MWp, juli
2023, met SDE 2022, 9,8 GWp, april 2023, nog zónder SDE 2022,
8,7 GWp, januari 2023 9,2 GWp, oktober 2022 10,4 GWp, juli 2022, mét
SDE 2021 11,7 GWp, april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp,
januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli
2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp,
januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp,
juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE
2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019,
nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp).
Deze resterende
capaciteit van 7,0 GWp is weliswaar een zeer groot volume, voor een
klein land wat medio 2023, volgens de
meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én
residentieel, na al die jaren, 22.412 MWp aan PV capaciteit had staan.
Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog
niet ingevulde SDE beschikkingen met bijna een derde kunnen toenemen,
maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse
redenen van wegvallen. Zoals de soms schokkende cijfer historie bij
RVO heeft aangetoond, de laatste jaren.
Het kleine
resterende volume voor SDE 2017, 9,7 MWp, zal, afhankelijk van realisatie
of definitieve "afvoer", niet veel meer uitmaken gezien de
geringe omvang. Wat de som nog forse resterende volumes voor de opvolgende
regelingen betreft, vanaf SDE 2018 II, moet daar deels wel voor worden
gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld.
Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering, gecombineerd
met de hardnekkige, continu om zich heen grijpende netcapaciteit problemen
en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen
op dit vlak met prudentie moeten worden genoten (zie tweet
over een dergelijke suggestie), want het aantal onzekerheden over
de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er
van uitgaan dat verschillende "oplossingsrichtingen" voor
de beperkte net capaciteit al lang in gang zijn gezet. Makkelijk zal
het allemaal beslist niet gaan.
(e)
Ratio SDE+/SDE
Onderaan twee velden
in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven
beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen
(rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde
project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige
toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+"
rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds
verloren gegane exemplaren, net als in de vorige updates, rond de 2,1
voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli
2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere
toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend
voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij
de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 2,0. Dit, omdat
veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet
zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes
die som nog zwaarder onder druk zetten.
Bij de capaciteiten
is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd
werd door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen,
incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is
die factor flink gedaald, naar een verhouding 232 : 1 (SDE "+"
staat tot SDE; in update van sep. 2020 nog 326 : 1).
Bij de realisaties
ligt die verhouding lager, al is ze wel flink toegenomen, inmiddels
een factor 210 : 1 (in update van oktober 2023 nog 205 : 1). In de update
van juni 2018 update was dat nog 17 : 1, die ratio is dus flink opgelopen
sinds dat jaar. Nogal wat grote projecten in de beschikkingen zijn nog
niet opgeleverd, inclusief grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2022.
Als ze worden gebouwd, zal de ratio verder gaan toenemen t.o.v. de SDE
volumes.
Tot slot, bij de
gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+"
staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 112 : 1, maar bij de
realisaties nog "maar" een factor 102 : 1 (juni 2018 update
43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors
aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd
zal gaan worden.
Uiteraard zijn dergelijke
vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen,
of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste
3 SDE "++" rondes nog beperkte volumes hebben opgeleverd,
heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium
nog wat woorden aan spenderen.
(f)
Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen
In een van de artikelen
over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid
stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit"
per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel
in die reeks (16
november 2019), paragraaf 3.
(g)
Verzamel grafieken alle SDE regelingen - Aantallen en capaciteit bij
beschikkingen / realisaties
In deze paragraaf
toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel
grafieken" met de begin januari dit jaar overgebleven volumes bij
de beschikkingen (weergegeven in de
grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties".
Die vindt u hier onder.
Stapelgrafiek
met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden
beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2022. SDE 2022 is
in een voorlaatste update toegevoegd, met momenteel alweer flink wat
minder beschikkingen (1.395) dan oorspronkelijk door RVO opgegeven (1.512;
groene segment bovenaan).
In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen,
zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid
van 34.614 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat
waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 61.347 beschikkingen
(zie tabel en eerste grafiek onder a), waarvan dus al een aanzienlijk
deel in de (digitale) papiershredder is verdwenen. De rechter stapel
kolom geeft de in de update van 1 januari 2024 door RVO formeel als
"gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen
per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 30.119 beschikkingen
gerealiseerd. Wat 87,0% van het overgebleven aantal
"totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Wederom
een behoorlijke toename t.o.v. de 84,9% in de vorige update. Dit komt
vanwege de enorme uitval van bestaande beschikkingen in de recentere
updates (linker kolom flink lager geworden), en, natuurlijk, de continue
toename van het aantal realisaties (rechter stapelkolom weer iets hoger
geworden).
Goed
is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen
te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld
per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+"
regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél
kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds
veel volume van over is. Bij de realisaties is de verhouding tussen
de 2 regelingen vergelijkbaar met de nu actuele stand van zaken bij
de overgebleven beschikkingen.
Daar
bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II tm. SDE 2022 gestapeld,
waarvan echter nog maar relatief weinig beschikkingen zijn opgeleverd.
"Onderin" de kolommen stapel is er tot en met SDE 2018 I vrijwel
geen activiteit meer, omdat al die oudere regelingen geen openstaande
beschikkingen meer hebben, of nog maar een handvol (SDE 2017 I en II).
Wel blijft er zeer regelmatig uitval bij de oudste SDE regelingen optreden.
Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze, en de voorgaande grafiek
terug komen, al hebben ze relatief weinig impact. Er lijkt echter wel
een toename te zijn, bij de hoeveelheden uitval.
Vergelijkbare
stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen,
maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven
in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel
weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede
grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk
beschikte volumes en op 1 januari dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.
De
in een voorlaatste update nieuw toegevoegde SDE
2022 regeling had oorspronkelijk, met 1.923 MWp, bijna
10 MWp meer beschikt vermogen staan dan in de oorspronkelijke kamerbrief
was vermeld. Daar is echter alweer, met de voorgaande en huidige updates,
een substantieel volume van 501 MWp (een halve GWp!) van afgevallen,
er resteert nog maar 1.422 MWp per 1 januari 2024. Het totale volume
voor alle regelingen inclusief SDE 2022 is momenteel 17.898 MWp. Dat
was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume
nog 28.466 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen
bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 II regelingen wegen zwaar. Maar ook onder
de drie SDE "++" regelingen zijn de verliezen al substantieel.
Rechts het nog beperkte "gerealiseerde" volume, althans van
de beschikkingen (voor een belangrijk deel niet de werkelijk opgeleverde
capaciteit !). Met in totaal "officieel" 10.826 MWp gerealiseerd.
In de juli 2023 update werd de 10 GWp grens gepasseerd bij deze parameter.
Genoemde 10,8 GWp is 60,5% van het (overgebleven) beschikte
volume (vorige update 56,5%, incl. SDE 2022 regeling, een substantieel
verschil). Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft,
op het gebied van te realiseren capaciteit, nog bijna 40% van het nu
(overgebleven) beschikte volume te gaan.
Het
VertiCer (voorheen CertiQ) dossier, met fysiek gerealiseerde volumes,
blijkt in hun laatste status update van begin 2024, zoals te doen gebruikelijk,
alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen
van RVO. Bij VertiCer stond eind
december 2023 namelijk alweer 11.106 MWp aan fysieke opleveringen,
waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten betreft (en nog
een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder
SDE beschikking). Wat, ondanks de huidige, zeer recente RVO update inclusief
de recent toegevoegde SDE 2022 regeling, alweer 2,6% meer geaccumuleerd
volume is dan wat er begin 2024 in totaal als gerealiseerd beschikt
staat bij het Agentschap. Zouden we het reeds bereikte VertiCer volume
afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden
we al op 62,1% realisatie komen, duidelijk hoger dan de status bij RVO
zelf (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.
Normaliter
liggen de cijfers bij VertiCer altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier.
Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten
nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare
data overzichten. Die dus nog niet in hun (actuele) cijfers kunnen zitten.
Die projecten staan al lang in de VertiCer databank, omdat er al meteen
garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de
stekker in het betreffende project gaat". Voor de meeste projecten
achter grootverbruik aansluitingen worden maandelijks (automatisch)
meetgegevens via de meet-gemachtigde ingediend, die direct naar VertiCer
worden doorgesluisd na validatie door de betreffende netbeheerder. Registratie
bij VertiCer gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na
fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste
toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor
de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm.
Polder PV met medewerker van VertiCer rechtsvoorganger CertiQ, in 2022).
Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten,
voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún
databestand. Ik kom soms nieuwe "ja" vinkjes tegen van projecten
die vroeg in 2022, of zelfs in het voorgaande jaar netgekoppeld zijn
opgeleverd, dus die vertraging kan zeer fors oplopen.
Het
verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd
volume status 1 januari 2024" bedraagt 17.898 - 10.826 = 7.072
MWp (bijna 7,1 GWp). Dat is de nu nog overeind gebleven "pijplijn"
aan PV projecten binnen alle SDE regelingen. Dit is alweer substantieel
(900 MWp) minder, dan de 7.972 MWp pijplijn in de update van oktober
2023.
Sowieso
gaat hier ook nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van
de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde"
volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte
project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij de netbeheerders
en VertiCer bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval
van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief
de inmiddels alweer alhier bekende ruim 800 reeds gerealiseerde, netgekoppelde
grondgebonden zonneparken (> 15 kWp per stuk, excl. andere "niet
rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste
volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, continu ververste,
en gedetailleerde overzicht van Nederland.
RES
doel "elektra"
RVO insereerde in
voorgaande updates ook een tabblad bij de projecten status sheets, waaruit
bleek dat ze al ruim 5 TWh tekort zouden komen voor het behalen van
de oorspronkelijke RES doel (35 TWh productie elektra uit hernieuwbare
bronnen op land in 2030), als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan.
In de meest recente updates is echter géén nieuwe berekening
cq. prognose toegevoegd door RVO.
Inmiddels heeft
het CBS echter, voor nadere duiding van de RES doelen, data tot en met
2022 gepubliceerd, met de berekende productie voor wind + zon op land,
die eind dat jaar al neerkomen op een volume van 30,47 TWh. Het doel
in 2030 is 35 TWh, dus, zelfs al moeten we rekening houden met eventuele
tussentijdse bijstellingen van de data door het CBS, dat gaan we spreekwoordelijk
(toch) "met de vingers in de neus" halen. Polder PV heeft
het verloop van die producties getoond in 1
van de talloze grafieken van zijn recent gepubliceerde "Ultimate
solar CBS overzicht" (met ook al veel data tm. medio 2023).
Het zeer ambitieuze
nieuwe doel voor 2030, 55 TWh elektra uit wind en zon op land,
is een compleet ander verhaal. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft
daar in een persbericht en bijbehorend rapport, begin december 2023,
harde
noten over gekraakt. Ondanks herzieningen van het (positief gegroeide)
aandeel van, met name kleinschalig opgewekte zonnestroom, en opwaardering
van de resultaten, stelt het PBL: "het streefdoel van 55 TWh
[zal] nog steeds buiten beeld blijven".
Thermische
zonne-energie
Over dit kleine
andere zonne-energie dossier was al wat langer niet zeer veel zinnigs
te melden, gezien de trage ontwikkeling. In de huidige update is er
echter wel een en ander gewijzigd t.o.v. de vorige update van oktober
2023. 1 beschikking uit de SDE 2019 I regeling is verwijderd uit de
RVO databank. En er zijn maar liefst 7 nieuwe realisaties opgenomen
in de laatste update. 1 maal een beschikking uit de SDE 2018 II (147
kWth. toegevoegd), 2x SDE 2019 I (720 kWth.), 3x SDE 2020 I (2,34 MWth.),
en, tot slot de eerste SDE 2022 beschikking die is opgeleverd, een vrij
byzonder, doch niet uniek project, een veldopstelling
bij Marrewijk Amaryllis in De Lier (Westland, ZH), met een collector
oppervlak van 1.567 m², en een beschikte omvang van 1,03 MWth,
geplaatst door HR Energy.
De gevolgen voor
onderstaande grafiek met realisaties zijn dus voor het eerst in langere
tijd "van enige betekenis", zie de laatste kolom.
Tezamen met voorgaande
verliezen van oorspronkelijk toegekende beschikkingen,
zijn er, met het extra verlies van 1 beschikking in deze laatste update,
nog maar 85 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten over,
met een geaccumuleerd vermogen van 110,8 MWth. De oudste beschikking
komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II
hebben géén beschikkingen voor dergelijke thermische warmte
projecten (meer). Er zijn inmiddels in totaal 65 SDE beschikkingen gerealiseerd
middels deze zonne-energie techniek, met als gerealiseerd vermogen 57,1
MWth.
Er staan nog 20
beschikkingen open. De oudste nog openstaande beschikking is voor een
project voor een appartementencomplex annex bedrijfsverzamelgebouw,
van Pallazone in Nijmegen, van de SDE 2019 I regeling. De meest significante
toekenning is voor het 12 hectare grote Dorkwerd thermische zonnepark
in Groningen, wat op het lokale warmtenet moet gaan invoeden, en wat
een beschikt thermisch vermogen heeft van 37,4 MWth. Volgens de project
site van Novar zou het park in november 2023 on-line gegaan moeten
zijn, maar er staat nog geen "ja" vinkje bij de beschikking,
dus dat is nog niet "officieel".
Naast deze puur
thermische zonne-energie installaties ontdekte ik in een vorige update
ook nog een "innovatief" project in de groslijst met SDE beschikkingen.
Dat is een PVT-project in combinatie met een warmtepomp, met een beschikking
voor 3,75 MW thermisch vermogen, die door RVO in de deel-categorie "CO2-arme
warmte" van SDE 2021 is ondergebracht. Dat gaat dus deels om een
combi-systeem thermische zonnewarmte / fotovoltaïsche omzetting,
en deels om genoemd warmtepomp systeem om de opgewekte warmte (ook)
direct te gebruiken. Het betreft een project van Escom.nu in een flatgebouw
vlakbij metrostation Reigersbos in Amsterdam. Ook deze beschikking staat
nog open.
Voor details van
de status quo bij de realisaties, zie ook onder de analyse
van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel).

Bronnen
Frequente
updates over de SDE regelingen bij Polder PV, sedert 2008. Huidig exemplaar:
status 1 januari 2024.
Bronnen
(extern):
Feiten
en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 9 januari 2023)
Monitoring
zonne-energie - RVO, status 10 oktober 2023 (cijfers betreffende
stand van zaken tm. 2022)
Voor analyses
omtrent de meest recent gepubliceerde (kamerbrieven over de) SDE 2022
regeling zie verder:
Derde
SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie
plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in
SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)
Toekenningen
SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering
beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden
(27 april 2023)
SDE
2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties
alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023)
SDE
2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst
- segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023; huidige artikel)
SDE
2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen
zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp
nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren
gegaan (25 juli 2023)
9
januari 2024: De "ultimate" CBS zonnestroom
statistiek update - uitgebreide (eerste) resultaten voor 2022 en medio
2023. Segmentaties naar provincie, gemeentes, RES sub-regio, omvang
en type PV installatie. Na eerder al een voorlopige globale
overzicht van de nationale statistiek cijfers met de eerste resultaten
voor de stand van zaken rond zonnestroom in Nederland, tot
en met 2022, en, al kort daarna, voor de eerste
cijfers medio 2023, op een rijtje te hebben gezet, is het ditmaal
tijd voor meer diepgang. Polder PV heeft de nieuwe cijfers voor aantallen
PV-installaties, en zonnestroom capaciteit, inclusief de nog zeer voorlopige
resultaten tm. medio 2023, inmiddels, in een langdurige tour de
force, weer volledig op een rijtje gezet en in vele grafieken gesegmenteerd,
n.a.v. het verschijnen van nieuwe data van het statistiek instituut
op 17 november 2023. In de grafieken wordt de enorme groei van de markt
op allerlei mogelijke wijzen geïllustreerd en onderbouwd, en trends
geduid. De laatste keer dat zo'n uitgebreide detail analyse werd gemaakt
was met de data van 31 mei 2022, met cijfers voor kalenderjaar 2022,
wat op 20 oktober van dat jaar integraal
is gepubliceerd door Polder PV. Ook zijn in de rapportage wederom
de segmentaties voor de RES (sub-)regio meegenomen, alsmede segmentaties
naar het type installatie. Tevens is een ververste grafiek opgenomen,
die het procentuele aandeel van woningen met zonnepanelen voor verschillende
bewoner aantallen weergeeft, tm. 2022, alsmede een nieuwe grafiek met
het verloop van de penetratiegraad van PV-installaties op woningen.
Tevens is de evolutie van het aandeel PV-systemen op huurwoningen in
een nieuwe grafiek getoond. Grafische representaties van de jaarlijkse
producties, en de door het CBS maandelijks berekende zonnestroom hoeveelheden
tot en met oktober 2023, zijn ook van de partij.
Wederom
komen in het nieuwste overzicht de lagere gebieds-niveaus uitgebreid
aan bod: segmentaties voor provincies, gemeentes, en voor de vijfde
maal ook voor de RES (sub-)regio. Afhankelijk van de getoonde parameter,
zijn er zowel op provinciaal vlak, als op het niveau van RES sub-regio,
en gemeentes wederom diverse, soms zelfs forse wijzigingen opgetreden.
Ook in diverse volgordes in de ratings die worden getoond. Dit is, wederom,
vooral op het gebied van de opgestelde capaciteit geschied, en bij daar
van afgeleide parameters, zoals opgesteld vermogen per inwoner. Wat
een zoveelste teken aan de wand is, dat de schaalvergroting van de grotere
projecten op alle niveaus is doorgedrongen.
Voor
2021 zijn de cijfers inmiddels definitief, voor 2022 echter nog steeds
"nader voorlopig". Dit, ondanks het feit, dat voor de eindejaars-accumulatie
van 2022, sedert de eerste afschatting van het CBS, alweer 751 MWp is
toegevoegd. Zelfs die flink opgewaardeerde cijfers kunnen dus nog
steeds worden aangepast, zoals in het verleden altijd is geschied met
eerdere jaargangen, al is de verwachting dat de laatste updates vrij
klein zullen zijn. In de grafieken is kalenderjaar 2022 derhalve met
2 sterretjes aangegeven, daarbij de CBS notatie volgend. De data voor
medio 2023 zijn nog zeer voorlopig, waarvan de verwachting is, dat die
nog behoorlijk kunnen gaan wijzigen. Dat jaar heeft dan volgens de CBS
notatie ook 1 ster gekregen in de grafieken. Sowieso zal het CBS, zoals
in het verleden, geen aangepaste half-jaar cijfers meer publiceren,
maar deze vervangen door de (eerste afschattingen voor de) eindejaars-volumes.
Het voorlopige accumulatie cijfer voor eind 2022 is, zoals eerder reeds
gepubliceerd, 19.600 MWp geworden, de jaargroei in 2022 heeft een nieuw,
voorlopig record niveau bereikt van 4.777 MWp (29% hoger dan de 3.715
MWp aanwas in 2021).
De
belangrijke grafiek sectie met de van de accumulaties afgeleide jaargroei
cijfers met de provinciale segmentaties is uiteraard ook volledig nieuw
doorgerekend, en de resultaten grafisch verwerkt. Een van de belangrijkste,
gewijzigde grafieken vindt u hier onder weergegeven.

Een
van de nieuw gereviseerde PV statistiek grafieken gemaakt op basis van
de eerder gepubliceerde CBS cijfers (17 november 2023).
Verdeling van de nieuwe jaarlijkse PV capaciteit per provincie,
vervolgd over de jaren 2012 tm. 2022**, en,
achteraan, de nog zeer voorlopige cijfers voor medio 2023*.
Noord-Brabant,
al langer kampioen bij de accumulaties, is ook alleenheerser bij de
jaarlijkse groei volumes, en heeft haar positie in de huidige update
in 2022 en het eerste half-jaar van 2023 verder verstevigd, en geconsolideerd.
Ze voegde 800 MWp (2022), resp. 437 MWp (2023 H1) nieuwe PV capaciteit
toe. Groningen, in 2020 tijdelijk doorgedrongen tot de 2e positie, met
ruim 451 MWp nieuwbouw, is weer terug gevallen bij de jaargroei, naar
nog maar 193 MWp in 2022, al gaf de eerste jaarhelft van 2023 alweer
een groei van 217 MWp te zien. Dit soort forse fluctuaties zijn voor
een belangrijk deel het gevolg van ingebruikname van (zeer) grote zonneparken
(in 2020 het 110 MWp grote Vlagtwedde project van Powerfield). De volgorde
van de provincies is soms gewijzigd, afhankelijk van de getoonde parameter.
Drenthe
is, in positieve zin, flink opgeschoven in deze rating, vanwege oplevering
van het grote Vloeivelden Hollandia project in Borger-Odoorn in 2021,
en meerdere grote projecten in 2022, waarmee de provincie in dat jaar
tijdelijk op de 4e plek bij de jaargroei belandde. Er is ook een zeer
kleine categorie waarvan de capaciteit nog niet toegewezen kon worden
aan een bepaalde provincie (dunne oranje segment helemaal bovenaan de
kolommen). De jaargroei in 2021 is nu definitief 4,4% lager dan het
niveau van 2020. 2022 gaf een nieuw record jaarvolume te zien van 4.777
MWp (29% hoger dan de aanwas in 2021), wat in latere cijfer updates
mogelijk zelfs nog wat groter kan worden. De groei in het eerste half
jaar van 2023 is ongekend hoog (2.812 MWp), maar de jaarlijkse groei
zal beslist niet het dubbele volume gaan bereiken, vanwege de "kopersstaking"
in de residentiële markt, gecombineerd met een zeer duidelijke
afkoeling in de projecten markt in de tweede jaarhelft. Zie link onderaan
deze introductie, voor meer grafieken, info, en gedetailleerde besprekingen.
De
Compound Annual Growth Rate (CAGR) van de PV capaciteit was tussen 2012
en 2022 gemiddeld (!) bijna 40% per jaar, voor de woning sector 40,5%/jaar
in die periode.
Een
opvallende voetnoot voor kalenderjaar 2022 moet ook nog worden benoemd.
Zuid-Holland wist in dat jaar het hoogste aantal residentiële projecten
ooit in een provincie toe te voegen, een enorm volume van maar liefst
98.801 nieuwe projecten in de woning markt. Zelfs flink meer, dan de
bijna 79 duizend nieuwe residentiële installaties in langjarig
kampioen Noord-Brabant. Met de deelsector economische activiteiten meegerekend,
voegde Zuid-Holland in 2022 zelfs 106.322 nieuwe PV-projecten toe.
Energievoorziening
dominant bij capaciteit
Al
langer is bekend, dat de sector energievoorziening in 2020 voor het
eerst de sector landbouw is gepasseerd, met, volgens de laatste bekende
data, 1.877 versus 1.583 MWp (factor 1,2 : 1), Het verschil werd daarna
alweer fors groter. Eind 2021 2.811 / 1.648 MWp (factor 1,7 : 1), eind
2022 3.899 / 2.030 (factor 1,9). En met de nog zeer voorlopige cijfers
van medio 2023 is het weer iets verder opgelopen, 4.379 / 2.245 MWp
(factor bijna 2,0).
Onder
energievoorziening worden ook de grondgebonden (en floating solar) projecten
gerekend, waarbij zoveel nieuw volume is toegevoegd, dat dit het grootste
marktsegment is geworden van allemaal, van de door het CBS onderscheiden
zogenaamde SBI
categorieën. Wat capaciteit betreft, claimde de energiesector
(volgens de huidige indeling van het CBS), eind 2022, al bijna 20% van
het totale nationale volume. Wat, volgens het meest recente CBS cijfer,
flink is opgewaarderd, naar 19.600 MWp.
De
jaarlijkse groeicijfers in de energiesector waren in de periode 2020-2022
1.029 MWp, 934 MWp, resp. 1.088 MWp. Daarmee verminderde de toename
t.o.v. de aanwas in het voorgaande jaar van 121%, via 50%, naar nog
steeds een respectabele 39%. Hierbij past wel de waarschuwing dat met
name de grote zonneparken pas zeer laat doordringen in de officiële
statistieken, en dat hier dus nog wel wat aan gecorrigeerd zal kunnen
gaan worden, voor met name 2022.
Evolutie
totale capaciteit Nederland
Nederland
als geheel had in de tweede jaarhelft van 2020 al een totale capaciteit
van 10 GWp bereikt, en is, al eerder voorspeld op basis van een nieuwe
extrapolatie van de toen meest recente CBS data, in het eerste kwartaal
van 2022 reeds de 15 GWp met de vingers in de neus gepasseerd. Als de
cijfers voor 2022 niet structureel later aangepast zouden worden, is
met de huidige stand van zaken in het eerste kwartaal van 2023 reeds
de 20 GWp gepasseerd. Eerder werd "gehoopt" op 18 MWp eind
2022, maar ook dat is dus met vlag en wimpel naar de illusies van het
datamuseum verwezen. Iets verder weg, zijn de prognoses voor eind 2023
nog onzeker, mede gezien alle al opgetreden, structurele problemen in
de PV markt. Als het meevalt, moet ver over de 23, mogelijk zo'n 24
GWp, eind 2023, haalbaar zijn.
Australië
onofficeel naar de tweede plaats verdrongen bij capaciteit per inwoner
Byzonder
is, dat door de blijvend zeer hoge groei van de zonnestroom projecten
in ons land, er medio 2021 al een capaciteit van 715 Wp per inwoner
zou zijn bereikt. Inmiddels is met de nieuwste cijfers duidelijk, dat
eind 2021 al 843 Wp/inwoner is gehaald. Waarmee voormalig wereldkampioen
Duitsland binnen de EU al naar de 2e positie zou zijn verwezen. Sterker
nog, eind 2022 ademde Nederland de wereldkampioen al in de nek, met
een bereikt niveau van 1.100 Wp/inwoner. En medio 2023, met nog zéér
voorlopige cijfers, zou Australië al zijn ingehaald (1.254 Wp/inwoner
NL, 1.214 Wp/inwoner AUS, beide cijfers kunnen nog wijzigen).
Bij
lagere regio indelingen zijn zeer grote variaties op dat gemiddelde
nationale volume mogelijk, waarbij, medio 2023, de 3,0 kWp gemiddeld
per inwoner in provincie Drenthe een van de sprekendste voorbeelden
is. Deze op dit niveau rap gegroeide provincie haalde voormalig kampioen
Groningen al in 2022 in, waarbij de realisatie van enkele grote zonneparken
de main driver was. Zie onderstaande grafiek, voor de al fors
oplopende verschillen bij deze belangrijke maatvoering, tussen de provincies
onderling.

Zonnestroom
productie records
Verder
is er reeds een nieuw zonnestroom productie record bekend door het CBS.
In 2022 zou al 17,08 TWh aan zonnestroom zijn geproduceerd. Dat is ruim
51% hoger dan de 11,30 TWh in 2021. 2022 was dan ook een zeer zonnig
jaar, zie ook de tweet
van Anton Boonstra over de instraling in 2022. Het was volgens het
KNMI "het
zonnigste jaar sinds het begin van de waarnemingen". In juni
2023 werd alweer het oude (juni) record verbroken, er werd met de nog
voorlopige cijfers, door het CBS alweer 3.642 GWh zonnestroom opbrengst
berekend voor die nieuwe recordmaand.
Price
to pay - extreme volume ontwikkeling Enexis netgebied
Ook
al is Enexis niet de grootste netbeheerder in Nederland, ze krijgt wel
de allergrootste volumes aan PV projecten te verstouwen, en moet alle
hens aan dek afroepen over haar personeel om aan de extreem hoge vraag
naar aansluitingen, van ook nog eens vaak zéér hoge vermogens,
te kunnen voldoen. We hebben al langer gezien dat het daarbij al vaak
spaak loopt, grote deelgebieden in het verzorgingsgebied van Enexis
kunnen géén nieuwe capaciteit achter grootverbruik aansluitingen
meer aan en staan al langdurig op rood, of er is congestie onderzoek
gaande ("oranje"). In een intermezzo gaat Polder PV dieper
in op de huidige situatie in het netgebied van deze zwaar overvraagde
netbeheerder (inclusief de ingesloten kleine netgebiedjes van Rendo
en Coteq). In 2017 was er al ruim 1 GWp aan PV-capaciteit binnen dat
netgebied terug te vinden, in de periode 2018 - medio 2023 werden achtereenvolgens
de 2e tot en met al ver over de tiende GWp bereikt. In het netgebied
van Grote Zus Liander was medio 2023 nog "maar" 6,8 GW capaciteit
geaccumuleerd (mix van generator capaciteit kleinverbruik + gecontracteerd
AC vermogen grootverbruik).
PV
op woningen versus het "bedrijfsmatige" marktsegment
De
penetratie van het aantal woningen met zonnepanelen is eind 2022 verder
opgelopen naar 26%, en medio 2023 (voorlopige cijfers) alweer naar 30%.
Vanuit een update van een nieuw tabellarisch overzicht van het CBS wordt
ook een segmentatie naar aantal bewoners per woning gegeven. Hieruit
blijkt, dat woningen met 4 geregistreerde bewoners kampioen zijn, met
eind 2022 al een penetratie van 41% met 1 (of meer) PV-systemen op het
dak. Zie de onderstaande, ververste grafiek.

^^^
Ververste data van het CBS tm. 2022, voor het aandeel woningen met PV
installaties, gesegmenteerd naar aantal bewoners per woning. Er is ook
een categorie "geen" bewoners, tijdelijk cq. permanent leeg
staande huizen. Waar kennelijk deels ook zonnepanelen op liggen, die
kennelijk niet in gebruik zijn (?). Voor verdere toelichting zie intermezzo
1 in de detail analyse.
Medio
2023 zou ruim 17% van het totale aantal woningen met zonnepanelen in
de huursector zijn te vinden. Dat is lager dan eerder, omdat de toename
op "niet-huurwoningen" veel sneller is gegaan dan in de huursector
zelf. In het detail overzicht wordt een nieuwe grafiek gegeven met de
penetratie van PV systemen op huurwoningen per provincie, waarbij Drenthe
en Zeeland op kop staan, met aandelen van ruim 45 tot 42%. Landelijk
bezien zou in de corporatiesector bijna een vijfde van de huurwoningen
reeds van zonnestroom modules zijn voorzien. Capaciteiten zijn echter
niet bekend gemaakt.
Residentiële
versus bedrijfsmatige activiteit
2020
is het eerste jaar dat er in Nederland al meer dan 1 GWp aan nieuwe
capaciteit op woning daken is aangebracht; in 2021 was dat alweer verder
opgelopen naar een nieuw volume van 1.354 MWp, maar in 2022 "explodeerde"
het residentiële segment, met een nog voorlopig afgeschat volume
van maar liefst 2.185 MWp nieuwe capaciteit, verdeeld over een spectaculair
aantal van bijna 518 duizend nieuwe installaties, meer dan een half
miljoen PV-systemen!
Daar
staat tegenover, dat in die jaren binnen het segment "economische
activiteiten" al veel meer nieuw vermogen werd gerealiseerd, 2.630
MWp in 2020, 2.360 MWp in 2021, en alweer 2.592 MWp in 2022 (voor laatstgenoemd
jaar nog bijstellingen te verwachten). Daarmee heeft de bedrijfsmatige
sector voorlopig "afscheid" genomen van de langjarige steunbeer
van de Nederlandse markt evolutie, de residentiële markt, tm. 2022.
In de eerste jaarhelft van 2023 is er echter weer een keerpunt bereikt,
met een voorlopige verhouding van 1.488 MWp nieuw residentieel volume,
resp. "slechts" 1.325 MWp in het bedrijfsmatige segment. Deze
verhoudingen kunnen beslist nog wijzigen: de cijfers zijn nog lang niet
compleet, en nu al is duidelijk dat de tweede jaarhelft voor beide sectoren
beduidend minder volume zal zijn afgezet. Al is nog lang niet duidelijk
hoe veel minder dat in beide segmenten is geweest.
De
accumulatie in het bedrijfs-segment (NB: inclusief grondgebonden zonneparken,
floating solar projecten, etc.) is medio 2023 in ieder geval al opgelopen
tot 12,9 GWp, op woningen was toen "slechts" 9,5 GWp aan zonnepaneel
capaciteit aanwezig, een verhouding van 1,4 : 1.
Medio
2023 hebben inmiddels alle provincies behalve Zeeland (866 MWp) meer
dan 1 GWp aan PV capaciteit binnen hun grenzen staan. 4 provincies hebben
al (ver) over de 2 GWp verzameld. Noord-Brabant is als enige al ver
over de 3 GWp heen, en gaat in 2023 ook alweer over de 4 GWp, gezien
de huidige status van 3.814 MWp medio 2023.
Op
gemeente niveau laten de cijfers van het CBS zien, dat er medio 2023
al 67 van de 342 gemeentes waren met meer dan 100 MWp PV capaciteit
op hun grondgebied, verdeeld over heel Nederland.
Gemiddelde
systeem omvang
De
gemiddelde systeemgrootte van PV projecten is tm. 2021 verder gegroeid,
waarmee de forse schaalvergroting van de projecten zichtbaar werd. Vanaf
2022 stabiliseert deze echter, vanwege met name de enorme groei in de
residentiële markt, die het totale systeemgemiddelde in de hele
markt drukt. Medio 2023 is de gemiddelde omvang van alle projecten (residentieel
+ de bedrijfsmatige "niet-woning" installaties), iets afgenomen
naar 8,48 kWp per installatie, een factor 2,4 maal zo groot dan de systeemgemiddelde
omvang, eind 2012. Er is sedert 2020 een trendbreuk gezet bij de nieuw
toegevoegde volumes in dat jaar. Het systeemgemiddelde vermogen
van de toevoegingen liep terug van 12,1 naar 8,1 kWp, medio 2023.
In
alleen de residentiële markt, nam het systeemgemiddelde juist toe,
van 2,56 kWp EOY 2012, tm. 3,88 kWp medio 2023. Bij de nieuwe
installaties per jaar nam die gemiddelde capaciteit zelfs opvallend
toe, een gevolg van met name de forse verbeteringen op het niveau van
module vermogens, de afgelopen jaren. Van 2018 tm. medio 2023 ging het
om een toename van gemiddeld 3,38 kWp naar 4,64 kWp bij de nieuwe residentiële
installaties.

^^^
Diagram uit een serie gereviseerde grafieken met de nationale evolutie
van zonnestroom in Nederland.
in onderhavig geval de eindejaars-accumulaties tussen 2012 en medio
2023.
Goed is te zien dat in 2019 in de sector
bedrijven er meer PV vermogen was geaccumuleerd dan
in de langjarig dominante woning sector,
een trend die in 2020 tm. 2022 is gecontinueerd en versterkt. Medio
2023 is de bedrijfsmatige sector echter duidelijk terug gegaan in de
progressie, en heeft de residentïele markt even het heft bij de
nieuwbouw weer overgenomen (zeer voorlopige resultaten). Ondanks de
tijdelijke terugval van bedrijfsmatige nieuwe capaciteit, stond er medio
2023 in dat segment al een factor 1,4 maal zoveel vermogen dan in de
residentiële sector, 12.896 om 9.516 MWp. In 2020 is de piketpaal
van 10 GWp gepasseerd; vroeg in 2022 zou er reeds meer dan 15 GWp aan
PV capaciteit in Nederland zijn geaccumuleerd. En met de huidige cijfers
zou begin 2023 de 20 GWp kunnen zijn gehaald. Met dien verstande, dat
dit cijfer later nog zal worden bijgesteld, en dat het mogelijk zelfs
al eind 2022 kan zijn geweest. In ieder geval stond er met nog zeer
voorlopige CBS cijfers voor medio 2023 alweer 22,4 GWp aan zonnestroom
productie capaciteit genoteerd.
Evolutie
bij de gemeentes - Borger-Odoorn sedert 2022 nieuwe kampioen bij opgesteld
vermogen
Ratings
van afzonderlijke gemeentes worden vooral bij de capaciteit zeer sterk
beïnvloed door netkoppeling van slechts 1 of een paar (zeer) grote
projecten, wat ook weer goed in de cijfers voor 2021, 2022 en medio
2023 is terug te zien. Ook bij de terugrekening van capaciteit per inwoner,
heeft deze schaalvergroting een dominant effect op de onderlinge verhoudingen.
Kijken we binnen de groep van 25 meest impact makende gemeentes bij
de totale geaccumuleerde vermogens, heeft het Drentse Borger-Odoorn
sinds 2022 Midden-Groningen (Gr.) naar de tweede plaats verwezen, met
333 MWp, medio 2023. Midden-Groningen moest zelfs Dronten (Fl.) laten
voorgaan in het eerste half-jaar van 2023, wat aangeeft dat een bereikte
top-positie bij een dergelijke parameter ook rap weer verloren kan gaan.
Polder PV heeft wederom een volledig tabellarisch evolutie overzicht
gemaakt van de top-25 gemeentes bij de capaciteits-ontwikkeling, waarbij
de volgorde medio 2023 alweer flink is opgeschud t.o.v. de voorgaande
jaren.
Rekenen
we in bovengenoemde top-25 groep de vermogens terug naar de beschikbare
oppervlakte in die gemeentes, komt, voor velen mogelijk verrassend,
Eindhoven (NB) wederom op nummer 1, met halverewege 2023 alweer een
accumulatie van 2.220 kWp/km², als alleen het beschikbare landoppervlak
als uitgangspunt wordt genomen. Genoemde drie top kandidaten bij de
absolute vermogens, zijn een stuk lager terug te vinden in deze rating
(8e, 10e, resp. 17e plaats).
RES
(sub) regio
Wederom
wordt in een
deel-analyse ingegaan op separaat door CBS verstrekte cijfers over de
RES regio, 30 (deels volstrekt kunstmatige) gebieden, onderverdeeld
in 40 sub-regio, die voor de Regionale Energie Strategieën in het
leven zijn geroepen om daar de energietransitie verder vlot te trekken.
Waar bij de totale PV capaciteit Groningen medio 2023 nog steeds ver
op kop gaat (1.567 MWp accumulatie). Al is Drenthe deze provincie inmiddels
al aardig dicht genaderd (1.520 MWp). En heeft ze Groningen op het punt
van het hoogste PV vermogen per inwoner op provinciaal niveau, zoals
hierboven geschetst, al overgenomen. Daarnaast blijft een van de meest
opvallende "kampioenen" in het RES gebeuren, het Zuid-Hollandse
eiland, tevens gemeente, Goeree-Overflakkee, wat op het gebied van opgestelde
PV-capaciteit per inwoner vér boven alle andere regio uitsteekt.
Met medio 2023 alweer 3.462 Wp/inwoner zonder meer "King of Solar"
in Nederland, bij de RES (sub) regio.
Alweer
nieuwe kampioenen - gemeente Borger-Odoorn resp. Noord-Beveland
Bij
de gemeentes was eind 2021 Midden-Groningen in absolute zin kampioen
bij de opgestelde capaciteit, maar als we dat vermogen relateren aan
het aantal inwoners, duikt sinds dat jaar een nieuwe "super"-kandidaat
op. En wel, het Drentse Borger-Odoorn. Aanvankelijk vanwege de oplevering
van Zonnepark Vloeivelden Hollandia in 2021, maar erna volgden meer
grote zonneparken, waardoor de capaciteit zeer fors is toegenomen in
die Drentse gemeente, op een relatief bescheiden aantal inwoners. Gevolg:
nummer 1 op het erepodium, met maar liefst 7,5 kWp per inwoner EOY 2021,
en alweer 12,9 kWp/inwoner medio 2023 (!). Daarbij de volgers, nieuwkomer
Pekela (Gr), Westerwolde (Gr.), en Dronten (Fl) al ver achter zich latend.
Midden-Groningen staat in die relatieve verhouding medio 2023 pas op
de achtste positie.
Schiermonnikoog
heeft in 2021 bij het gemiddelde aantal installaties per 10.000 inwoners
de eerste plaats bezet (dat was eind 2020 nog Harlingen, Fr.). Maar
ook dat was maar een kort leven beschoren, want sedert 2022 is ze ingehaald
door de Zeeuwse eiland gemeente Noord-Beveland. Die is haar niet alleen
voorbij geschoten, naar medio 2023 3.341 PV projecten per 10 duizend
inwoners. Maar Schiermonnikoog is daarbij ook weggezakt naar de vijfde
positie, en moet halverwege 2023 het ook Zeeuwse Veere, de Zuid-Hollandse
eiland-gemeente Schouwen-Duiveland, en het Friese Waddeneiland Vlieland
in de sub-top aan zich voorbij laten gaan.
CAGR
hot-shots revisited
Er
zijn grote verschillen tussen de gemeentes onderling bij de geaccumuleerde
PV capaciteit, en de evolutie daarin. Voor het eerst heeft Polder PV
daartoe in de vorige update twee "CAGR groei lijstjes" gemaakt,
zowel voor de aantallen PV projecten per gemeente, als voor de capaciteits-ontwikkeling,
in de periode 2012-2021.
Deze
zijn inmiddels van updates voorzien voor de periode 2012-2022, en uitgebreid
met 2 versies over de periode 2018-2022, toen de marktgroei het meest
extreem was. In onderstaande plaatjes toon ik de exemplaren voor de
capaciteit in genoemde periodes, die een nogal verschillend beeld in
de top 10 ratings laten zien. Met links de top tien "best performers",
met het Gelderse Neder-Betuwe als lichtend voorbeeld, gemiddeld 81,0%
groei per jaar in de periode 2012-2022. En het Drentse Borger-Odoorn
in de drukste markt jaren 2018-2022, bovenaan vooral vanwege de grote
nieuwe zonneparken op haar grondgebied. Met een CAGR van maar liefst
119% gemiddeld per jaar in die periode van slechts 5 jaar.
Rechts
idem, in aflopende volgorde voor beide periodes de tien slechtst presterende
gemeentes bij de CAGR berekeningen. Met het Brabantse Eersel als rode
lantaarndrager in 2012-2022 (slechts ruim 28% groei gemiddeld per jaar).
En in de drukke marktperiode 2018-2022 Waddeneiland Ameland, met slechts
8,5% groei gemiddeld per jaar. Wat grotendeels wordt veroorzaakt door
het feit dat sedert de oplevering van het grote zonnepark aldaar (in
2015), de netruimte op de landkabel zeer beperkt is gebleken. Er kan
tot een eventuele uitbreiding (en/of door sterke verhoging van het directe
eigenverbruik van zonnestroom op het eiland), gewoonweg niets meer bij,
in ieder geval niet bij bedrijven en instellingen achter grootverbruik
aansluitingen. Wat de groei van de lokale PV markt op Ameland zeer sterk
inperkt.
Voor
vergelijkbare tabellen voor de aantallen installaties, zie de onderaan
gelinkte detail analyse.


In
de CBS sectie op het niveau van gemeentes wordt afgesloten met nieuwe,
via de Klimaatmonitor databank verkregen fraaie kaartjes van de verdeling
van de aantallen PV installaties en PV capaciteit in de Nederlandse
gemeentes, ditmaal voor de kalenderjaren 2016, 2018, 2020 en 2022. Hiermee
is de enorme groei van zonnestroom in Nederland goed in geografische
context te volgen. Een voorbeeld voor de capaciteit evolutie gerelateerd
aan het inwoner aantal (Wp/inwoner) vindt u hier onder.

PV
capaciteit per inwoner voor alle gemeentes (Wp/inwoner), per deel-kaartje
in 15 grootte klassen (zie legenda). Kaartjes / data © Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) via grafiek generator Klimaatmonitor,
selecties en samenstelling Polder PV. Resultaten tm. 2020 zijn "definitief",
voor 2022"nader voorlopig".
Bijgewerkte
RES kaartjes; top performer in eigen provincie behoudt eerste
plek
Voor
2019 heb ik in een eerdere update voor het eerst ook twee grafieken
gemaakt voor de capaciteit volumes in de zogenaamde "RES"
regio, waarbij de Klimaatakkoord doelstellingen voor 2030 concreet moeten
worden ingevuld binnen de "Regionale Energie Strategie" aanpak.
Deze grafieken sectie heb ik ook van de nieuwste data voorzien, met
cijfers tm. medio 2023. Met onderverdelingen in de PV capaciteit trends
bij de RES sub-regio's in de jaren 2019 tm. 2023 H1, voor de opgestelde
capaciteit, ditto voor de capaciteit bij "kleine" installaties
tm. 15 kWp, en voor de capaciteit bij de grotere installaties (>
15 kWp per stuk). En voor de door het CBS berekende jaarlijkse producties
van het totaal aan wind- en zonnestroom, die gebruikt worden voor het
toetsen van het behalen van de RES / Klimaatakkoord doelstellingen.
Eind 2022 zou reeds 30,5 TWh van de in 2030 benodigde 35 TWh zijn gehaald,
wat betekent dat die tussendoelstelling beslist behaald zal gaan worden.
Maar ondertussen zijn de ambities alweer aangescherpt, en pakken zich
donkere wolken samen, want het wordt zeer problematisch om die ook te
halen.
Bij
de verhouding Wp per inwoner blijft, zoals hierboven al gemeld, ook
in de RES sub-regio indeling nog steeds dezelfde "King Of Solar"
overeind, die alle andere regio naar de onderste regionen verwijst.
Het Zuid-Hollandse eiland Goeree Overflakkee, wat sinds 2018 vooral
door realisatie van slechts 3 grotere zonneparken deze opmerkelijke
plek heeft verworven, en door toevoeging van nog 2 kleine projecten
op de terreinen van RWZI's, vergezeld van de "natuurlijke"
groei in de residentiële markt, de positie verder heeft verstevigd.
Er staat in die (sub-) regio 3.462 Wp gemiddeld per inwoner aan opgesteld
zonnestroom vermogen. En dan vergeten we voor het gemak ook de flinke
hoeveelheid windturbines die daar ook al staan opgesteld.
Drenthe,
Groningen en Flevoland volgen met 3.022 tot 2.433 Wp/inwoner op grote
afstand van Goeree-Overflakkee. De hekkensluiters zijn allemaal sterk
verstedelijkte RES sub-regio, met hoge inwoner aantallen, de dichtst
bevolkte regio. Ook nu is de hoofdstad Amsterdam onderaan ge-eindigd,
met slechts 265 Wp/inwoner. Het gemiddelde voor alle veertig RES sub-regio
ligt medio 2023 op 1.254 Wp/inwoner. Dat is inmiddels onofficieel 's
werelds hoogste national "capacity/capita" ratio.
Statistiek
problemen blijven aanhouden
Nog
steeds blijken er af en toe statistiek problemen terug te vinden in
de nieuwste cijfers van het CBS, die niet lijken te rijmen met de realiteit.
Deze worden af en toe benoemd als daar aanleiding voor is. Zoals de
curieuze hoge positie van Zwijndrecht in de CAGR groei lijstjes, die
niet is te rijmen met hoge aantallen residentiële of bedrijfsmatige
volumes binnen die gemeente. Of de bizarre anomalie Noordenveld in Drenthe,
die separaat wordt besproken, omdat ze onverklaarbaar is.
Een
van de meest vervelende problemen is, dat het CBS de "telling"
van het aantal projecten per categorie aan het herzien is. Daardoor
ontbreken vooral bij de aantallen projecten essentiële data vanaf
het jaar 2021. We zullen helaas daar op moeten wachten, voordat duidelijk
wordt, wat de precieze consequenties van die nieuwe toewijzings-systematiek
zullen zijn...
Nieuwe
segmentaties

^^^
Segmentatie tussen de totale capaciteit van de grotere PV installaties
(per stuk groter dan 15 kWp) op dak (linker kolom), en de categorie
"in het veld", waartoe het CBS ook de floating solar projecten
rekent (rechter kolom). In deze grafiek de nog zeer voorlopige data
voor medio 2023, met de totale capaciteiten in MWp, per segment (8.271
MWp grote projecten op daken, links, 4.235 MWp voor veld installaties
vlg. richtlijn van het CBS, rechts). Er zijn van deze grafiek ook exemplaren
voor 2019 en voor 2021 gemaakt, in de detail analyse worden de verschillen
door Polder PV geduid. Meest opmerkelijk is de positie van Groningen
en Drenthe bij de veldinstallaties in bovenstaande grafiek, die veruit
domineren bij de volumes aan gerealiseerde zonneparken daar (815, rersp.
813 MWp medio 2023). In het grote rooftop segment blijft Noord-Brabant
voorlopig nog steeds alleenheerser, met als enige provincie ver over
de anderhalve GWp aan geïnstalleerde capaciteit: 1.752 MWp, halverwege
2023. Ook is duidelijk, dat het volume van de veldprojecten weliswaar
hoog is, maar nog "slechts" ruim de helft van het reeds gerealiseerde
volume aan grotere rooftop projecten. Het aandeel ervan is wel aan het
toenemen, in de reeks 2019-2023 H1. Het reeds afgekondigde de
facto
verbod op nieuwe projecten in deze categorie, zal het verschil tussen
de kolommen weer doen toenemen, zoals kennelijk "politiek gewild".
Maar het zal beslist de evolutie van de zonnestroom markt als geheel
gaan vertragen. Of dát de bedoeling is, mag u aan uw eigen volksvertegenwoordigers
gaan vragen...
Tot
slot, heeft het CBS in een eerder stadium al twee andersoortige sub-segmentaties
mogelijk gemaakt door nieuwe cijfers te produceren voor de status halverwege
2023. Op basis van die cijfers heb ik ditmaal een twaalf-tal nieuwe
grafieken gemaakt, voor de periodes 2019, 2021, en 2023 H1. Met segmentaties
van het aantal installaties resp. het opgestelde PV vermogen naar omvang
van de installaties (kleinere projecten tm. 15 kWp resp. grotere installaties),
per periode. En, een zeer interessante, segmentatie van de grote >
15 kWp installaties naar "type". Volgens de CBS indeling
projecten op daken resp. "in het veld". Waarbij het CBS een
ruimere definitie hanteert van "veld-opstelling" dan Polder
PV doet, maar PPV desondanks medio 2023 al meer volume heeft staan dan
het nationale data instituut. Hier boven toon ik een van deze nieuwste
grafieken.
Type
installatie per provincie - cumulaties volgens CBS data
In
de nieuwe uitgebreide analyse heb ik ook weer drie grafieken opgenomen,
met de segmentaties van de door het CBS opgegeven capaciteit volumes
per provincie, naar analogie van de hierboven genoemde reeks, in de
jaren 2019, 2021, en, nieuw, voor halverwege 2023. Hier onder het exemplaar
voor medio 2023.

In
bovenstaande grafiek de verdeling van (door CBS bepaalde) capaciteiten
per provincie, gestapeld weergegeven als dakprojecten / rooftops "klein"
(oranje), idem "groot" (blauw), en door CBS gevonden veldprojecten
in groene kolom segmenten (waarvan een deel door het data instituut
niet is gevonden, volgens detail statistieken van Polder PV), halverwege
2023. Noord-Brabant torent boven alles uit, met zeer hoge aandelen voor
zowel de kleine als de grote rooftop projecten. Waarbij het grote segment
al bijna de helft van het totale volume voor die provincie claimt (1.752
MWp, van totaal 3.814 MWp). Groningen is echter tot nog toe net aan
de kampioen op het gebied van opgeleverde capaciteit bij grondopstellingen,
en drijvende projecten, met 815 MWp iets over de helft van het totale
gerealiseerde volume (52%), volgens de CBS tellingen. Drenthe hijgt
Groningen op dit punt in haar nek, met ook al 813 MWp in veldopstellingen
volgens de CBS data. Op flinke afstand volgen bij de verzamelde capaciteit
volumes aan veldprojecten de provincies Flevoland, Gelderland, en Zeeland.
Bij de relatieve aandelen van de veldopstellingen t.o.v. de
totale volumes per provincie, wint Drenthe het net aan van Groningen,
met de huidige beschikbare CBS data (53,5% t.o.v. 52,0%).
Tot
slot
Polder
PV duidt waar mogelijk, zoals gebruikelijk, in de hieronder gelinkte
detail analyse, de trends en de afwijkingen, en legt uit wat de grafieken
ons zoal vertellen. De complete verzameling, de nieuwste "ultimate
CBS update", vindt u via onderstaande link op een aparte webpagina.
Deze heb ik ook direct vanaf de homepage gelinkt, omdat hierin "de
meest actuele" CBS cijfers zijn te vinden voor zonnestroom.
Disclaimer:
de door Polder PV gemaakte grafieken en analyses van zonnestroom statistieken
zijn gebaseerd op publiek beschikbare data afkomstig van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS). De analyses zijn compleet onafhankelijk
van de data verstrekker tot stand gekomen. Het CBS onderschrijft de
strekking van dit afgeleide werk niet, noch stemt ze in met de inhoud
daarvan.
Introductie
en volledige analyse 9 januari 2024 afgerond, en op fouten gecontroleerd,
uploaded dd. 9 januari 2024.
7
januari 2024: VertiCer update december 2023
- voorlopig 1.298 MWp nieuwe gecertificeerde PV capaciteit, 34% minder
t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode 2022. Voor uitgebreide
toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde
zonnestroom in Nederland, zie de bespreking
van 7 maart jl (februari rapportage). Voor de transitie van CertiQ
naar de nieuwe organisatie VertiCer, zie introductie in
de recente analyse, van 19 juli jl.
In de huidige rapportage
brengt Polder PV de nieuwe resultaten uit de data rapportage van VertiCer,
voor de maand december 2023, daarmee ook nog een zéér
voorlopig status voor het hele kalenderjaar, en voor november voor de
reeds verstrekte Garanties van Oorsprong voor gecertificeerde PV projecten.
Met daarin deels weer gewijzigde (maand) cijfers sedert oktober 2021.
Wederom is er géén update van nog oudere data verschenen.
Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de hier
boven gelinkte analyse van het oudere CertiQ rapport, waarin die gegevens
wel waren bijgesteld in een separate rapportage.
Niets nieuws
onder de zon
Benadrukt zal hier
blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende
maand-cijfers bij VertiCer, en haar rechtsvoorganger CertiQ, beslist
geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande
praktijk geweest bij CertiQ, en wordt gecontinueerd onder VertiCer.
Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in
de herziene jaar rapportages tot en met het
exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies
meer verschenen. In een tussentijdse analyse van oorspronkelijk gepubliceerde,
en toen actuele, bijgestelde, werd al duidelijk, dat de databank van
de destijds alleen onder TenneT vallende dochter continu wijzigingen
ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder
PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook niets
nieuws onder de zon. De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen
zijn ze inmiddels, met weliswaar de nodige moeite, regelmatig zichtbaar
te maken, door de nieuwe wijze van rapporteren van VertiCer.
Voordat
we de huidige resultaten bespreken, blijft de belangrijke, al lang geleden
door Polder PV geïntroduceerde, en tussentijds verder aangepaste
disclaimer bij alle (zonnestroom) data van VertiCer / CertiQ recht overeind:
*
Disclaimer: Status officiële VertiCer (ex CertiQ) cijfers
volgens maandelijkse rapportages !
I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier
(vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde,
en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in
combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten"
bij CertiQ (september
2017, juni
2019, resp. april
2020), die Polder PV meldde aan het bedrijf (waarna deels
substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de
beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij
rechts-opvolger VertiCer niet (volledig) correct zal
kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari
rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom
in de december
rapportage van 2022.
Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere"
projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij VertiCer,
aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden
gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes
van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden.
Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact
hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook,
zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale
accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van
de betreffende maand rapportage.
Hierbij
komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de
maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue
toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij
VertiCer. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch
geïllustreerd in het artikel
gepubliceerd op 4 november 2020.
Voor
2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende
bijstellingen opnieuw berekend - in
de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden
in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden
door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes
werden berekend.
Vanaf
januari 2023 is er een complete revisie van de publicatie
systematiek van CertiQ in gang gezet, inmiddels gecontinueerd
onder de regie van rechtsopvolger VertiCer.
CertiQ
heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze
problematiek destijds stelling
genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming
van hun cijfers.
Zie
ook aangescherpte voorwaarden voor correcte invoer van installaties
voor de VertiCer databank, gericht aan netbeheerders en meetbedrijven
(bericht
6 september 2023). Hierbij is, voor meetprotocol-verplichte
installaties achter grootverbruik aansluitingen (incl. alle
SDE gesubsidieerde installaties), de datum van ondertekening
van het meetprotocol door de producent gelijk aan de ingangsdatum
van zijn productie-installatie, volgens de documentatie van
VertiCer. |
Het
overzicht met de eerste cijfers over december 2023 verscheen in de nieuwe,
drastisch gewijzigde vorm op de website van VertiCer, al direct op 1
januari van het nieuwe jaar*. Door een korte vakantie en het nodige
uitzoek werk bij terugkomst, kwam ik nu pas toen aan behandeling van
de meest actuele rapportage over dit grootste PV dossier van Nederland.
Referenties naar eerder verschenen historische data zijn uiteraard impliciet
als CertiQ gegevens geanalyseerd, in oudere analyses.
* Vreemd
is dat VertiCer in deze laatste update ook al data voor januari 2024
heeft gegeven. Deze zijn allemaal lager dan de data voor eind december
2023. Niet duidelijk is, wat met die "januari cijfers" wordt
bedoeld. Ik heb deze voorlopig genegeerd, met als uitgangspunt, dat
begin februari de "volledige" (eerste) cijfers voor de hele
maand januari 2024 zullen worden gepubliceerd, als vanouds.
2.
Evoluties basis parameters
2a.
Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties
VertiCer juli 2021 - december 2023

In
deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde
data uit de december rapportage van VertiCer, en deels oudere
data uit de CertiQ updates, de stand van zaken vanaf juli
2021 tm. december 2023. De blauwe
kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties
weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 34.589
exemplaren, begin januari 2024. Wat, wederom, een licht
negatieve groei weergeeft van 67 projecten t.o.v.
de status, eind november 2023 (gereviseerd, 34.656 exemplaren).
Wel is er, t.o.v. het ook weer herziene eindejaars volume
van 2022, netto bezien een groei geweest van 623
projecten in het gecombineerde VertiCer / CertiQ bestand.
Wat maar liefst 75% minder is dan de groei in 2022 (gereviseerd:
2.534 nieuwe projecten genoteerd; voor de half-jaar volumes,
zie ook nieuwe half-jaar
grafiek verderop). Diverse historische data zijn wederom
gewijzigd t.o.v. de november update. Zo is de stand van
zaken voor eind (december) 2022 inmiddels 33.966 projecten,
in de vorige
rapportage waren dat er nog 33.963.
In
de gele kolommen
(ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde
gecertificeerde PV-capaciteit, die begin januari 2024 op
11.106,2 MWp is gekomen, wat, t.o.v. de
voorlaatste update, ook weer een negatieve groei
inhoudt t.o.v. de gereviseerde stand voor eind november
(revisie: 11.158,7 MWp). Dit kan uiteraard nog steeds substantieel
gaan wijzigen in komende updates, zoals ook in alle vorige
exemplaren is geschied. Afhankelijk van komende revisies
van historische cijfers, lijkt de 10 GWp in dit grote PV
dossier, in ieder geval inmiddels ergens begin januari 2023
te zijn gepasseerd.
Eind
2022 is de geaccumuleerde capaciteit inmiddels op een niveau
gekomen van 9.807,9 MWp. In het eerste flink gewijzigde
januari
rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Voor EOY 2022 is dus
alweer bijna 399 MWp / 4,2% meer volume bijgeschreven dan
oorspronkelijk gerapporteerd. Het is goed om deze flink
opgelopen verschillen voor reeds "lang" verstreken
jaren op het netvlies te blijven houden, want dit gaat natuurlijk
ook geschieden met de cijfers voor 2023, én voor
de komende eerste data voor 2024.
Met
de huidige, gereviseerde cijfers, is de nog zeer voorlopige
groei het hele kalenderjaar 2023 bijna 1.298 MWp
geweest. Dat is, zoals al aangegeven in de eerdere maandrapportages
door Polder PV, een forse afkoeling van de marktgroei, zelfs
al weten we dat alle cijfers nog regelmatig zullen worden
bijgesteld. In dezelfde periode in 2022 was het - nu weer
aangepaste - groei volume namelijk 1.962 MWp. De toename
in 2023 is tot nog toe dus 34% lager dan het nu bekende
nieuwe volume in 2022. Dat is wel een significant minder
hoog verschil, dan bij de aantallen nieuwe projecten: de
bij VertiCer instromende nieuw geregistreerde projecten**
blijven gemiddeld genomen dus nog steeds groter worden qua
omvang.
In
de groene
curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde
capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten
bij VertiCer, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven.
Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert
eind 2022 verder gegroeid, van 288,8 naar 321,1 kWp, eind
vorig jaar. Sinds oktober 2023 is, uniek in de gepresenteerde
historische reeks, het systeemgemiddelde vermogen weer iets
terug gevallen, vanaf een max. van 323,1 kWp. Ook deze terugval
kan bij latere data bijstellingen weer gladgestreken worden,
of wellicht zelfs worden omgezet in een lichte groei.
Links
in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers
voor 2021 weergegeven. Die zijn ditmaal weer licht gestegen
van 31.431 naar, momenteel, 31.432 projecten, respectievelijk
van 7.845,2 kWp, naar momenteel 7.846,3 MWp. Deze data zijn
belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei
cijfers voor 2022, zie paragraaf
3d. Het ziet er niet naar uit dat er dit jaar nog substantiële
wijzigingen in die eindejaars-cijfers zullen komen, alleen
marginale aanpassingen.
**
Beter: "het netto overblijvende nieuwe volume, wat
het verschil is tussen de (niet qua volume geopenbaarde)
uitschrijvingen en de volumes aan nieuwe inschrijvingen".
2b.
Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties
VertiCer EOY 2009 - 2023
Ik
geef hieronder de begin 2023 volledig gereviseerde grafiek
met de evolutie van de eindejaars-accumulaties weer, waarbij
alleen de nu bekende weer gewijzigde cijfers in het december
rapport van VertiCer, voor de jaren 2021 tm. 2023, zijn
toegevoegd. Alle oudere data zijn ontleend aan eerder gepubliceerde
CertiQ updates. Waarvan nog geen eventuele herziening bekendgemaakt
is na 1 maart 2023. De cijfers voor 2023, achteraan toegevoegd,
zijn nog zeer voorlopig en kunnen nog behoorlijk gaan wijzigen
in komende updates (gearceerde kolommen, status eind december
2023).

De
tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse
progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties
van 2009 tm. 2023 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde
data in de huidige VertiCer update. De opbouw van de grafiek
is vergelijkbaar met die voor de laatste maand-cijfers,
maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme
verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters hier
logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen,
van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.966,
eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate
(CAGR) van gemiddeld 18,4% per jaar in 2009-2022. Eind december
2023 staat de teller alweer op 34.589 projecten; de CAGR
voor de periode 2009-2023 heeft, met de nog zeer voorlopige
data voor met name 2023, een gemiddelde van 17,2% per jaar.
Bij
de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder
gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer
9.807,9 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge
CAGR, van gemiddeld 61,9% per jaar (!). Wel begint
er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei
periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie.
Wat veel te maken heeft met overal optredende problemen
met beschikbare netcapaciteit, gestegen project kosten,
beschikbaar personeel, etc. Eind december 2023 is de capaciteit
doorgegroeid naar een voorlopig volume van 11.106,2 MWp,
resulterend in een nog zeer voorlopige, doch hoge CAGR van
gemiddeld 57,8% per jaar, in de periode 2009-2023.
Historische
bijstellingen
Dat
de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld,
bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers
voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.432
installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.846,3 MWp.
In het "klassieke" maandrapport
voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig
verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar
30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer
update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke"
maandrapport opgaves van, destijds, CertiQ, derhalve, opgelopen
tot bijna 2,9% (aantallen), resp. bijna 5,8% (capaciteit).
Uiteraard hebben deze continu voorkomende bijstellingen
ook gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei
volumes (YOY).
Uit
voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde
systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend
(groene curve in bovenstaande grafiek). Ook deze nam spectaculair
toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009 (bijna uitsluitend kleinere
residentiële installaties), tot alweer 321,1 kWp, eind
2023 (bestand VertiCer inmiddels gedomineerd door duizenden
middelgrote tot zeer grote projecten incl. zonneparken).
Een factor 64 maal zo groot, in 14 jaar tijd. Wat de enorme
schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft.
3.
Maandelijkse, kwartaal-, half-jaar- en jaarlijkse toenames
aantallen en capaciteiten bij VertiCer
3a.
Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde
PV-installaties VertiCer augustus 2021 - december 2023

Ook
al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers
nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en we nog de nodige
bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe
aantallen projecten door VertiCer, en rechtsvoorganger
CertiQ, geregistreerd van maand tot maand, laten, ook in
de huidige versie van december 2023, een zeer duidelijke
afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer
van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 385 nieuwe
gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de
rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en
vanaf augustus dat jaar zelfs zeer sterk "afgekoeld".
Met wat ups en downs, is het laagste volume voorlopig bereikt
in november 2022, met, inmiddels, 93 nieuwe installaties.
Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, leidde
tijdelijk tot negatieve groei cijfers in augustus en september,
positieve groei in oktober en november, om wederom een negatieve
groei van -67 exemplaren te bereiken projecten in de huidige
update tm. eind 2023. Eerder getoonde negatieve groeicijfers
voor de maanden maart tm. juli zijn inmiddels, zoals gebruikelijk,
omgezet in positieve aanwas, a.g.v. de voortdurend wijzigende
historische cijfers in de VertiCer bestanden. Dit zal ongetwijfeld
ook volgen voor de maanden waar nu nog negatieve groeicijfers
voor zijn afgeleid. In de huidige update zijn voor slechts
9 maanden de waarden inmiddels weer aangepast sinds het
exemplaar tm. november 2023. De oudste (kleine) wijziging
was ditmaal voor december 2022 (2 extra projecten toegevoegd).
Al
zal de nu nog vastgestelde "negatieve netto groei"
in augustus, september en december beslist ook nog in positieve
zin ombuigen in latere updates, zoals in het recente verleden
is geschied, de trend is bij de aantallen onmiskenbaar:
er worden, netto bezien, nog maar relatief weinig netgekoppelde
projecten bijgeschreven bij VertiCer, per maand. Een van
de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen
uit de databank van de Gasunie/TenneT dochter is begonnen,
die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt.
Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval
van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes,
die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan
zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu
de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen
is. Uiteraard betekent uitschrijving uit de VertiCer databank
verder beslist niet dat de betreffende projecten
fysiek zijn, of worden verwijderd. Ze kunnen nog vele jaren
lang met een aardig rendement worden ge-exploiteerd door
de eigenaren, zonder SDE-gerelateerde inkomsten. Hier is
byzonder weinig zicht op, cijfers over het al of niet verder
exploiteren van deze oudere projecten ontbreken in het geheel
in statistiek moeras Nederland.

Een
vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar),
maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename
(of zelfs tijdelijk zelfs afname) van de capaciteit van
gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een
nogal afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met
sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling.
Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld.
De "netto negatieve groei" in september 2022,
al gesignaleerd
in het januari rapport, is uiteindelijk in latere updates
in ieder geval omgeslagen in "normale, positieve groei",
van, inmiddels, 73,1 MWp. De ook al hoge piek in januari
2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage zelf, is sedert
dat rapport continu verder opgeplust, en geeft in de huidige
rapportage van november al een netto groei t.o.v. eind 2022
van 432,6 MWp aan. In het "klassieke" CertiQ december
rapport van 2022 was
nog een zeer hoge november piek zichtbaar bij de capaciteit.
Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin
van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke
datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder
al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk
kleiner, inmiddels neerkomend op 306,7 MWp nieuw volume
(ongewijzigd sedert de vorige 5 updates).
Voor
februari 2023 was er aanvankelijk een magere positieve groei
van 28,1 MWp positief. Deze sloeg echter in de maart rapportage
om in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief
(!), bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten. In de
april update was er een marginale opwaartse correctie naar
312,3 MWp. In de rapportages voor mei tm. december is de
negatieve "groei" verder fors geslonken naar,
inmiddels, minus 207,0 MWp. Zoals al vaker gemeld, kunnen
de redenen voor zulke, soms aanzienlijke bijstellingen,
zeer divers zijn, zoals destijds gerapporteerd door CertiQ
na vragen van Polder PV daar over (artikel
16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht
(deels) correctie(s) geweest van de hoge ("record")
capaciteit weergegeven voor de maand januari ?
In
het tabelletje hier onder heb ik, voor 2023, de wijzigingen
tussen de oorspronkelijke groeicijfers per maand en de huidige,
meest recent bekende weergegeven, waar duidelijk de forse
veranderingen uit blijken die in het VertiCer dossier worden
doorgevoerd, in de loop van de tijd:
-
januari
354,4 MWp >>> 432,6 MWp
- februari
28,1 MWp >>> -207,0 MWp
- maart
197,4 MWp >>> 223,9 MWp
- april
-15,4 MWp >>> 193,9 MWp
- mei
-0,2 MWp >>> 158,3 MWp
- juni
-0,7 MWp >>> 121,4 MWp
- juli
-14,6 MWp >>> 56,9 MWp
- augustus
-25,5 MWp >>> 62,2 MWp
- september
-41,6 MWp >>> 138,0 MWp
- oktober
82,7 MWp >>> 205,0 MWp
- november
-60,2 MWp >>> -34,4 MWp
- december
-52,5 MWp >>> ?
In
de huidige update zijn voor 11 maanden de nieuwe capaciteit volumes
inmiddels weer, allemaal opwaarts, aangepast sinds het exemplaar tm.
november 2023.
Als
we de nieuwe maandvolumes voor 2022 optellen, komen we op een groei
van bijna 1.962 MWp uit. En voor 2023 slechts ruim 1.298 MWp,
wat bijna 34% minder is. Dit wordt, in eerste instantie,
vooral veroorzaakt door het (fors) negatieve maandgroei cijfer voor
februari. Bij de aantallen waren de verschillen nog veel groter (75%
minder netto nieuwe projecten). Zelfs bij de verwachting, dat deze cijfers
nog flink verder bijgesteld zullen gaan worden, moet de conclusie nu
al luiden, dat de groei in de SDE gedreven projecten markt in het afgelopen
jaar significant lager zal uitpakken dan in 2022.
3b.
Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QIV 2023
In
een eerdere update heb ik de kwartaal cijfers weer van stal gehaald
en in grafiek weergegeven tm. de toen net "volledig", geworden
cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023. In het huidige
exemplaar heb ik de soms weer licht gewijzigde data gebruikt, en nog
lang niet definitief vastgestelde, ook aangepaste resultaten voor QII
- QIV 2023 rechts toegevoegd. Met name laatstgenoemde volumes zullen
nog fors wijzigen, gezien de continu door Polder PV bijgehouden data
historie van VertiCer en haar rechts-voorganger CertiQ.

Wederom
met bovengenoemde disclaimer in het achterhoofd, waardoor de verhoudingen
tussen kwartalen onderling dus ook nog lang niet vaststaan, lijkt een
conclusie wel al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel de aantallen
netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee
gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van
2022 in globale zin stapsgewijs beduidend afgenomen. En lijkt de PV
projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook
diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal
is afgenomen van, momenteel, 902 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar
423, met de nu bekende cijfers, voor QI 2023, en zelfs nog maar 202
in QII 2023. QIII geeft nu nog een kleine netto negatieve groei van
-17 projecten weer, al is de verwachting dat dit cijfer nog flink zal
gaan wijzigen (waarschijnlijk > positief wordend). QIV 2023 zit momenteel
op een kleine plus van 15 nieuwe projecten, waarvoor uiteraard hetzelfde
geldt.
Bij
de nieuwe gerapporteerde netto capaciteit is het verhaal duidelijk minder
pessimistisch. Het netto volume per kwartaal nam even toe, van, momenteel,
557 MWp in QIV 2021, naar 627 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook, gemiddeld
genomen, aantoonbaar minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te
bereiken in QIV 2022, met 362 MWp nieuw gerapporteerd volume, gebaseerd
op de huidige cijfers. Daar is inmiddels duidelijk verbetering in gekomen.
Met 449 MWp in QI 2023, al is dat slechts 72% van de groei in QI in
2022 (627 MWp). Voor de aanwas in QII 2023 geldt momenteel een netto
groei van 474 MWp, waar later nog e.e.a. aan zal gaan wijzigen, vermoedelijk
in positieve zin. Het niveau is daarmee momenteel gestegen naar ruim
97% van de 487 MWp in QII 2022, en kan dus, in theorie, een iets grotere
omvang gaan bereiken, als er later nog veel volume aan wordt toegevoegd.
De nog zeer premature aanwas in QIII is inmiddels al toegenomen tot
257 MWp in de plus, al is dat nu nog maar 53% van het nieuwe volume
in QIII 2022.
Voor
het laatste kwartaal van 2023 is het totaal volume nu 118 MWp, en ook
dat is nog maar 33% van het volume in QIV 2022, met nog latere updates
aan toevoegingen te verwachten. De volumes voor in ieder geval de laatste
twee kwartalen gaan beslist in een later stadium nog verder opwaarts
aangepast worden. De vraag is, of latere bijstellingen daar significant
veel aan zullen gaan veranderen, wat groeivolumes zou opleveren die
in de buurt zouden komen van de vergelijkbare kwartalen in 2022.
Hoe
dit bij de capaciteit van gecertificeerde projecten zal gaan verlopen
is nog spannend. Maar verwacht hierbij geen plotselinge hoge groeicijfers,
die zijn niet meer haalbaar in ons land. En met het nu al beruchte,
recent
aangekondigde verbod voor nieuwe zonneparken in Nederland,
zal het groeitempo in de projecten sector stapsgewijs verder gaan opdrogen,
zelfs al zouden er meer (grote !) daken worden ontsloten.
Voor
de evolutie van de gemiddelde systeem omvang (per maand), zie ook de
grafiek onder paragraaf 2a.
3c.
Halfjaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde
PV-installaties VertiCer 2022-2023 HII
Omdat
een tijdje geleden de eerste resultaten voor het 1e half-jaar van 2023
beschikbaar waren gekomen, en alweer gewijzigd, heb ik in een vorige
analyse ook weer de "half-jaar grafiek" van stal gehaald.
Die had ik voor het laatst gepubliceerd op basis van de CertiQ data
in het bericht
van 9 januari 2023. Het huidige exemplaar bevat echter alleen de
laatst bekende resultaten gebaseerd op de compleet gereviseerde publicatie
systematiek bij VertiCer. De (aangepaste) cijfers voor de tweede jaarhelft
van 2021 zijn niet volledig bekend, vandaar dat we nu nog slechts de
resultaten vanaf de 1e jaarhelft van 2022 kunnen laten zien, tm. de
eerste "complete" cijfers voor HII 2023 (tm. december, maar
nog zéér voorlopig, daarom gearceerde kolommen).

Ook
uit deze nog zeer voorlopige halfjaarlijkse groei cijfers blijkt een
afkoeling van de projecten markt, zoals dominant vertegenwoordigd in
het VertiCer dossier. Bij de aantallen projecten nam de half-jaarlijkse
aanwas af, van 1.518 nieuwe projecten in HI 2022, via 1.016 stuks in
HII 2022 (33% minder), naar nog maar een (voorlopige) groei van slechts
625 nieuw in HI 2023. Wederom ruim 38% minder. Achteraan vinden we (gearceerd)
de eerste resultaten voor de tweede jaarhelft van 2023, met nog slechts
zeer voorlopige data, een netto negatieve groei van -2 installaties),
en nog veel addities en wijzigingen te verwachten.
Bij
de capaciteit namen de nieuwe volumes per half-jaar minder dramatisch
snel af, en is er zelfs een geringe opleving te zien. Met de huidige
bekende cijfers 1.114 MWp nieuw in HI 2022, 848 MWp in HII 2022 (24%
minder), en (voorlopig) 923 MWp nieuwe capaciteit in HI 2023, bijna
9% méér dan in HII 2022. Wel is de aanwas in HI 2023 nog
steeds 17% lager dan in dezelfde jaarhelft in 2022. De vraag is of het
verschil voldoende wordt bijgeplust in latere updates, om in de buurt
van HI 2022 te gaan komen.
De
tweede jaarhelft van 2023 geeft, met de netto groei van, momenteel,
375 MWp, nog slechts een geringe vingerwijzing naar de uiteindelijk
vast te stellen (definitieve) groei voor dat half jaar, als alle toevoegingen
en wijzigingen zijn verwerkt. Dat kan nog wel even gaan duren.
Een
aspect is in ieder geval duidelijk: de afname van de groei sedert HI
2022 is voor de capaciteit in relatieve zin "beperkt", t.o.v.
de zeer forse daling bij de netto aantallen nieuw geregistreerde projecten
bij VertiCer. Gecombineerd met de sterke afname van de aantallen (overgebleven)
geregistreerde installaties, lijkt hier weer een duidelijke extra vingerwijzing
naar verdere schaalvergroting van de markt zichtbaar te worden. Met
gemiddeld genomen nóg grotere installaties, dan we toch nog toe
al hadden gezien, in de Nederlandse projecten markt.
Mogelijk
wordt deze trend nog verder versterkt, doordat er regelmatig kleinere
projecten worden uitgeschreven bij VertiCer (zie tabellen onder paragraaf
5), terwijl de overblijvende (en nieuwe) projecten in de bestanden
gemiddeld genomen zelf al veel groter zijn dan de oude (deels zelfs
residentiële) kleine installaties. Dat kan een extra oorzaak zijn
van de toenemende trend verschillen tussen de overgebleven aantallen
resp. capaciteit van de geregistreerde projecten bij VertiCer.
3d.
Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde
PV-installaties VertiCer YOY 2009 - 2022** - 2023*

Wederom
naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de
daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data
update van VertiCer, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met
referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige
historie het laatste driekwart jaar van 2023 geen update meer heeft
gehad bij CertiQ, en in deze 7e update van de hand van VertiCer, is
de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de
update van 1 maart, tot en met het jaar 2020 (toen nog bij CertiQ gepubliceerd).
En zijn de nieuwe data voor 2021**, 2022**, en de eerste resultaten
voor 2023*, toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van de data
tm. december 2023, zoals geopenbaard door rechtsopvolger VertiCer. De
grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers.
Mochten toekomstige "historische" jaarcijfers alsnog wijzigen,
en wereldkundig worden gemaakt, zullen die in latere updates worden
toegevoegd aan deze grafiek.
Duidelijk
is te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse
aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit
per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau
van 3.765 [overgebleven † !] nieuwe installaties in 2009, het
gevolg van de enkele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen
die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd.
Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto
uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later
ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid
nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259
nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan
door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+",
tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar
2020.
Daarna
is, zelfs met grote hoeveelheden nieuw beschikte projecten onder de
SDE "++" regimes, het tempo weer fors afgenomen, waar met
name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige)
oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu netto
3.882, resp. 2.534 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume
voor 2022 is slechts 46% van het record niveau in 2020.
In
2023 is nog maar een zeer beperkt volume van 623 (netto) nieuwe projecten
bekend (gearceerde blauwe kolom achteraan). Hier kan nog veel aan wijzigen,
in de te verwachten maandelijkse cijfer updates later in 2024.
Capaciteit
andersoortige trend
Bij
de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel"
geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp
nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010,
nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk
te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van
de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit
toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar
2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen gerealiseerde
nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren.
In
2021 was het nieuwe netto volume nog 2.006,6 MWp, dat is in 2022 momenteel
nog maar 1.961,6 MWp met de huidige update. Dat is, met ruim 80% van
het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter
dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (46%), maar
het is en blijft een grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit.
Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers
nog niet "in beton zijn gegoten", en nog verder kunnen wijzigen.
Opvallend blijft in ieder geval, dat met de laatste updates, het jaargroei
volume voor de capaciteit in 2022 steeds dichter is toegekropen naar
dat van het voorgaande jaar. Het verschil is nu nog maar 46 MWp.
In
2023 is in de eerste 11 maanden nog maar een netto volume bijbouw van
1.222,6 MWp geconstateerd. Als dat naar een heel kalenderjaar zou worden
toegerekend, zou je, puur theoretisch, op slechts 1.334 MWp kunnen komen.
Wat slechts 55% t.o.v. de toevoeging zou zijn in record jaar 2020, resp.
80% t.o.v. de nu bekende groei in het voorgaande kalenderjaar, 2022.
We hebben echter ook gezien dat bijna alle recentere data nog (flink)
zullen worden bijgesteld, dus vermoedelijk zal dat "substantieel
hoger" gaan uitpakken. Hoe hoog, is nu echter de nog niet te beantwoorden
vraag.
Gemiddelde
project omvang
Wederom
heb ik, uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers,
uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten
per jaar berekend, en getoond in de groene curve in bovenstaande grafiek
(vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na
een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie,
van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 774,1 kWp gemiddeld
per nieuw project in 2022. Een factor 155 maal zo groot, in 13 jaar
tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering
van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen
op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe
realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar
wordende netcongestie, met name op de middenspannings-netten. Wat uiteraard
ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van
de gecertificeerde nieuwe volumes in de VertiCer databank:
de uitbouw is sterk aan het vertragen.
Voor
2023 is een sterke toename van de gemiddelde capaciteit zichtbaar, naar
inmiddels 2.084 kWp per project (!). Echter, omdat deze maatvoering
van 2 input variabelen afhankelijk is, die beiden nog flink (in beide
richtingen) kunnen gaan afwijken van de huidige waarden, is er nog niet
veel te zeggen over wat dit uiteindelijk op kalenderjaar basis zal gaan
opleveren. Het is echter wel waarschijnlijk, dat die gemiddelde nieuwe
project capaciteit op een hoog niveau zal komen te liggen, vanweg de
sterk neerwaartse trend bij het aantal nieuwe projecten, bij een veel
minder sterke krimp bij de nieuwe totale capaciteiten.
†
Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden
bij VertiCer voorganger CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn
verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van
Polder PV wordt hier regelmatig, en gedetailleerd over gerapporteerd
(exemplaar 1 oktober 2023, zie hier).
4.
100 procents-grafieken en segmentatie naar grootteklasse
Een
van de nieuwe mogelijkheden van de compleet herziene presentaties bij
VertiCer, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort
uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten,
waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door
Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door rechtsvoorganger CertiQ.
Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd,
is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen,
de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere
updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere
periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van
een bescheiden omvang.
In
het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse
trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief
een toen nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie,
die niet bleek te zijn hersteld (artikel
14 februari 2023). Van dat historische overzicht zijn, om onbekende
redenen, tm. de huidige maand cijfers bij rechtsopvolger VertiCer, nog
steeds geen updates verschenen. Maar uiteraard wel op de wat kortere
termijn. De nieuwe data voor december 2023, en de aangepaste waarden
voor de maanden in de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt
u hier onder.
4a.
100 procents-grafiek aantallen per categorie

Een
zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends
van de 8 door VertiCer en haar rechtsvoorganger onderscheiden grootteklassen
van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar
voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind december
2023 / begin januari 2024 zijn de absolute waarden per grootteklasse
rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën
(1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli
2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. Er is
echter weer een stabilisatie gekomen, omdat het tempo bij de aantallen
nieuw netgekoppelde projecten onder de SDE regimes weer flink is afgenomen.
In de december 2023 update, is het totale aantal installaties groter
of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke
volume al op ruim 56% van het totaal gekomen (19.332 van, in totaal,
34.250 projecten). De categorie 100-250
kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.336 exemplaren,
afgezien van de kleinste installaties tot
5 kWp (8.641 stuks, eind december 2023). Uiteraard hebben
de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, relatief weinig
tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste
volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek.
Plussen
en minnen
Een
klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën
wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van VertiCer
(diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's,
analyse
status 1 oktober 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig
buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten
bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. Een
fenomeen wat compleet onbekend lijkt in de PV sector in ons land, er
wordt in ieder geval nooit over gerept, behalve dan bij Polder PV. In
2023 werden er bijvoorbeeld netto 40 installaties in de kleinste project
categorie uitgeschreven, maar kwam er tegelijkertijd een verrassende
hoeveelheid van 139 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor
normaliter beslist géén (nieuwe) SDE beschikking afgegeven
kan zijn sedert SDE 2011 (zie ook tabel
paragraaf 5b). Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig
uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers, Vandebron, en Allinpower,
en het in België al actieve EnergySwap, die geoormerkt garanties
van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboeken,
ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar
kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten, of bijvoorbeeld
kleine installaties op scholen, gymzalen e.d. bij zitten.
Om dat soort transacties te kunnen / mogen doen, moeten de betrokken
projectjes ook verplicht geregistreerd worden bij VertiCer.
De
grootste categorie, projecten (of eigenlijk: "registraties")
groter dan 1 MWp per stuk,
omvat eind december 2023 1.515 installaties (wederom 22 meer dan in
de vorige update tm. november), wat slechts 4,4% van het totale aantal
is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote
"verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid
capaciteit in deze categorie, is, destijds, CertiQ, helaas niet ingegaan.
4b.
100 procents-grafiek capaciteit per categorie

Een
vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen
projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. december 2023, voor
de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor eind december 2023
zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander
beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste
project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan
het aandeel op het totale volume in de getoonde periode alweer flink
is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot al bijna 61% eind december
2023 (6.722 MWp, t.o.v. het totale volume van 11.106 MWp in die maand).
Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector
wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing
naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.515
projecten in december 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende
systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie.
In juli 2021 was dat nog 4.027 kWp gemiddeld, eind 2023 is dat alweer
toegenomen naar 4.437 kWp, een toename van ruim 10% in 30 maanden tijd.
Voor
de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte"
meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën
mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100
- 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste
geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%,
eind 2023 is dat 95,2% geworden. De kleinste 2 categorieën zijn
op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is eind december
2023 geslonken naar nog maar 0,14% van totaal volume (15,5 MWp, projecten
van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,20% (21,9 MWp,
projecten van elk 1 - 5 kWp).
Dan
resteren nog relatief bescheiden volumes voor de categorieën projecten
van 50-100 kWp (totaal 363 MWp eind 2023), resp. 10-50 kWp (totaal 128
MWp).
5.
Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023
5a.
2022 revisited - status update eind december 2023
In
de maandrapport analyse voor januari vorig jaar publiceerde ik ook een
tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar
2022. Daar zijn natuurlijk in de tussenliggende rapportages weer veel
wijzigingen in gekomen, waarbij ik de laatste stand van zaken in de
november update hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting,
zie de analyse
bij het januari 2023 rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke
gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het voorgaande exemplaar,
van november, zijn cursief weergegeven. Ditmaal zijn er de nodige cijfers
ongewijzigd gebleven in de huidige versie, het zijn er duidelijk meer
dan in voorgaande updates. De volumes voor kalenderjaar 2022 beginnen
kennelijk eindelijk te stabiliseren. De meeste afgeleide cijfers zijn
uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.
| Nieuwe
jaarvolumes 2022 (YOY) |
Aantallen |
aandeel
op totaal (%) |
Capaciteit
(MWp) |
aandeel
op totaal (%) |
Gemiddelde
capaciteit per nieuwe installatie (kWp) |
1-5
kWp
|
-56 |
-2,2% |
-0,069 |
-0,004% |
1,2 |
5-10
kWp
|
50 |
2,0% |
0,406 |
0,02% |
8,1 |
10-50
kWp
|
218 |
8,6% |
6,810 |
0,35% |
31,2 |
50-100
kWp
|
423 |
16,7% |
32,525 |
1,7% |
76,9 |
100-250
kWp
|
791 |
31,2% |
136,765 |
7,0% |
172,9 |
250-500
kWp
|
522 |
20,6% |
180,789 |
9,2% |
346,3 |
500-1.000
kWp
|
268 |
10,6% |
191,319 |
9,8% |
713,9 |
>
1 MWp |
318 |
12,5% |
1.413,054 |
72,0% |
4.443,6 |
Totaal |
2.534 |
100% |
1.961,599 |
100% |
774,1 |
Aantallen nieuw
"totaal" wijzigde in de huidige update, van 2.532 naar 2.534;
de capaciteit "totaal" nam ook toe, van 1.960,445 MWp naar
1.961,599 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van
de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is wederom door alle wijzigingen
lager geworden: van 774,3 kWp naar 774,1 kWp bij de
totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties.
Overduidelijk blijft,
dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag
bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 791 nieuwe exemplaren
bekend, 31,2% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp
als goede tweede (522 nieuwe projecten, 20,6%). Opvallend blijft het
forse volume van 318 nieuwe installaties in de grootste projecten categorie
>1 MWp (12,5%, stabiel sinds de vorige update), waar de meeste grondgebonden
zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d.
onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie
op, er zijn inmiddels netto 56 projecten uit de databank van VertiCer
"uitgeschreven" in 2022. Daarvoor zijn diverse redenen mogelijk,
waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking,
die door hun subsidie termijn heen zijn, en waarvan de eigenaren actief
de registratie bij de rechtsopvolger van CertiQ hebben be-eindigd.
Bij de capaciteit
is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter
dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.413,1 MWp van het
totale 2022 jaarvolume (72,0%) op haar conto, een zoveelste illustratie
van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën
kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van
9,8, 9,2, resp. 7,0% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit).
De kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee
bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,35% of veel minder bij de
capaciteit).
5b.
Groei in 2023 (zeer voorlopig) - status update 1 januari 2024
Naar analogie van
de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige
tabel), geef ik hier onder de uiteraard nog zeer voorlopige data voor
de als "zeer rustig" te bestempelen 12 maanden van 2023 (cumulatie
januari tm. december), volgens de cijfers in het laatste maandrapport
verschenen op de VertiCer website. Hier gaat waarschijnlijk nog wel
e.e.a. aan veranderen, dus nog zéér voorlopige cijfers
voor dat jaar:
| Nieuwe
"jaar" volume 2023 (jan. tm. dec.) |
Aantallen |
aandeel
op totaal (%) |
Capaciteit
(MWp) |
aandeel
op totaal (%) |
1-5
kWp
|
-40 |
-6,4% |
-0,041 |
-0,003% |
5-10
kWp
|
139 |
22,3% |
1,223 |
0,09% |
10-50
kWp
|
-60 |
-9,6% |
-1,859 |
-0,14% |
50-100
kWp
|
91 |
14,6% |
7,460 |
0,58% |
100-250
kWp
|
96 |
15,4% |
15,437 |
1,2% |
250-500
kWp
|
119 |
19,1% |
35,372 |
2,7% |
500-1.000
kWp
|
105 |
16,9% |
77,163 |
5,9% |
>
1 MWp |
173 |
27,8% |
1.163,532 |
89,6% |
Totaal |
623 |
100% |
1.298,287 |
100% |
Uit dit overzicht
blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in 2023 in bijna alle kleinere
categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege
de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij VertiCer, hebben
deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de
herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige
tabel). Er zijn vanaf begin dit jaar nogal wat wijzigingen geweest in
de updates van dit jaar. Sommige voorheen "negatieve groeicijfers"
zijn inmiddels omgeturnd in positieve exemplaren, en vice versa. Nogmaals
wijs ik op het oorspronkelijke, uitgebreide
commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers
en wijzigingen daarin tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het
berekenen van systeemgemiddeldes bij negatieve groeicijfers heeft niet
zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten.
Dat komt later wel, als er enig zicht is op volledige jaarcijfers.
Negatieve
groei cijfers zijn er voor zowel aantallen als bij de capaciteit bij
de categorieën 1-5 kWp (-40, resp. -0,041 MWp), en 10-50 kWp (-60,
resp. -1,859 MWp).
In totaal zijn er
netto bezien in 2023 nog maar 623 nieuwe projecten bijgekomen, 48 meer
dan in de voorgaande update. Dat zal nog wel aardig bijgesteld kunnen
gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag,
dat is al een tijdje duidelijk. Een neergaande trend bij de netto bijkomende
projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages.
Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare"
maandrapport van rechtsvoorganger CertiQ (december
2022). Deze trend lijkt zich te hebben versterkt, vooral bij de
netto aantallen nieuwkomers.
Gezien vele
problemen in de markt "redelijke" groei van capaciteit
Wat overblijft,
is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit, ondanks
de vele, structurele problemen in de markt (met name voorhanden netcapaciteit
en hogere project kosten). De facto is die vrijwel exclusief
neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project
categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werd tussen
januari en eind december 2023 al een "behoorlijke" 1.163,5
MWp aan toegevoegd, bijna 90% van het totale nieuwe volume van 1.298,3
MWp.
De in een vorige
update gerapporteerde disclaimer, dat voor de grootste project categorie
een schier onmogelijk hoog project gemiddelde van 31,5 MWp
per project resulteerde voor het eerste kwartaal, lijkt met de diverse
gepasseerde latere forse bijstellingen in ieder geval alweer achterhaald,
zoals toen ook al voorspeld. Het gemiddelde met de huidige cijfers is
inmiddels uitgekomen op een veel "logischer" gemiddelde van
6,7 MWp voor de grootste project categorie. Dat ligt echter nog steeds
op een hoog niveau. Deze categorie zet een dominant stempel op het totale
gerealiseerde volume, en de projecten in deze categorie zijn per stuk
ook nog eens gemiddeld zeer groot.
De enige categorieën
die nog enigszins iets voorstellen zijn de 3 op een na grootsten, met
projecten tussen de 500 en 1.000 kWp, resp. 250-500 kWp, en 100-250
kWp, die momenteel cumulatief in 2023 een verzameling van 77 MWp, resp.
35 MWp en ruim 15 MWp nieuw toegevoegde capaciteit tellen. De overige
categorieën stellen weinig voor bij de nieuwe capaciteit in deze
periode.
6.
Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's
tm. november 2023
Ook voor deze parameter,
afgegeven hoeveelheid Garanties van Oorsprong (GvO's), geldt, dat er
geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer
recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen
de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die
verder terug gaat in de tijd, zie de update
in de bespreking van het februari rapport van 2023, en het commentaar
daarbij.

De
extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit
de nieuwe spreadsheets van VertiCer is niet eenvoudig omdat er terug
gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen
/ bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven
garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk
per maand opgeteld moeten worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke
resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. november
2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1
maand achter op die van de opgestelde generator capaciteit. De productie
is weergegeven in de blauwe
curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh).
Er
zijn twee
"drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten
eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties
in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden
("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand.
Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities
in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni
(2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer
waren bij de productie. Voor de hier getoonde recentere periode zijn
de waargenomen "zomer pieken" alle 3 in juni gevallen. Twee
van de drie pieken zijn in de huidige update iets opgeplust, juni 2021
bleef op 923 GWh steken, in juni 2022 is de piek nu een volume van 1.241
GWh aan afgegeven GvO's in die maand (ruim 34% hoger dan in juni 2021).
De
tot nog toe gecertificeerde productie in juni 2023 is ook weer verder
opgeschroefd, naar een nieuw record niveau van 1.528 GWh,
in de huidige revisie. Dat is al ruim 23% hoger dan in juni 2022. Anton
Boonstra had voor heel Nederland, voor juni 2023, 11%
meer instraling vastgesteld dan in juni 2022, de maand was dan ook
"record
zonnig" volgens het KNMI. Dit opmerkelijke resultaat voor juni
is dus niet verbazingwekkend. Dat, in combinatie met de continu voortschrijdende
nieuwbouw van PV projecten (al dan niet met SDE subsidie), maakt dat
we eind juni dit jaar al een (gecertificeerd) productie record te pakken
hebben. In de vorige rapportage lag het toen bekende resultaat voor
juni nog op een niveau van 1.523 GWh, dus er zijn wederom de nodige
productie certificaten voor die recordmaand bijgeschreven in de huidige
update, en de verwachting is dat die piek nog wel wat hoger kan gaan
worden in komende updates.
De
piek volumes uit met name de laatste 2 jaar zullen later ook nog enigszins
kunnen worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet
maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers
namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de
databestanden van VertiCer toegevoegd. En worden ze "zichtbaar"
in de hier getoonde productie historie. De impact zal echter relatief
bescheiden zijn.
Juli
duidelijk minder productie dan juni
Het
alweer bijgestelde resultaat voor juli 2023 laat een scherpe neerwaartse
knik in de grafiek zien, en komt, nog zeer voorlopig, uit op een productie
van 1.186 GWh in die maand. Wat bijna 2% lager is dan de 1.208 GWh in
de zeer zonnige juli 2022. Ten eerste was juli 2023, i.t.t. juni, een
historisch bezien "normale" maand wat het aantal zonne-uren
betreft. Boonstra meldde
dat er in die maand 11,3% minder instraling was dan in juli
2022, en productie is altijd direct gerelateerd aan de hoeveelheid instraling,
dus een lagere output voor juli was sowieso al de verwachting.
Ten
tweede. In juli 2023 steeg het aantal uren met negatieve prijzen op
de stroommarkt behoorlijk, volgens de bekende grafiek van Martien Visser
van Entrance op "X" (28
oktober 2023). Het kan beslist zo zijn geweest, dat hierdoor met
name grotere projecten tijdelijk hun productie hebben gestaakt, om geen
geld te moeten betalen i.p.v. te ontvangen. Geen productie = geen GvO's.
De omvang daarvan is echter nog steeds een aardig mysterie, want die
afschakelingen worden bij mijn weten niet nationaal bijgehouden cq.
geopenbaard ...
Augustus
2023 zit momenteel op 1.053 GWh, wat bijna 10% lager is dan de 1.166
GWh, die tot nog toe voor ook zeer zonnig augustus 2022 door VertiCer
zijn uitgegeven.
Voor
september 2023 is tot nog toe voor 892 GWh aan GvO's afgegeven. Dat
is al 16% meer, dan de al meer geconsolideerde uitkomst voor september
2022 (768 GWh). Dit is in lijn met het feit, dat Anton Boonstra uit
de KNMI data 6,8% meer horizontale instraling in september 2023 heeft
berekend dan in september 2022 (platform
"X", 1 oktober 2023), in combinatie met de toegenomen
capaciteit in het tussenliggende jaar.
Oktober
2023 heeft een voorlopig volume van 433 GWh, 11% onder het voorlopige
resultaat voor oktober 2022. Het nu eerst gepubliceerde cijfer voor
november 2023 geeft zelfs 12% minder opbrengst, dan in november van
het voorgaande jaar. Maar sowieso zal hier
uiteraard nog het nodige bij gaan komen. Standaard bij de GvO data van
VertiCer is, dat de eerstpublicatie voor een willekeurige maand al het
grootste volume GvO's voor die maand oplevert. Afgiftes die later worden
gepubliceerd, zijn al veel geringer van omvang, en worden stapsgewijs
kleiner qua volume. Het "doorsijpelen" van later afgegeven
GvO's, die met terugwerkende kracht voor de betreffende maand worden
bijgeschreven, kan echter heel lang doorgaan. Dat kan minstens langer
dan een jaar duren in veel gevallen.
De
tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente
verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink
meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie
volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan
de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat
is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken
(bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De groei van
capaciteit is echter in 2023 duidelijk afgezwakt, zoals eerdere grafieken
in deze bijdrage laten zien. Maar alle nieuwe capaciteit zal bijdragen
aan het verhogen van de pieken, zelfs al hebben ze in toenemende mate
oost-west opstellingen.
Progressie
in winter"dips"
In
de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips"
ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende
productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid
zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december
2022 weer een marginaal hoger volume te zijn toegerekend, 135,5 GWh.
Dat is wel al 12,2% hoger dan in december 2021 (120,8 GWh), en is zelfs
al ruim een factor 4,5 maal het niveau van de "dip" in het
winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder
gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name
de recentere maand productie cijfers later nog wat opgeplust zullen
gaan worden.
7.
Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong
Een
herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties
van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers
(link). Er is nog steeds
geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf
mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen
zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald.
Als
we alleen naar de geregistreerde volumes in de data van de huidige update
van 1 januari 2024 kijken, zou 2021 in totaal 4.502 GWh gecertificeerde
productie hebben, en 2022 al 8.538 GWh, exclusief alle andere volumes
van niet bij VertiCer geregistreerde installaties (waar onder vrijwel
de gehele residentiële markt). In de eerste 11 maanden van 2023
is tot nog toe al 8.741 GWh gecertificeerde zonnestroom productie geregistreerd,
dus al ruim boven het kalenderjaar volume van 2022. De productie van
december 2023 zal nog aan het geheel toegevoegd moeten gaan worden,
én er zullen nog de nodige nakomende volumes van eerdere maanden
worden bijgeplust. Het zal daarbij interessant zijn, te zien, wat de
balans zal gaan worden tussen de méér productie van de
toegevoegde nieuwe gecertificeerde capaciteit in 2023, in relatie tot
het feit, dat de cumulatieve instraling in dat jaar, 7,2% lager lag,
dan in het relatief zonnige jaar 2022, aldus
de data-extracten en waarnemingen van Anton Boonstra.
8.
Bronnen
Intern
- rapportages CertiQ / VertiCer 2023, aflopend gesorteerd
VertiCer
update november 2023 - eerste 11 maanden 1.223 MWp gecertificeerde PV
capaciteit nieuw, (voorlopig) 31% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in
dezelfde periode 2022
(4 december 2023)
VertiCer
update oktober 2023 - eerste 10 maanden 1.127 MWp gecertificeerde PV
capaciteit nieuw, (voorlopig) 33% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in
dezelfde periode 2022 (2 november 2023)
VertiCer
update september 2023 - eerste 3 kwartalen 867 MWp gecertificeerde PV
capaciteit nieuw, (voorlopig) 46% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in
dezelfde periode 2022 (4 oktober 2023)
VertiCer
update augustus 2023 - eerste 8 maanden 835 MWp gecertificeerde PV capaciteit
nieuw, (voorlopig) 45% minder t.o.v. nieuwe capaciteit in dezelfde periode
2022 (7 september 2023)
VertiCer
update juli 2023 - eerste zeven maanden 646 MWp, (voorlopig) 46% van
nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (2 augustus 2023)
VertiCer
(ex CertiQ) update juni 2023 - "negatieve maandgroei", stabilisatie
capaciteit; eerste half jaar 546 MWp, (voorlopig) 49% van nieuwe capaciteit
t.o.v. zelfde periode 2022 (19 juli 2023)
CertiQ
/ VertiCer update mei 2023 - "negatieve maandgroei" aantal
installaties, stabilisatie capaciteit; eerste vijf maanden 356 MWp,
38% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (3 juni 2023)
CertiQ
/ VertiCer update april 2023 - wederom "negatieve maandgroei";
eerste vier maanden slechts 14% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde
periode 2022 (4 mei 2023)
CertiQ
/ VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde
zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022 (4 april
2023)
CertiQ
/ VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde
zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden
in februari (7 maart 2023)
Revisie
van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe
jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie
Garanties van Oorsprong. (14 februari 2023)
Januari
2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit,
354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari
2023)
CertiQ
herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari
2023)
Sinterklaas
surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport
wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari
2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en
links naar eerdere analyses in 2021 en 2022)
Meer
licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom
portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering
van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV)
Extern
Data
overzichten website VertiCer (vooralsnog alleen rapportages over
2023 en 1 ouder overzicht met data tot juni 2021)
NB:
de oude website van CertiQ is niet meer actief, de url verwijst door
naar de site van rechtsopvolger VertiCer !
4
januari 2024: Enkele gebruiks-cijfers Polder
PV in 2023 - Tiende jaar op rij netto surplus zonnestroom van dak huurwoning*.
Zoals vanouds presenteert Polder PV enkele jaarlijkse verbruik- cq.
opwek cijfers van de belangrijkste "energie" en gerelateerde
modaliteiten. Achtereenvolgens elektra, stadswarmte, en drinkwater.
Ondanks enkele ouderdoms-problemen met de PV installatie, is Polder
PV voor het tiende achtereenvolgende jaar op elektra gebied "stroomneggie"
gebleven. Vanwege het eerste volledige kalenderjaar met een net-meter
die invoeding en afname "comptabel" meet, is de presentatie
voor elektra voor 2023 direct op de schop genomen, met byzonder resultaat.
* Dak woningcorporatie,
appartement Polder PV op begane grond heeft geen eigen dak ...
(1) Elektra
Voor de "elektriciteitsbalans"
in het huishouden van Polder PV moest er jarenlang teruggegrepen worden
op het resultaat van de volautomatisch salderende Ferrarismeter, waarmee
het (naar verwachting lage) zelfconsumptie aandeel van de opgewekte
zonnestroom niet getalsmatig hard gemaakt kon worden, omdat het totale
interne verbruik van de aanwezige apparatuur niet separaat bemeten werd
/ kon worden. O.a. vanwege de aanwezigheid van een mechanisch ventilatie
systeem wat niet gemonitord kón worden. De laatste evolutie grafiek
van de resultaten van eigen metingen van de zonnestroom productie, en
het "netto resultaat" op de enkeltarief meterstand van de
Ferrarismeter, kunt u nazien in het eindejaars-bericht van 2022 (artikel
3 januari 2023).
De Ferrarismeter
is op 6 oktober 2022, met
de nodige weemoed bij de webmaster, door een subcontractor namens
netbeheerder Liander vervangen door een (naar verkiezing) "domme"
vierkwadranten digitale netmeter, waarvan slechts 2 telwerken worden
gebruikt, omdat we al sinds we hier wonen een simpel enkeltarief contract
hebben. Een voor netafname, en 1 voor netinvoeding (ook wel ongelukkigerwijs
vaak "teruglevering" genoemd). Met wat kunst en vliegwerk
heb ik nu uit de begin- en eindmeterstanden op die 2 telwerken, én
natuurlijk de eigenhandig gemeten totale zonnestroom productie (via
het oude OK485 interface voor de 13 in gebruik zijnde micro-inverters),
de volgende 2 grafieken kunnen maken voor kalenderjaar 2023.

In
deze eerste grafiek worden de verschillen tussen de einde-jaars-meterstanden
(2022 - 2023) op beide telwerken van de nieuwe "domme" digitale
netmeter getoond, en de resulterende "netto uitwisseling"
op dit allocatiepunt. Op het afname telwerk resulteerde een laag verbruik
van 607 kWh voor ons zuinige
2-persoons huishouden. Het invoedings-telkwerk vertoonde het grootste
volume van onze zonnestroom opwek in dat jaar: slechts weinig zonnestroom
werd - bij gebrek aan "geschikte" apparaten om midden op de
dag veel stroom op te souperen - direct verbruikt. Het overgrote merendeel,
941 kWh van de totale
opwek, ging volautomatisch het net op (zie ook tweede grafiek). Resulterend
uit deze 2 telwerken, is er dus netto in dit jaar 334
kWh op het net "gezet", de allocatie was "negatief".
We zijn en blijven al tien jaar lang netto "stroomneggie".
Of, zo u wilt, sociaal producent van duurzame elektriciteit, die we
aldus "delen met de buren", ook al hebben ze daar vaak geen
weet van ...

Deze
tweede grafiek toont wat er is gebeurd met de zonnestroom opwek in ons
huishouden in 2023, en wordt ons totale verbruik berekend / getoond.
Gemeten
is een totale zonnestroom productie van 1.131
kWh, van de 14 op het dak liggende oude zonnepanelen.
Dit is wel exclusief terraspaneel, wat onregelmatig buiten wordt gezet,
maar dus wel invloed heeft op de totale stroom balans in ons zuinige
huishouden. Eerder zagen we al, dat van de gemeten zonnestroom opwek,
maar liefst 941 kWh (83%)
via het invoedings-telwerk van de netmeter ons pand / allocatiepunt
"verliet" in dat jaar. Slechts 190
kWh, 17% van de opwek, is dus direct in eigen
huis verbruikt. Dat is heel wat lager dan ik lang heb gedacht, en geeft
eens te meer aan dat zuinige huishoudens, met een laag totaal stroomgebruik,
en een kleine PV installatie die grofweg de jaarbehoefte kan dekken,
zeer ongunstig zitten, bij de eigenverbruik factor. En dat, als het
wetsvoorstel afbouw salderen door de Senaat aangenomen wordt, dit soort
huishoudens dus geen gunstig afreken scenario te wachten staat.
In
de laatste kolom vinden we ons bruto stroomgebruik terug, de optelling
van het verbruik op het afname telwerk in grafiek 1 (607 kWh), plus
de direct in-house verbruikte eigen opwek van zonnestroom (190
kWh). Resultante: een blijvend, zéér laag stroomverbruik
van slechts 797 kWh op
jaarbasis.
De
verwachting van Polder PV is, dat er weinig in de reguliere verhoudingen
tussen deze cijfers zal gaan komen, gezien het feit dat er geen auto
is (en er niet zal komen), een warmtepomp de facto een waanzin
investering met hoge financiële gevolgen zal zijn in ons (ook al
extreem zuinige) stadswarmte huishouden in een huurwoning, en het elektra
gebruik dus langdurig op een laag pitje zal blijven bij gebrek aan (frequent
gebruikte) grote verbruikers. Nota bene: zélfs met een elektrisch
fornuis, waarvan alleen de "pitten" frequent worden gebruikt,
en de oven spaarzaam. Dat zet echter geen "zoden aan de dijk".
(2)
Gas
Polder
PV is al sedert
april 2018 "van het kookgas af", en kookt sindsdien elektrisch.
Zie de laatste
grafiek met de jaarcijfers van ons historische verbruik. Uiteraard
gebruikt de Uniper STEG warmtekracht centrale voor de stadswarmte voorziening
in onze wijk gas, maar dat wordt hier niet als zodanig meegerekend.
Dat valt onder het verbruik van stadswarmte, afgerekend in Gigajoule
(zie verder).
(3)
Stadswarmte
Ons
stadswarmte gebruik is, zoals alles bij ons, low profile, en
sinds een gestoorde idioot een krankzinnige oorlog in het oosten van
Europa is begonnen, doen we het nóg rustiger aan met de verwarming.
Zo rustig, zelfs, dat in 2023 een nieuw dieptepunt is bereikt bij het
"verbruik" ervan, slechts 5,22 GJ, een halve GJ lager dan
het al spaarzame voorgaande jaar. Stadswarmte wordt bij ons gebruikt
voor ruimteverwarming (bijna uitsluitend in de koudste wintermaanden),
en warm tapwater, wat via een geïntegreerde afleverset aan ons
appartement wordt geleverd. Door het lage verbruik blijven de beïnvloedbare
kosten binnen de perken, al is de gigajoule prijs in 2023 al torenhoog
geworden (€ 76,45, echter gemaximeerd op een bedrag van €
47,38, bij het verbruik via het in dat jaar nog geldende prijsplafond,
voor een idioot hoog verbruik van 37 GJ/jaar). Stadswarmte blijft voor
ons echter de hoogste kostenpost, vanwege het krankzinnig hoge vastrecht,
wat iedereen, ongeacht verbruikspatroon, of leefruimte, blijft betalen.
Dat is inmiddels, voor 2024, gestegen naar bijna 619 Euro incl. btw
per jaar, daar overheen komen ook nog de meetkosten van 32 Euro, en
de huur voor de afleverset, nog eens ruim 145 Euro op jaarbasis. Een
"socialer" systeem, om vastrechten naar rato van woonoppervlak
te betalen, zoals in Denemarken, blijft in Nederland een complete illusie.
Vooral kleinbehuisde gezinnen in huurwoningen, zijn hier al vele jaren
de dupe van. Den Haag blijft hiervan wegkijken, en doet er niets aan.

De
grafiek toont het vaak grillige verloop van het stadswarmte "verbruik",
wat uiteraard te maken heeft met het feit dat we eigenlijk alleen in
de wintermaanden "enig substantieel gebruik" hebben voor de
ruimteverwarming, en dat dus zeer sterk is gecorreleerd aan hoe koud
het is in die winters. De laatste jaren streven we naar minimaal gebruik,
de knoppen van maximaal 3 radiatoren werden hier pas eind november 2023
voor het eerst gebruikt, en dan ook nog blijvend spaarzaam. Voor 2022
leidde dat al tot een historisch laag verbruik, in 2023 zijn we daar
nog net een halve GJ onder kunnen blijven. Het langjarig gemiddelde
is tussen 1997 en 2023 slechts 8,19 GJ/jaar (blauwe stippellijn), met
een gele streepjeslijn is een rechtlijnige trendcurve weergegeven die
bijna horizontaal loopt. 2010 was voor ons het hoogste jaarverbruik,
maar zelfs dat was slechts een derde van het niveau voor het "prijsplafond"
in 2023 (37 GJ/jaar).
(4)
(Drink)water verbruik
Ook
op het vlak van drinkwater zijn we al talloze jaren kritisch, we zitten
vér onder het gemiddelde huishoudelijke verbruik. Het wordt sowieso
steeds problematischer voor drinkwaterbedrijven om het waanzinnige consumptieniveau
in ons land bij te houden, en zeker in de zomer gaat dit grote problemen
geven (NOS
artikel van 12 mei 2023). De grafiek toont 2 elementen, het comptabel
gemeten drinkwater verbruik via de meter van het waterbedrijf (Dunea),
en de hoeveelheid regenwater die we uit de regentonnen scheppen en voor
de toiletspoeling gebruiken.

In
deze grafiek twee, voor zuinige huishoudens, "pijnlijke" incidenten,
2 niet lang na elkaar optredende, stiekeme lekkages in onze kruipruimtes,
die voor ons een "extreme" verbruikspiek opleverden in de
betreffende jaren (2016 en 2019). Deze lekkages zijn na ontdekking verholpen
in opdracht van de verhuurder, de verlies kosten zijn ook betaald, maar
vervelend blijft het. Verder is ons drinkwaterverbruik extreem laag,
en zelfs alweer naar een nieuw dieptepunt gedaald in 2023, 19,3 kubieke
meter voor 2 personen. Dat had deels ook te maken met het feit dat we
regelmatig in ons nieuwe vakantieverblijf verbleven in Overijssel, maar
het is een mooi resultaat. Hier bovenop hebben we in 2023 ook nog 5,7
m³ regenwater gebruikt voor de toiletspoeling, totaal water verbruik
dat jaar dus, in Leiden, 25 m³ (12,5 m³/persoon per jaar =
34,2 liter/pp.dag). Volgens de branche organisatie Vewin was het verbruik
in 2022 gemiddeld bij huishoudens (zie statistiek
portal) 124 liter per persoon per dag. Daar zaten wij in 2023 dus
met een factor 3,6 onder ...
Voor
overig commentaar op onze verbruik statistieken, zie het artikel
van 3 januari 2023.
4
januari 2024: Aandelen maandproducties in jaaropbrengst:
Vergelijking langjarige gemiddeldes met het laatste volledig bemeten
jaar - 2023. Na de absolute opbrengsten aan zonnestroom in
2023 te hebben beschreven en geïllustreerd voor de PV-installatie
van Polder PV, gaan we over naar de tweede belangrijke afgeleide "dataset".
Net als vorig
jaar is deze zeer belangrijke grafiek wederom van een update voorzien.
Daarin worden de relatieve aandelen van de zonnestroom producties
van elke maand op de totale jaarproductie van elk jaar bepaald
in procent. Vervolgens worden over alle compleet bemeten jaren die percentages
per maand gemiddeld, ditmaal dus inclusief 2023. Hieruit volgt een grafiek
die een representatief beeld laat zien van de sterk seizoensmatig bepaalde
productie van zonnestroom voor het onderhavige systeem. In dit geval,
de grotendeels 23 jaar oude 1,02 kWp grote "kern" installatie
van Polder PV, op het platte dak van de vierde verdieping van ons appartementen
complex met huurwoningen in westelijk Leiden (ZH). Met de toevoeging
van de 6 toen nieuwe 108 Wp modules aan de 4 reeds anderhalf jaar eerder
geïnstalleerde (93 Wp) modules, en de netkoppeling op 12 oktober
2001 werd de "officiële productie" van die uit tien panelen
bekende kern installatie gestart.
In onderstaande
grafiek de relatieve aandelen van elke maand voor het afgesloten jaar
2023 (paars), afgezet tegen de langjarige gemiddelde percentages in
de hele reeks volledig bemeten jaren, 2002-2009 en 2011 tm. 2023 (geel).
Voor de originele maandelijkse productie data voor dit deel-systeem
in kilowatturen, zie het vorige
artikel.

2023 (paars)
De eerste jaarhelft
van 2022 gaf opnieuw enkele forse afwijkingen per maand te zien, t.o.v.
de langjarige gemiddelde waardes (geel).
Het jaar startte iets bovengemiddeld, met in januari, 2,8% van totale
jaaropbrengst, 0,3 procentpunten van het jaar aandeel hoger dan "normaal",
2,5%). Februari lag, met 5,0% van de jaaropbrengst, 0,2 procentpunt
ook iets hoger dan langjarig gemiddeld. Maart presteerde duidelijk ondermaats
(zeker in vergelijking met record
maart in 2022), met 7,6%, 1,3% procentpunt minder dan langjarig
gemiddeld 8,9%, iets lager dan eind vorig jaar). Ook april presteerde
sub-optimaal (11,7% t.o.v. gemiddeld 12,1%). Vervolgens hebben we de
2 meest positieve uitschieters van het jaar te pakken, mei met 14,3%
(t.o.v. 13,5% langjarig gemiddeld), en, vooral, zonnig
juni, met 15,5% dominant dit jaar, maar liefst 2,3 procentpunt meer
dan het langjarige gemiddelde.
In juli zakte het
aandeel weer duidelijk onder het jaarlijkse gemiddelde, 12,4 t.o.v.
13,0%. Augustus en september zaten er iets boven, 11,9 om 11,8%, resp.
9,6 om 9,4%. In het laatste kwartaal zien we weer negatieve trends terugkeren,
met 5,1 om 6,1% voor oktober, 2,9 om 3,0% in november, en een laag aandeel
van 1,4% bij een langjarig gemiddelde van 1,7% voor de laatste maand,
zwaar
verregend december 2023.
Met name het hoge
aandeel van juni op de jaaropbrengst, duidelijk hoger dan het aandeel
voor normaliter de gemiddeld hoogst productieve maand mei, valt in 2023
op als grootste "positieve outlier" van alle maanden. Maart
was de grootse tegenvaller.
Percentages
in geselecteerde periodes
Als we naar de verdeling
van de jaarhelft aandelen kijken, komen we voor 2017 op 54,7 / 45,3
% voor jaarhelften I en II. In zowel 2018 als in 2019 is die verhouding
echter weer iets bijgetrokken: 54,6% productie in de eerste, en 45,4%
in de tweede jaarhelft, t.o.v. de output in het hele kalenderjaar. In
2021 nam dat verschil weer toe, met een ratio 55,0 / 45,0%, maar werd
het weer iets kleiner in 2022, met een ratio 54,9% / 45,1% tussen de
beide half-jaren. In 2023 zitten we weer op het niveau van 2021.
Bij vergelijkingen
van eigen productie resultaten met deze specifiek voor Polder PV systeem
gemaakte grafiek dient altijd een waarschuwing in acht te worden genomen.
Sterke afwijkingen van de hellingshoek, oriëntatie t.o.v. het zuiden,
en microklimaat aberraties (hoge stofbelasting, of bijv. mogelijk extra
instraling en/of verkoelende effecten indien systeem vlak bij een groot
wateroppervlak staat), kunnen nogal wat impact hebben op de procentuele
verdeling tussen de maanden bij andere PV installaties. Globaal zal
het beeld wel vergelijkbaar zijn, maar op detail niveau kunnen beslist
afwijkingen worden vastgesteld voor de eigen installatie.
Voor de al frequent
toegepaste "oost-west" installaties (met name op platte daken,
waarvan de penetratie op grote daken al byzonder hoog is, en zelfs ook
al "ingeburgerd" bij vrije-veld projecten) verwijs ik gaarne
naar een prachtige, klassieke zomer (dag-)curve van zo'n systeem, die
zo in een studieboek voor installateurs kan worden opgenomen (tweet
Polder PV van 22 januari 2016). Uiteraard gaat het in dergelijke,
al vrijwel usance geworden installatie configuraties, om een
nogal afwijkende verdeling van de productie per dag (per oriëntatie),
en zal dit ook de nodige impact kunnen hebben op de productie verdeling
over het jaar. Al helemaal, als dergelijke systemen niet "pal oost-west"
staan, maar bijvoorbeeld, zoals ik al talloze malen heb gezien, bijvoorbeeld
OZO/WNW of WZW/ONO. Om maar niet te spreken over een toenemend aantal
installaties die zelfs (bijna pal) "zuid-noord" zijn opgesteld.
U vindt een iets
uitgebreidere toelichting van de ververste maand aandelen grafiek op
de specifieke pagina op Polder PV:
Bron:
Maandelijkse uitlezingen van alle 13 OK4E-100 micro-inverters bij Polder
PV, en daarvan afgeleide percentages
3
januari 2024: Na een zeer goed voorgaand jaar
werd 2023 een ondermaats productiejaar voor Polder PV - het kan vriezen,
het kan dooien. Het zat er natuurlijk al een tijdje aan te
komen, met de gemiddeld genomen duidelijk ondermaatse productie cijfers
in voorgaande maanden. Een beduidend slecht presterende, verzopen december
maand in 2023 sloot het jaar af, wat, na 2010, het op een na slechtste
productie jaar werd voor Polder PV.
Hieronder worden
de primaire productie gegevens voor december weergegeven. Data verkregen
uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze,
voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie
(netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12
oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010). De
meterstanden voor eind december 2023 zijn het resultaat van interpolaties
van meterstanden opgenomen op 28 december, resp. 2 januari in het nieuwe
jaar, in combinatie met instralingsdata in de korte vakantieperiode
van KNMI meetstation Voorschoten. Gezien de relatief lage productie
in deze periode, zijn die interpolaties behoorlijk betrouwbaar.

De
tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen
van Polder PV. Links is de productie in december weergegeven; rechts
de cumulatieve productie van het hele kalenderjaar (januari tm. december
2023). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep
in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke
opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende
vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.
De
beste specifieke opbrengsten in december 2023 werden door de lang goed
presterende Kyocera paneeltjes behaald, 13,9 kWh/kWp. Verrassend is,
dat de lange tijd matig producerende set panelen op ZZO, in de voorste
rij (rode band), hier
op de 2e plek kwam, met 13,0 kWh/kWp. Vermoedelijk, omdat deze in de
winter geen schaduw vangt i.t.t. de in de achterste rij staande panelen,
en dat, ondanks een problematische verbinding, bij de lage productie
volumes dit kennelijk veel minder een rol speelt dan in zonnige maanden.
Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene
band) had een opbrengst van ruim 16 kWh, wat neerkomt
op een specifieke opbrengst van 12,1 kWh/kWp.
Vergelijken
we de specifieke producties in december 2023 met die in het zonnige
jaar 2022 (1-na-laatste kolom rechts), valt direct op dat afgelopen
december een stuk minder zon mocht genieten. De productie verschillen
met december 2022 zijn zelfs tussen de 34 en 40% lager. Het KNMI kwalificeerde
december 2023 dan ook als "zeer zacht, zeer nat en somber".
Er werden slechts 35 zonuren gemeten, t.o.v. 58 over het langjarige
gemiddelde (referentie periode 1991 - 2020). Meetstation Den Hoorn op
Terschelling had nog het meest geluk, met 50 zonuren, in Twente, waar
Polder PV tijdens de jaarwisseling verbleef, was het die maand zéér
somber, met slechts 20 zonuren.
Kalenderjaar
2023
Bij
de cumulatieve specifieke productie heeft Polder PV voor zijn oude installatie
voor het gehele kalenderjaar 2023 de volgende metingen vastgesteld.
De oudste set (93 Wp, lichtblauwe band)
panelen deed het met een hoogste volume van 919 kWh/kWp
veruit het best van alle deelgroepjes. De al langere tijd problematische,
in de voorste rij staande, op ZZO gerichte 2 108 Wp modules (rode band)
deden het, met 685 kWh/kWp, zoals verwacht kon worden, het minst goed
(rood omlijnd vakje). Het oude kernsysteem van 10 panelen (1,02 kWp),
als zodanig al actief sedert oktober 2001, en dus in zijn geheel 22
tot ruim 23 jaar oud, blijft, ondanks de nodige problemen, toch nog
redelijk presteren, met 851 kWh/kWp over het gehele
jaar.
De
verschillen met "bijna record jaar" 2022, waarvan de specifieke
producties in de laatste kolom zijn afgebeeld, zijn echter behoorlijk
groot, tussen de 12 en 19% voor de meeste deel-systemen. Met als sterk
negatieve uitzondering het al genoemde duo in de voorste rij staande
ZZO 108 Wp panelen, die het maar liefst 31% slechter deden dan in (zonnig)
2022.
In
het voorlopige
jaaroverzicht over 2023, stelt het KNMI dat het jaar byzonder was,
vanwege de opgetreden combinatie "zeer nat" (zelf het natste
jaar ooit gemeten!), en "zeer zonnig". Dit komt bijna nooit
voor, maar dus wel in 2023. Er werden 1.913 uren zon gemeten, het landelijk
gemiddelde (referentie 1991 - 2020) was 1.774 zonuren, dus in 2023 was
het bijna 8% meer. Een deel van de "meer" prestatie, was voor
het grootste deel te wijten aan de record-zonnige juni maand. Kuststation
Vlissingen verzilverde haar langjarige historie door het hoogst aantal
gemeten zonne-uren van alle meetstations in 2023, met 2.067 zonuren
(historisch gemiddelde: 1.889 zonuren aldaar). Deelen in de centrale
Veluwe moest het met slechts 1.775 zonuren doen, al was ook dat nog
steeds 8% hoger dan het langjarige gemiddelde voor dat buurtschap in
het Gelderse Ede.

In
deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen
(1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. Tot oktober
2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties
daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten.
Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net,
vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen
in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte
lijn in de grafiek.
Het
inmiddels afgesloten jaar 2023 laat door de bank genomen
(zwaar) teleurstellende resultaten zien, vanwege (vermoedelijk) problematische
verbindingen op het dak. 9 van de 12 maanden vertoonden een (fors) sub-gemiddelde
maandopbrengst, alleen januari en juni kwamen bovengemiddeld uit met
de gemeten productie. Daarmee stond 2023 voor Polder PV in schril contrast
met 2022, waarin een lange reeks zeer hoge maandproducties werd behaald.
Juni was volgens
het KNMI "de zonnigste junimaand sinds het begin van de waarnemingen",
en stak ook bij Polder PV boven de rest uit, op 2003 na. Zie het maandbericht
voor die maand elders op de Polder PV website.

In
deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste
vier jaar getoond. Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen
soms groot in de lange zomerse periode. Zoals in de maanden mei, juli
en augustus. In juni lagen de producties relatief dicht bij elkaar,
met, bij hoge uitzondering, de hoogste output in record-zonnig juni
2023. Bijna alle andere maanden presteerde onze oude installatie echter
duidelijk sub-optimaal t.o.v. het langjarige gemiddelde (zwarte lijn).
Het relatieve verschil in maart was het hoogst, omdat die maand in 2022
zéér
hoog scoorde (zelfs hoger dan de opvolgende maand april).

In
deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar
voor alle 12 maanden per kalenderjaar, inclusief december. De eerste
twee jaren gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen
grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel
lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is
in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023)
inmiddels 928 kWh voor dit deel-systeem. Iets lager
dan de 931 kWh in de periode 2002-2022. Hierin is 2010 niet meegenomen
vanwege de bijna een maand durende dakrenovatie in het najaar, waarbij
het volledige systeem van het net was gekoppeld.
We
zien dat er 4 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 4 gering)
bovenuit steken. 2003 is daarbij nog steeds record houder gebleven,
met 1.070 kWh (15,3% hoger dan langjarig gemiddeld). 19 jaar later heeft
2022, vanwege record opbrengsten in maart en augustus en in totaal 11
maanden bovengemiddeld presterend, haar al eerder verworven respectabele
2e plaats gehandhaafd, met een mooie opbrengst van 1.037 kWh, Na deze
2 voorlopers, valt er duidelijk een "gat", waarbij de nummers
3 en 4, 2018 en 2009, producties van 963 resp. 948 kWh in het gehele
kalenderjaar laten zien. Daarna zijn de verschillen tussen de jaren
onderling beduidend minder. 2010 kwam niet verder dan 860 kWh. De reden:
een groot deel van oktober, en een klein deel in september was onze
installatie beschaduwd dan wel van het net gekoppeld vanwege een forse
dakrenovatie (zie bericht
van 31 oktober 2010). Dat was voor dat jaar dus een - al lang in
de vergetelheid geraakte - tijdelijke domper, met gelukkig niet al te
hoge impact. Het was immers al flink najaar destijds, met kortere dagen
en de nodige bewolking.
Als
we 2010 als "niet representatief" beschouwen vanwege genoemde
dakrenovatie, is tot nog toe 2023 het slechtst uit de bus gekomen. Wat
niet vreemd is, gezien de al vastgestelde problemen met de installatie.
In dat jaar produceerde ons kern-systeem 6,5% minder zonnestroom dan
het langjarige gemiddelde, en zelfs 16,3% minder dan in het zeer zonnige
voorgaande jaar 2022.
In
de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023
weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta
streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een
niveau van 918 kWh. De productie in 2023 ligt 5,4%
onder deze mediaan waarde.

In
deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom)
productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen
kleur. We zien voor het jaar 2023 na aanvankelijk een
gemiddelde start in januari-februari, dat, vanwege problemen met de
installatie, de curve duidelijk onder het langjarige gemiddelde (zwarte
streepjeslijn) duikt, in juni een korte opleving laat zien, om vervolgens
weer weg te zakken, naar een voorlaatste positie, eind van het jaar.
Rekenen we 2010 als niet representatief jaar, is 2023 tot nog toe dus
het slechtste productiejaar in de lange historie van Polder PV geworden,
met een jaaropbrengst van slechts 868 kWh voor deze deel-installatie.
Dat is 2% lager dan het tot nog toe laagste productie tonende "normale"
jaar, 2012 (885 kWh).
Data
Anton Boonstra, Siderea.nl, Klimaatakkoord
Boonstra
publiceerde in ieder geval al (vóór oudjaar!) een eerste
kaartje met de jaarproductie in 2023, per provincie bepaald van opgaves
in het PVOutput.org portal, van ruim 1.200 grotendeels residentiële
installaties (links onderaan).
De
gemiddelde specifieke productie opbrengst lag voor heel Nederland op
884,7 kWh/kWp in 2023, wat bijna 11% lager lag dan in het zeer zonnige
2022 (992,9 kWh/kWp). De extremen lagen in Fryslân (835 kWh/kWp),
resp. 940 kWh/kWp in welbekend zonnig Zeeland. Een verschil van bijna
13% t.o.v. Fryslân. In relatieve zin was het verschil met 2022
het kleinst in Groningen (-8,9%), het grootst in Flevoland (-12,5%).
Boonstra voegde ook nog een vergelijking met het "normalere"
jaar 2021 toe in een extra Tweet.
Op
mijn verzoek plaatste hij ook de horizontale instraling gemiddeld per
provincie. Met als disclaimer van Anton "incomplete data van het
KNMI in 2022 van station Twenthe, Wilhelminadorp en Arcen door mijzelf
aangevuld". Extremen lagen voor kalenderjaar 2023 tussen de 1.084
kWh/m² (Drenthe) en 1.160 kWh/m² (Zeeland). De relatieve verschillen
met zeer zonnig 2022 lagen tussen de -4,7% (Drenthe), en -8,2% (Utrecht).
Siderea.nl
publiceerde op 2 januari een kort bericht met "De stroomproductie
uit zonnepanelen was in 2023 een kleine 3% hoger dan het langjarig gemiddelde
(2001-2020)". Bij het KNMI is de officiële referentie de langere
periode, 1991-2020, waarbij dus gemiddeld genomen "zonniger jaren"
extra zijn meegenomen, vanwege de toename aan zonneschijn.
Siderea
verwijst voor hun opbrengst prognoses naar de nieuwe, interactieve Landelijke
Opbrengst Berekening,
met meer datapunten dan vroeger werden vermeld. En komt daarbij tot
hoge haalbare specifieke opbrengsten van 9 (midden Overijssel &
Drenthe) tot 15 kWh/kWp.jr (Zeeland) voor goed werkende installaties
met "gemiddelde oriëntaties", ZW of ZO, in december 2023.
Tot waarden van 10 (midden Overijssel) tm. 17 kWh/kWp (Zld, Limburg),
voor installaties met optimale oriëntaties, op pal Z.
Op
jaarbasis komt Siderea.nl tot 940 (Deelen, centr. Gelderland) resp.
1.029 kWh/kWp (Zeeland) voor gemiddelde oriëntaties, en tussen
de 997 (Z. Drenthe) en 1.096 kWh/kWp (Zeeland), voor optimale oriëntaties,
voor heel 2023. Zoals eerder al gememoreerd, zijn dit ideale gevallen,
veel recenter geplaatste installaties halen deze prognoses niet, omdat
ze onder suboptimale omstandigheden zijn gerealiseerd. Bovendien komen
tijdelijke afschakelingen, gewild (negatieve stroomprijzen bij dynamisch
stroom contract), dan wel ongewild (spanningsproblemen op het laagspanningsnet,
a.g.v. hoge penetratiegraad van PV op relatief "dun" uitgelegde
netten) vaker voor, wat de haalbare jaarproducties onder druk zet.
De
Klimaatakkoord website
is er al een tijdje mee gestopt, en er verschijnen daar geen actuele
maandoverzichten meer over de status quo bij de productie van energie
uit hernieuwbare bronnen. Nieuwe activiteiten, rapportages, etc., zijn
naar het zoveelste nieuwe portal verschoven, het "Nationaal
Klimaat Platform". Op 28 december 2023 werd al een zeer voorlopig
overzicht gegeven voor afgelopen jaar.
Het
aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen nam toe naar bijna 17%,
wat hoger is dan het "tussendoel" 16% in 2023. Bij alleen
elektra werd 50% aandeel uit hernieuwbare bronnen bereikt (2022: 41%;
2021: 33%, afschatting van het PBL: 85% mogelijk in 2030), waarbij de
grootste contribuanten in 2023 achtereenvolgens zonnestroom (17,6% van
totale productie), wind op land (15,1%), wind op zee (9,9%), en biomassa
(7,3%) waren. Er zijn grootse plannen voor uitbreiding van wind off-shore,
er komt een nieuwe tender voor 4 GW (huidige capaciteit is 4,5 GW).
Die de gestelde doelen versneld dichterbij zullen brengen, als er geen
kinken in de spreekwoordelijke kabels komen.
Het
portal geeft ook nog enkele records weer. Wind off-shore produceerde
op 24 december 210 GWh, maar op 12 februari was dat slechts 1,5 GWh.
Zonnestroom piekte op 140 GWh, op 13 juni (eq. van 40% van de Nederlandse
stroomvraag), maar op 19 december was dat slechts 3,5 GWh. December
had de hoogste productie uit hernieuwbare bronnen (ruim 30 PJ), met
name vanwege een hoog aandeel van windenergie. December had tevens het
hoogste maandelijkse groeipercentage in 2023, t.o.v. december 2022.
Bij
overschotten die boven de nationale stroomvraag uitstijgen, resulteren
vanwege de "marktordening" negatieve elektriciteitsprijzen
op de stroombeurs. Het aantal uren dat deze negatief waren, steeg van
85 in 2022, naar al minstens 308 uren in 2023.
Er
zou ook 5% minder elektra zijn verbruikt in 2023, wat, bij toenemende
groei van wind- en zonnestroom, de noodzaak van opslag (accu's, waterstof
productie en buffering) doet toenemen.
Energieopwek.nl
De
brondata
voor het Klimaatakkoord worden als vanouds berekend door de computers
van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl
website). In december 2023 werd het hoogste gemiddelde vermogen al op
2 december bereikt, 927 MW, daarna kabbelde het op een lager niveau
verder naar het eind van het jaar. Het hoogste niveau in december 2022
lag hoger, op 1,29 GW (14 dec. 2022, aangepast cijfer). Het "record"
van 2 december 2023 komt neer op een berekende zonnestroom productie
van 0,927 (GW) x 24 (uren) = ruim 22 GWh. Het hoogste niveau in december
2022 was 31 GWh, in december 2021 lag het op bijna 22 GWh (op 21 december
dat jaar). Het geeft eens te meer het "treurige" karakter
weer van afgelopen, verzopen december, zonder hoge productiepieken,
bij een flink toegenomen productie park.
Voor
de maand december 2023 werd
de hoogste momentane output piek voor zonnestroom door energieopwek.nl
midden op de dag ook berekend op de 2e, 5,1 GW. Deze berekende december
piek is beduidend lager dan de hoogste piek in november. Die werd in
die maand op de 7e behaald, met 6,7 GW.
Het
absolute record tot nog toe zou op 13 juni 2023 zijn behaald, met een
momentane (berekende) output van maar liefst 15,87 GW. De verwachting
is, dat, gezien de flink gegroeide PV capaciteit in Nederland, dat record
weer aan diggelen gaat vanaf de instralings-rijke voorjaars- tot zomermaanden,
in 2024.
Bronnen:
Meetdata
Polder PV sedert maart 2000
December
2023. December was zeer zacht, zeer nat en somber (maandbericht,
2 januari 2024, voorlopig overzicht)
2023:
natste en warmste jaar sinds het begin van de metingen (voorlopig
jaaroverzicht KNMI, 29 december 2023)
Jaar
2023. Recordwarm, recordnat en zeer zonnig (voorlopig jaaroverzicht
KNMI, uitgebreider, 2 januari 2024)
Anton
Boonstra
3
januari 2023 Horizontale instraling per provincie in 2023 in vergelijking
met het niveau in 2022
31
december 2023 Gemiddelde productie in kalenderjaar 2023 t.o.v. ditto
2022 bij ruim 1.200 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform
31
december 2023 Gemiddelde productie in kalenderjaar 2023 t.o.v. ditto
"normaler jaar" 2021, ter vergelijking
En
verder:
2023:
Hernieuwbaar verder gegroeid. Meerdere doelen gehaald (bericht Nationaal
Klimaatplatform portal, al wat prematuur op 28 dec. 2023 geplaatst)
Siderea.nl
(bericht 2 januari 2024 en verwijzing naar interactieve
LOB berekening pagina)
Martien
Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek
van de dag":
Berekende
opbrengst 2023 5% lager dan in 2022 (1 jan. 2024; een stuk gunstiger
dan de fysieke meetresultaten weergegeven in Boonstra's PVOutput.org
portal analyse)
Groei
jaarlijkse stroomproductie uit zonlicht (30 dec. 2023; berekende
productie, naar 20,4 TWh in 2023)
Gemiddelde
dagopbrengsten berekend voor zonnestroom in 1 grafiek (28 dec. 2023;
2014 tm. 2023)
Nederlandse
z onnestroom productie per dag in 2023 (27 dec. 2023, berekend)
Relatie
day-ahead stroomprijs versus percentage zon en wind in de stroommix
(26 dec. 2023; surprising graph for many)
Stroomvraag
in Nederland 2023 vs. gemiddelde 2017-2021 (25 dec. 2023; stroomvraag
blijft al vele jaren lang "irritant stabiel", en daalt zelfs)
|